In gesprek met een radioloog

Het is alweer even geleden dat er een blog is geplaatst hier, maar dit interessante specialisme wilden we jullie zeker niet onthouden. Namelijk: de radiologie! Sommigen zien het als het vak van de toekomst, sommigen zien het als het specialisme dat als eerste zal worden vervangen door AI (artificial intelligence).
Ik ga in gesprek met Jorian Krol, tot een aantal maanden geleden AIOS radiologie, maar momenteel kersverse radioloog. Hij vertelt over zijn tijd als AIOS en zijn kijk op het specialisme radiologie.

Jorian aan het werk, het beoordelen en verslaan van een röntgenfoto
Jorian aan het werk, het beoordelen en verslaan van een röntgenfoto

Jorian, wat leuk dat je iets wilt vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als radioloog in opleiding?
We beginnen ‘s ochtends met het “Heilig Half Uur”, hierin laten zowel AIOS, coassistenten en de radiologen casus zien die interessant of zeldzaam zijn of een mooi voorbeeld van een ziektebeeld. Hierna gaat iedereen naar zijn sectie van de dag (bijvoorbeeld neuro, thorax, abdomen etc.) Dan versla je die dag alles wat bij jouw sectie hoort, dus conventionele onderzoeken, CT’s, MRI’s, PET/CT’s etc. Dit bespreek je in het begin allemaal met de radioloog die je superviseert, naarmate je verder in de opleiding bent, doe je meer zelfstandig.

Daarnaast heb je regelmatig echo’s of doorlichtingsonderzoeken die je maakt waarbij je best uitgebreid patiënt contact hebt. Ook doen we meerdere keren per dag echo of CT geleide puncties. Verder zijn er gedurende de week veel MDO’s die je voorbereid en naarmate de opleiding vordert doe je die ook zelfstandig.

Echokamer waar Jorian echo's verricht bij patiënten
Echokamer waar Jorian echo’s verricht bij patiënten

Waarom heb je gekozen voor het specialisme radiologie, was het een lastige keuze?
Tijdens jaar 3 van de geneeskunde opleiding kregen we college van Simon Robben, kinderradioloog uit het MUMC+ (voor de mensen uit Maastricht wel bekend). Ik vond het zo fascinerend wat hij allemaal kon zien op de plaatjes, daar wilde ik meer van weten. Een keuzecoschap en semicoschap radiologie verder wist ik dat ik radioloog wilde worden! Het was voor mij dus absoluut geen lastige keuze omdat ik tijdens mijn co-schappen radiologie echt wist wat een radioloog precies deed en hoe je als een beginnende AIOS werd behandeld (zelf onderzoeken verslaan onder supervisie, zo leer je dus echt wat het vak inhoudt).

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit?
De sollicitatie procedure gaat per regio (1 academisch ziekenhuis, minimaal 2 perifere ziekenhuizen). In de regio Arnhem, Den Bosch, Nijmegen gaat het als volgt, maar ik denk dat de andere regio’s veel overeenkomen. Je stuurt een motivatie brief en CV en meestal volgt dan een gesprek. Dit is met de opleiders van de regio, nog een radioloog van een van de ziekenhuizen en twee AIOS. Als je dan bij de laatste paar zit, volgt er meestal een meeloopdag in een of meer van de ziekenhuizen. Als beide partijen daar positief over zijn, ben je aangenomen!

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit?
De opleiding is 5 jaar. De eerste helft heet Common Trunk, hierin doe je alle verschillende onderdelen van de opleiding. In het eerste jaar ga je roulerend langs alle secties die je nodig hebt voordat je de dienst in gaat (pas in het einde van het eerste jaar). Vervolgens ga je nog verder langs de andere secties zoals interventie, mammo en nucleaire geneeskunde. Rond 2 jaar begin je met je uitwisseling (perifeer – academisch) en rond 2,5 jaar of eerder begin je met differentiëren. Hierin kies je welk subspecialisme je verder in wilt specialiseren. Er zijn behoorlijk wat subspecialisme waaruit je kunt kiezen, namelijk: cardiothoracaal, abdomen, muskuloskeletaal, neuro/hoofd-hals, mammo, kinder, nucleaire en interventie. Naarmate de opleiding vordert krijg je steeds meer verantwoordelijkheid en ga je ook jongerejaars AIOS superviseren bijvoorbeeld.

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria?
Er zijn niet echt criteria om een opleidingsplek te bemachtigen. Het belangrijkste is dat je natuurlijk een goede motivatie hebt om radioloog te worden en dat je snapt wat het vak inhoudt. Een coschap radiologie of een ANIOS plek radiologie (die zijn er steeds meer) laat dit het beste zien natuurlijk. Veel mensen zijn eerst ANIOS chirurgie, interne geneeskunde of SEH geweest, anderen hebben een PhD gedaan waar beeldvorming een rol in speelde, maar er zijn er ook genoeg die direct uit de opleiding komen!

 Hoe zie jij de toekomst van het specialisme radiologie? Is het de toekomst of zal het vervangen gaan worden door AI?
Radiologie is het specialisme wat de afgelopen jaren enorm is veranderd en ook heel erg veel zal gaan veranderen. Aangezien het zo verweven is met de technologie waar het van afhankelijk is, gaan de veranderingen net zo snel als de technische veranderingen. Kijk alleen al naar hoe computers en telefoons er 10 jaar geleden uitzagen, zo gaat dat ook met de scanners en andere apparatuur. Hierdoor gaat de beeldvorming sneller, zijn de beelden mooier en kunnen we veel gedetailleerdere beeldvorming maken. Dit is ook het leuke en uitdagende van het vak! Er wordt ook steeds vaker beeldvorming gedaan, met name CT en MRI. Dit zijn honderden, soms duizenden plaatjes per onderzoek, waardoor het langer duurt om dit te beoordelen als radioloog. Hier hebben we hulpmiddelen voor nodig om dit met de beschikbare radiologen te beoordelen. Daar zal AI een grote rol in gaan spelen. We gebruiken al steeds meer AI in het dagelijks werk. Wat je al snel merkt als je ermee werkt, is dat AI bijvoorbeeld heel goed is in detectie, maar vervolgens het daadwerkelijk beoordelen en deduceren wat er daadwerkelijk aan de hand is, daar loopt AI nog heel erg achter. AI zal de radioloog dus niet gaan vervangen, mits de radiologen leren omgaan met AI en het integreren in hun werk. AI haalt de saaiere, eenvoudigere taken weg van de radioloog, waardoor je meer tijd hebt om moeilijkere scans te beoordelen of MDO’s voor te bereiden en te doen. Radiologie is dus hét specialisme dat snel blijft veranderen in de toekomst, waarbij de radioloog en AI goed samen gaan werken en de radioloog zeker niet vervangen gaat worden! 

Werkplek van een radioloog (in opleiding)
Werkplek van een radioloog (in opleiding)

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?
Het allerleukste is de puzzel oplossen! Een patiënt heeft klachten of een bepaald klinisch beeld en aan ons de taak om uit te zoeken wat er met de patiënt aan de hand is. Daarnaast “zie” je heel veel patiënten op een dag, waardoor het heel afwisselend is.
Het lastige is dat je een klein deel uitmaakt van het ziekteproces van veel patiënten, waardoor je actief moet opzoeken wat er uiteindelijk met de patiënt gebeurd.

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Zeker draaien we ook diensten. We zijn dan meestal als enige arts van de radiologie in het ziekenhuis samen met de laboranten die dienst doen. Je wordt gebeld door de spoedeisende hulp of de kliniek over onderzoeken die ze in de dienst willen hebben. Meestal zijn dit röntgenfoto’s, CT’s en echo’s en heel soms een MRI. Vervolgens versla je die onderzoeken en bel je de uitslag door zodat de aanvragende artsen weer verder kunnen. In de dienst moeten er soms ook drains geplaatst worden, bijvoorbeeld in een galblaas of een abces, dat doen wij dan ook tijdens de dienst. Daarnaast doet de interventieradioloog veel verschillende behandelingen in de dienst zoals een trombectomie bij een stroke of coilen van bloedingen. 

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis?
Het grootste deel van ons werk is verslagwerk, wat eigenlijk ook alle administratie is die we hebben. Het enige wat we daarnaast moeten doen, is aanvragen die artsen hebben gemaakt protocolleren, dan bepalen wij wat voor onderzoek het gaat worden en hoe die precies gescand moet worden. Behalve die dingen hebben we geen administratie, dus veel minder dan gemiddeld in het ziekenhuis! Dit zorgt ervoor dat je dus meer tijd bezig bent met medisch inhoudelijke zaken, ook een van de redenen dat ik de radiologie zo leuk vind. 

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Ik zou eigenlijk iedere coassistent een coschap radiologie aanraden. Ook als je al zeker weet dat je geen radioloog wilt worden, is het super leerzaam om te weten hoe de beeldvorming gemaakt wordt en hoe je dat moet beoordelen. Daarnaast komen mensen geregeld een paar dagen meekijken om te kijken wat het vak precies inhoudt.  

In gesprek met een donorarts

Bij het profiel Arts Maatschappij & Gezondheid kan er naast infectieziektebestrijding (lees de blog daarover hier) ook gekozen worden voor donorgeneeskunde. Vandaag gaan we in gesprek met twee artsen: Sanneke, voormalig anios bij Sanquin en Inge, donorarts bij Sanquin. Sanneke vertelt over haar ervaring als anios donorgeneeskunde en Inge vult aan.

Wat leuk dat jullie ons iets willen vertellen over het specialisme donorarts! Hoe zijn jullie hier terecht gekomen?
Sanneke: Na een aantal jaar op meerdere plekken als arts gewerkt te hebben, wist ik eigenlijk niet goed meer wat ik wilde. Ik had net ontslag genomen als anios chirurgie, omdat de hectische werkomgeving van het ziekenhuis toch niet goed bij me bleek te passen. Ik wilde even totaal iets anders, vooral iets met wat meer structuur. Zodoende ben ik gaan zoeken op internet naar interessante vacatures en kwam ik de vacature donorarts bij Sanquin tegen. Ik kon een dag meelopen, waardoor ik een beter beeld kreeg van de basistaken van een donorarts bij Sanquin en had het idee dat dit werk me wel de rustigere en meer gestructureerde werkomgeving kon bieden die ik op dat moment nodig had. Zodoende ben ik gestart met het werk als donorarts bij Sanquin, wat ik uiteindelijk één jaar heb gedaan. Momenteel ben ik op zoek naar de volgende uitdaging.

Inge: Zelf ben ik bij Sanquin terecht gekomen na één jaar als anios interne geneeskunde te hebben gewerkt. Het idee dat ik van de interne geneeskunde had, bleek in de praktijk toch anders te zijn: weinig tijd voor de patiënten, veel overleggen, regelen van onderzoeken, hiërarchie in het ziekenhuis. Dat waren allemaal factoren die mij opbraken. Toen kreeg ik een oproep voor bloeddonatie binnen, en per toeval kwam ik op de website het kopje ‘vacatures’ tegen. Ik reageerde op de functie donorarts en nu, 15 jaar later, werk ik hier nog steeds met plezier.

Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Sanneke: Als donorarts ben je (eind)verantwoordelijk voor de medische zaken van de keuringssessies. De meeste keuringen worden uitgevoerd door specialisten bloedinzameling, de mensen die bij het gehele bloedafnameproces betrokken zijn, maar onder andere nieuwe donoren en sommige senioren keur je zelf. Bij zo’n donorkeuring neem je de vragenlijst, die zij vooraf hebben ingevuld, door en bepaal je of de donor wel of niet (die dag) mag doneren. Daarnaast meet je de bloeddruk en het hemoglobine middels een vingerprik. Bij nieuwe donoren geef je uitleg over het proces en aandachtspunten van doneren.

Verder ben je als donorarts het aanspreekpunt voor de specialisten bloedinzameling en zorg je dat de donor, als er complicaties optreden tijdens het doneren, de juiste zorg krijgt. Daarnaast controleer je de keuringen die uitgevoerd zijn door de specialisten bloedinzameling op medische inhoud.

Naast de basistaken kun je bijvoorbeeld ook de landelijke telefoondienst op je nemen, afwijkende testuitslagen (zoals positieve hepatitis B en hiv testen of een te laag ferritine) afhandelen of deelnemen aan een werkgroep; zoals de werkgroep die richtlijnen maakt waar donoren aan moeten voldoen voor een veilige donatie. Daarnaast heeft elke bloedbank locatie een ‘senior donorarts op locatie’ die zich meer met organisatie bezighoudt.

Inge: Ik ben begonnen als algemeen donorarts. Later ben ik doorgegroeid naar senior donorarts, waarbij je meer verdieping en taken buiten de afnamesessies om hebt.
Verder is mijn grootste nevenfunctie keyuser eProgesa DG. eProgesa is ons belangrijkste softwaresysteem, waarin alles wordt bijgehouden, van registratie van de donor aan de balie tot uitgifte van het product richting ziekenhuis. Indien er bijvoorbeeld een vraag op de vragenlijst moeten worden veranderd, is het aan mij om dit goed te regelen met onze ICT-afdeling.
Je kan dus naast het reguliere werk veel leuke andere dingen doen. En ondanks dat je vaak alleen bent op locatie, leer je toch je collega’s via werkgroepen kennen.

Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Sanneke: Het leuke aan dit werk is de sfeer van de gesprekken met donoren en binnen het team. Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst. Daardoor kun je erg leuke en grappige gesprekken over allerlei willekeurige onderwerpen hebben met donoren. Daarnaast vond ik het leuk om over de moeilijkere vraagstukken van de specialisten bloedinzameling na te denken en een weloverwogen beslissing te nemen over het wel of niet doneren. Niet alle aandoeningen staan in de richtlijnen, dus me verdiepen in een niet veelvoorkomende aandoening en beslissen over het mogelijke bijbehorende risico voor donor of ontvanger was een leerzame uitdaging

Het minder leuke aan het werk vond ik de verdeling van de werkdruk. Op het ene moment had ik maar een paar keuringen gepland in de agenda, terwijl op andere momenten naast een volgeplande agenda ook nog een aantal seniorenkeuringen en vraagstukken stonden te wachten.

Heb je veel administratie tijdens je dag?
Sanneke: De administratie vond ik goed te doen, het is niet zoveel als in het ziekenhuis. Tijdens de keuringen is het de bedoeling dat bepaalde medische informatie in het dossier wordt genoteerd en dat de vragenlijst die de donor heeft ingevuld ook in de computer gezet wordt. Dit kon ik bijna altijd helemaal tijdens de keuring doen, terwijl de metingen bezig waren. Hierdoor was een keuring ook echt afgesloten als de donor de kamer weer uitliep om de donatie te gaan geven.

Het andere deel van de administratie, het controleren van de medische inhoud van de keuringen uitgevoerd door de specialisten bloedinzameling, probeerde ik zoveel mogelijk tussendoor te doen. Dit betreft vooral het doorlezen van de toelichting op het vragenformulier en zorgen dat dat in lijn was met de regels van de richtlijnen. Op het moment dat daar iets niet leek te kloppen, zocht je verheldering in het dossier of bij degene die de keuring verricht had en probeerde je dit, waar nodig, (samen) op te lossen.

“Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst.”

Werk je veel samen met andere artsen of ben je met name met je eigen taken bezig?
Sanneke: Als donorarts ben je voornamelijk met je eigen taken bezig. Tijdens de keuringssessies ben je in principe de enige arts op locatie en werk je samen met de specialisten bloedinzameling. Je werkt in sommige werkgroepen wel samen met andere artsen en je ziet de artsen uit je eigen regio eens in de paar maanden tijdens een training of intercollegiaal bespreekmoment.

Hoe werkt de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot donorarts? Hoe ziet vervolgens de opleidingstijd eruit?
Inge: Sinds 2015 is donorgeneeskunde een erkend profiel geworden. Sinds vorig jaar is de volledige opleiding eindelijk van start gegaan, deze wordt via de NSPOH geregeld en valt onder de opleiding arts Maatschappij + Gezondheid. Je solliciteert via artsMG.nl en de selectieprocedure is competentiegericht.
De opleiding bestaat uit twee fasen, waarbij in de eerste fase de sociaalgeneeskundige basis wordt gelegd en de specialisatie in één van de acht profielen wordt voldaan; jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding, medische milieukunde, sociaal medische indicatiestelling en advisering, beleid en advies, vertrouwensarts en donorgeneeskunde.

Je start als arts in opleiding tot specialist met een opleidingsperiode van negen maanden bij een als opleidingsinstelling erkende organisatie binnen de donorgeneeskunde: Sanquin, Matchis, NTS of Eurotransplant. Ben je bij start van de opleiding al minstens een jaar werkzaam als donorarts bij een erkende opleidingsinstelling? Dan start je de eerste opleidingsperiode in principe bij een andere opleidingsinstelling. Daarna volg je twee stages van drie maanden: een klinische stage en een stage in de breedte van het werkveld van de arts Maatschappij + Gezondheid. De stages zijn gericht op verbreding en verdieping van je expertise en worden afgestemd op je individuele opleidingsplan. Vervolgens ga je door met een opleidingsperiode van zes maanden. Dit doe je bij een andere opleidingsinstelling dan de organisatie waar je je eerste opleidingsperiode hebt gevolgd. Je sluit de opleiding af met een keuzestage op basis van je individuele opleidingsplan. Deze stage duurt drie maanden.
Gedurende de hele opleiding volg je gemiddeld één dag per week over diverse thema’s cursorisch onderwijs bij de NSPOH. Ook de juridische grondslag van je werk en advies- en gespreksvaardigheden komen aan bod. Voor verdieping volg je keuzeonderwijs.  Daarnaast volg je – samen met de deelnemers van de andere eerste faseopleidingen M+G – sociaalgeneeskundige onderwijsmodules bij NSPOH.
De opleiding tot donorarts KNMG is duaal ingestoken: deels theoretisch, maar vooral ook praktijkgericht. Je krijgt opdrachten die je toepast in je dagelijkse werk bij je opleidingsinstelling. Afhankelijk van de omvang van je dienstverband, duurt de opleiding tot donorarts KNMG twee jaar.
Na afronding van de eerste fase kun je doorstromen naar de tweede fase arts M+G.  In de tweede opleiding word je opgeleid tot arts Maatschappij + Gezondheid. Je hoeft de tweede fase niet dírect na de eerste fase (profielopleiding) te volgen. Je kunt ook eerst een tijd aan de slag als donorarts. 

Draai je als donorarts diensten? Hoe zien deze diensten eruit en voor wat voor zaken word je dan gebeld?
Sanneke: In principe heb je geen diensten naast je reguliere werk. Als donorarts word je ingeroosterd voor de keuringssessies, die zowel in de ochtend, middag als de avond zijn, waarbij de eindtijd in principe 21:00 uur is. Eens in de maand zijn de bloedbank locaties ook open op zaterdagochtend, dus dat is de enige ‘extra’ onregelmatigheid waar je als donorarts mee te maken krijgt.

Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Sanneke: Dit specialisme is anders dan je als arts gewend bent. Het gaat om gezonde mensen die vrijwillig komen en dat geeft een andere sfeer. Je bent als donorarts wel medisch inhoudelijk bezig, maar benadert dat op een andere manier. Het gaat dus niet om het uitzoeken wat iemand heeft en dat vervolgens behandelen, maar juist om het volledig samenvatten van iemands gezondheid en daarover oordelen of het wel of niet samengaat met donorschap. Je doet weinig ‘echte’ verrichtingen, dus geen kleine ingreepjes of bloedprikken, alleen een bloeddruk- en hemoglobinemeting. Het is een rustigere werkomgeving dan het ziekenhuis, maar kan op sommige momenten alsnog wel aanvoelen als ‘hollen of stilstaan’. Het vereist dat je kunt schakelen tussen je eigen werkzaamheden en vragen en problemen vanuit de werkvloer. Wel is je werk (bijna altijd) echt klaar aan het einde van je dienst en de meeste dingen die nog gedaan zouden moeten worden als je sessie voorbij is, kunnen overgedragen worden aan de aflossende donorarts of kun je zelf op een later moment oppakken.

Belangrijkste tip die ik mee kan geven, is dat je iets zoekt wat je echt leuk vindt. Ga bij jezelf na wat voor soort werk en werkomstandigheden bij je passen, wat je leuk vindt en waardoor je het naar je zin hebt tijdens werk. Ook weten wat niet goed bij je past, is waardevol in de zoektocht naar wat je later wilt worden.

Je bent zelf ook nog bezig met jouw zoektocht. Hoe pak je dat aan?
Sanneke: Tijdens mijn werk bij Sanquin heb ik extra tijd gestoken in het uitzoeken wat voor werk bij me past via onder andere loopbaan coaching. Het is naar mijn idee erg helpend om met iemand, die daar meer verstand van heeft, door te nemen waar de knelpunten in je werk zitten en wat voor werkomstandigheden helpend en niet-helpend zijn. Uit dat traject zijn een aantal werkrichtingen, zowel binnen als buiten het ziekenhuis en als arts en als niet-arts, naar voren gekomen. Mijn volgende stappen zijn om die richtingen verder uit te diepen, zoveel mogelijk meelopen om een goed beeld te vormen of het bij me past en uiteindelijk een weloverwogen keuze maken. En blijven uitproberen, want zolang je iets niet probeert en dus niet zelf ervaart, weet je ook niet hoe het is om dat werk te doen en of het bij je past.

In gesprek met een AIOS dermatologie

 Voor het eerste interview van het nieuwe jaar gaan we in gesprek met Sean Retra, aios dermatologie in het RaboudUMC in Nijmegen. Huidproblematiek is iets waar iedere dokter mee te maken krijgt in zijn of haar loopbaan. Maar wat houdt dit specialisme eigenlijk in?

Wat leuk dat je ons iets wil vertellen over jouw specialisme: dermatologie! Wat maakte dat je voor dit specialisme hebt gekozen?
Aan het begin van mijn geneeskundeopleiding wilde ik neuroloog of huisarts worden, maar die coschappen vielen mij wat tegen. Ik werd daar niet warm van. Tijdens mijn wetenschappelijke stage in het vijfde jaar van de master ben ik uiteindelijk (per toeval) bij de dermatologie beland. Ik heb daar mijn enthousiasme voor het vak ontwikkeld. Voor mijn keuzecoschap en laatste coschap heb ik dan ook voor de dermatologie gekozen. De combinatie van (snelle) poliklinische contacten en de operatieve vaardigheden maakt het vak mijns inziens super uitdagend en gevarieerd. Binnen de dermatologie kan je vaak op het oog een (differentiaal) diagnose stellen. Als dermatoloog ben je verder overwegend zelf (monodisciplinair) verantwoordelijk voor je patiënt van het begin (stellen van de diagnose) tot het eind (de behandeling en de follow-up). Daarnaast is de huid een uitermate interessant orgaan met verschillende uitingen: van eczeem tot huidkanker en van spataderen tot psoriasis. Zelfs binnen hetzelfde huidbeeld zie je een zeer diverse populatie, iedereen ervaart zijn huidprobleem anders. De ene patiënt kan vertrekken met een zalfje en de andere patiënt heeft orale medicatie nodig.

 Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Dat is een beetje afhankelijk van de werkplek en eventuele stages die je als AIOS doet, maar over het algemeen betreft het een spreekuur op de polikliniek, een OK-programma of tijd om je administratie uit te werken. Verder heb je een (middag)overdracht, patiëntbesprekingen en mogelijke neventaken zoals het organiseren van onderwijs, interne commissies en coassistentenonderwijs. Maar al met al: iedere dag verschilt en dat maakt het juist zo leuk. Elke patiënt die je ziet heeft een andere huid, een ander verhaal en een andere achtergrond. Je benadert iedere patiënt dan ook anders.
Daarnaast vind ik mijn werk-/privébalans belangrijk.  Na een dag werken doe ik niks liever dan ’s avonds nog lekker (uit) eten, sporten, borrelen en/of bankhangen.

 Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Naast de algemene dermatologie en de patiënten die op je spreekuur langs komen, vind ik vooral de operaties erg leuk en uitdagend. Van ‘simpele’ huidplekjes wegsnijden op de romp tot uitgebreide reconstructies en verschuivingen in het gelaat nadat de patiënt geopereerd is vanwege huidkanker. En verder zoals net genoemd: iedere dag is anders en je dagen zijn gevarieerd met een scala aan verschillende personen. Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.
Maar er zijn natuurlijk ook aspecten die minder leuk zijn binnen het vak. Vooral de administratieve last die bij de vele patiëntcontacten hoort is het minst motiverend, maar dat zal bij ieder specialisme het geval zijn.

Hoe vond jij de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot dermatoloog?
Ik heb in totaal twee jaar als ANIOS ervaring opgedaan voordat ik in opleiding kwam. Eén jaar in een groot perifeer ziekenhuis (Catharina ziekenhuis in Eindhoven) en één jaar academisch (Radboudumc in Nijmegen). Ik heb heel veel geleerd in mijn ANIOS-tijd en zowel de combinatie van perifeer als academisch heeft mij veel gebracht.
De opleiding voor dermatoloog volg je grotendeels bij de universitair medische centra en de sollicitatieprocedure verschilt per ziekenhuis. Op de ene plek vinden ze graag dat iemand gepromoveerd is, terwijl een andere plek wil dat iemand eerst als ANIOS in hun centrum heeft gewerkt zodat ze iemand kunnen leren kennen. Ook het aantal vacatures voor AIOS-plekken verschilt per ziekenhuis.

 

“Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.”

 

 Hoe ziet vervolgens jouw opleidingstijd eruit?
De opleiding tot dermatoloog duurt fulltime vijf jaar. Je volgt de opleiding deels in de academische ziekenhuizen en deels in perifere ziekenhuizen. Gedurende deze periode doorloop je verschillende stages en facetten die bij het dermatologisch specialisme thuishoren. Voorbeelden hiervan zijn een kwartaal spataderstage waarin je zelf echo-onderzoeken en laserbehandelingen uitvoert, een kwartaal het gecombineerde reumatologie-/dermatologiespreekuur samen met een reumatoloog en een kwartaal verdieping bij het seksuologie spreekuur waarbij SOA’s aanbod komen. Een verdieping in bijvoorbeeld cosmetische dermatologie is ook mogelijk. Kortom: zeer gevarieerd. Je kan het landelijke opleidingsplan online vinden als je het nog uitgebreider wilt bekijken. Tijdens de opleiding heb je onder andere ook meerdere congresdagen met collega AIOS uit alle opleidingscentra van het land. Dit is behalve leerzaam ook een goed moment om je toekomstige collega’s te leren kennen (tot in de late uurtjes).

 Wat mogelijk niet veel mensen weten, is dat de dermatologen ook diensten draaien. Heb je vaak dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit? Voor wat voor problemen word je gebeld?
Je hebt inderdaad als dermatoloog en assistent diensten. Dit zijn bereikbaarheidsdiensten. Aansluitend na je werkdag of in het weekend kan je gebeld worden over patiënten. Denk dan bijvoorbeeld aan nabloedingen na operaties of vragen over opgenomen patiënten in het ziekenhuis.
Vaak kan je de vragen telefonisch beantwoorden. Het aantal telefoontjes varieert ook sterk.  Soms is een fysieke beoordeling vereist. Veel huidaandoeningen kunnen prima wachten tot de volgende werkdag of na het weekend, maar er zijn ook zeker indicaties om in de nacht in huis te komen. Gelukkig komen deze spoedsituaties zelden voor. In een universitair medisch centrum zul je wat vaker gebeld worden, omdat de huidproblematiek daar wat ingewikkelder kan zijn. De ene keer word je helemaal niet gebeld in een dienst en de andere keer hang je als een telefoniste aan de telefoon. Gelukkig weten de collega’s van de andere specialismen over het algemeen wel dat de dermatoloog ’s avonds gewoon in zijn bed ligt en vinden de telefoontjes vooral overdag plaats.
Hoe vaak je dienst hebt verschilt per centrum. Ikzelf heb gemiddeld vier weekdiensten en vier weekenddiensten in een jaar. In de periferie had ik wat vaker dienst.

Hoe zie jij jezelf later als dermatoloog werken als je je opleiding hebt afgerond?
Ik zie mezelf werken op een plek waarbij ik mijn passie voor het vak zowel poliklinisch als operatief kan uitvoeren en mezelf nog verder kan blijven uitdagen. Een combinatie met het opleiden en begeleiden van zowel AIOS als ANIOS zou mij daarnaast veel energie geven. Maar het belangrijkste vind ik een werkplek waar ik met plezier naar toe ga.

 Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Houd je ogen open tijdens je coschappen, maar ook als je ergens al als (jonge) dokter werkt. Waar word je enthousiast van en waarvan denk je: hier ga ik met plezier naar toe? Het is goed om bij jezelf na te gaan of je vooral beschouwende specialismes leuk vindt of dat je ook graag praktisch bezig wilt zijn. Ook of je binnen of buiten het ziekenhuis wilt werken en het wel of niet willen draaien van (bereikbaarheids)diensten draagt bij aan de keuze. Deze keuze hoeft zeker niet gemaakt te zijn aan het eind van de coschappen of als jonge dokter. Doe eerst ervaring op en geniet van het mooie doktersvak. Er zijn zo veel wegen die je kan bewandelen met je artsendiploma. Ook buiten het ziekenhuis en buiten de eerstelijnszorg. Het belangrijkste is gewoon dicht bij jezelf te blijven, want dan maak je voor jezelf de beste keuzes. Je moet niet kiezen voor een ander!

In gesprek met aios Maatschappij en Gezondheid (M&G) – infectieziektebestrijding

Marijke Langenberg is aios Maatschappij en Gezondheid (M&G) – infectieziektebestrijding. Zij heeft geneeskunde gestudeerd in Leiden, was aios interne geneeskunde en promoveerde binnen de infectieziekten. Na 10 jaar binnen de interne geneeskunde gewerkt te hebben, heeft zij het roer om gegooid.

Wat leuk dat je ons iets wilt vertellen over jouw werk, Marijke. Wat is jouw functie en wat houdt deze functie in?
Ik ben in opleiding tot arts Maatschappij en Gezondheid met het profiel infectieziektebestrijding. Dagelijks houd ik mij bezig met verschillende onderdelen van dit profiel. Denk hierbij aan de meldingsplicht die artsen en laboratoria hebben voor bepaalde infectieziekten en het bron- en contactonderzoek (wie is er allemaal in contact gekomen met de patiënt en hoe wordt verdere verspreiding voorkomen). Daarnaast horen ook de reizigersgeneeskunde (het vóórkomen van ziekte bij reizigers, zoals vaccinaties) en het centrum seksuele gezondheid bij de infectieziektebestrijding. Het centrum seksuele gezondheid richt zich met name op voorlichting en behandeling van seksuele aandoeningen bij specifieke doelgroepen. Daarnaast zijn er vaccinatiecampagnes, zoals de HPV 18+ campagne, en worden er richtlijnen geïmplementeerd als deze vernieuwd zijn.
Ook kan ik werken als een voorzitter of adviseur tijdens overleggen, als supervisor voor basisartsen en verpleegkundigen en ga ik met mijn collega’s, zoals de deskundige infectieziektebestrijding, verpleegkundige en anios, mee naar locaties om adviezen te geven. Een voorbeeld van zo’n locatie is een AZC of verpleeghuis waar een schurft uitbraak is.
Ik werk veel op kantoor achter de computer, deels thuis en deels op locatie. Als ik uiteindelijk arts M&G ben, sluit ik ook aan bij provinciale en landelijke overleggen, waar ik politici adviseer.

Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Ik loop nu stage bij Veilig Thuis, daar kijk ik vooral mee en heb ik zelf wat minder taken. Tijdens mijn stage bij de GGD was dat anders. Daar begonnen we de dag met een ochtendrondje. Bij dit ochtendrondje waren verpleegkundigen, artsen en deskundigen infectieziektebestrijding aanwezig en werd er bijvoorbeeld gesproken over dringende casuïstiek of vragen over processen binnen de preventie. Eén keer per week was er een overleg waar de niet dringende casuïstiek werd besproken. Een voorbeeld van zo’n casus was dat de partner van de patiënt met een bepaalde infectieziekte werkte als kok. Dan is het van belang dat het proces van preventief handelen goed verloopt, omdat de kans op verspreiding hier een stuk hoger is. Ook wordt er tijdens zo’n overleg kritisch gekeken naar de gemaakte keuzes van andere preventieve maatregelen; kon of moest dit anders? In de tijd dat ik bij de GGD stage liep, hadden we bij uitbraken overleggen met het Outbreak Management Team (OMT) vanwege COVID-19. Ik kon dit soort overleggen bijwonen als voorzitter, maar ook als adviseur. Daarbij werkte ik aan projecten, welke ik dan implementeerde bij de GGD, zoals het ‘Vaccinaties Op Maat’ project: vaccinaties die niet in het Rijksvaccinatieprogramma zitten, maar waar iemand wel voorkeur en indicatie voor kan hebben. Daarnaast hebben we vergaderingen over nieuwe richtlijnen, welke vaak multi-interpretabel kunnen zijn. Het is dan belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen.

Hoe ben jij bij deze functie terecht gekomen?
Ik heb altijd gedroomd om internist-infectioloog te worden. Ik begon als anios bij de interne geneeskunde en moest enorm wennen aan de lange dagen en het verschil in de verantwoordelijkheid in vergelijking met de coschappen. Na vier jaar in opleiding te zijn geweest merkte ik dat ik eruit wilde. Ik heb mijn specialisatie uitgesteld en heb gesolliciteerd voor promotietraject. Ik heb vier jaar promotieonderzoek uitgevoerd binnen de infectieziekten. In die periode heb ik mijn gezin uitgebreid en vond ik de vrijheid van het indelen van mijn een eigen agenda heerlijk. Nadat ik mijn promotieonderzoek had afgerond twijfelde ik of ik de kliniek wel weer in wilde. Ik wist even niet hoe ik mijn gezinsleven ging combineren met de lange werkdagen en de diensten die ik moest draaien. Toch heb ik dit enkele maanden geprobeerd, maar het voelde niet meer goed. Ik ben in gesprek gegaan met mijn opleider en promoter en ben tot de conclusie gekomen dat ik wilde stoppen met de opleiding. Ik had 10 jaar binnen de interne geneeskunde gewerkt, wat moest ik nu? Gelukkig zijn er veel opties buiten het ziekenhuis en heb ik een aantal meeloopdagen kunnen regelen. Ik wist dat mijn interesse nog steeds bij infectieziekten lag. Er bleven toen twee opties over: bij de GGD gaan werken of bij de farmaceutische industrie in het kader van vaccinatieonderzoek. Uiteindelijk nam ik me voor om één jaar bij de GGD te gaan werken en het daarna weer verder te zien. Dit jaar beviel mij zo goed dat ik heb gesolliciteerd voor de opleiding.

Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuk?
Ik vind het erg leuk om projectmatig te werken samen met verschillende disciplines. Een voorbeeld is de HPV-vaccinatie campagne. Daar waren een verpleegkundige en ik de enige projectleden met een medische achtergrond. Er zat bijvoorbeeld ook iemand in het team die de doorstroomprocessen van de vaccinaties berekende: hoeveel mensen kan je vaccineren als je berekent hoelang het duurt om één vaccinatie te zetten? Ik leerde hier ontzettend veel van, ik had namelijk geen kennis van de andere onderdelen binnen zo’n project.
Waar ik nog erg aan moet wennen is het politieke deel van mijn werk. Wanneer ik signaleer dat er iets anders moet, probeer ik dat op de politieke agenda te krijgen. Echter zijn dit vaak preventieve maatregelen waarvan de resultaten meestal langer nodig hebben dan de politieke doorstroomtijd van vier jaar. Daarnaast is het moeilijk om van deze preventieve maatregelen al te kunnen bewijzen wat de effecten over tien jaar zijn. De politici overtuigen van het belang van deze maatregelen is dus erg lastig. Ik vind dit onderdeel niet per se het minst leuk, maar nog wel erg ingewikkeld. Ik hoor vaker van andere artsen M&G dat zij dit een lastig onderdeel van het werk blijven vinden.

Heb je patiëntencontact?
Het patiëntencontact is minimaal. Tijdens mijn stage binnen de seksuele gezondheid en reizigersgeneeskunde kon ik als achterwacht nog wel eens een patiënt zien die op het spreekuur van de verpleegkundige stond. Ik dacht dat ik dat patiëntencontact enorm ging missen, maar ik communiceer veel met de mensen binnen mijn team. Ik doe weinig werk alleen en ik heb veel interactie met mijn collega’s. Ik haal mijn voldoening uit het samenwerken met collega’s en werken aan projecten, wat ik misschien zelfs leuker vind dan direct patiëntencontact.

Infectieziekten - opleiding - Arts Maatschappij en Gezondheid

Hoe verloopt het opleidingstraject?
De opleiding tot arts M&G is verdeeld in twee fasen. Zowel de eerste als de tweede fase zijn twee jaar. De eerste fase is een profielopleiding, zoals infectieziekten bestrijding, jeugdarts, vertrouwensarts, etc. De tweede fase is voor elke profielopleiding hetzelfde, dit is dan ook overkoepelend. Je leert hoe je zaken kan signaleren en hoe je advies geeft. Je krijgt vakken als ‘integraal vernieuwen’ en ‘sturing en beleid’. Dit is dan wel toegespitst op jouw interessegebied, maar dat wordt overstijgend benaderd.
Binnen de opleiding heb je verschillende stages, waarbij je gebonden bent aan jouw GGD-regio. We kunnen bijvoorbeeld stage lopen bij de microbiologie, het RIVM of een keuzestage. Ook is er elke week een landelijke terugkomdag met een vaste groep waar je meer de diepte in gaat. Binnen het onderwijs is er ook ruimte voor keuzeonderwijs, dit kan alles zijn zoals het leren schrijven van wetenschappelijke artikelen of het bijwonen van congressen. Alles mag zolang het maar binnen jouw leerdoelen ligt.

Hoe kom je in opleiding tot arts M&G – infectieziekte bestrijding?
Na de coronapandemie is het wat lastiger om in opleiding te komen, omdat het vak veel aandacht heeft gekregen in het nieuws. Voor de pandemie waren er vaak plekken die niet gevuld werden, maar dat is gelukkig niet meer zo. Tijdens mijn sollicitatieprocedure zijn er voor het eerst mensen uitgeloot. Gelukkig is het aantal plekken voor de opleiding uitgebreid.
De sollicitatieprocedure verloopt landelijk en je kan twee keer per jaar solliciteren. Op basis van een motivatiebrief mag je naar de volgende ronde of niet. In deze ronde wordt een STARR-interview afgenomen; een interview waar je casus beschrijft binnen de competenties en jouw reflectie daarop. Als je dit goed afrondt, dan kom je in de landelijke loting terecht, waarbij je jouw voorkeur voor GGD-regio kan opgeven. Op basis van beschikbare plekken word je dan gekoppeld aan een GGD-regio.

En draai je diensten?
De meeste aios doen aan het begin van hun opleiding geen dienst, maar pas in de tweede fase. Vanwege mijn ervaring ben ik eerder gestart met het draaien van diensten. Tijdens een dienst ben je bereikbaar en word je gebeld als er iets is dat niet kan wachten tot de volgende werkdag, zoals hepatitis A of meningokokken. Ik geef dan advies en probeer verspreiding te voorkomen. In coronatijd ben ik vaak ’s avonds en ’s nachts gebeld voor schepen die de Rotterdamse haven in wilde varen, maar één of meerdere personen aan boord hadden met een COVID-19 infectie. Ik moest dan de beslissing nemen of ze veilig de haven in konden en of er een risico was voor de loods die aan boord moest komen. Nu heb ik gemiddeld één keer per week dienst, maar deze diensten zijn qua drukte niet te vergelijken met de ziekenhuisdiensten en zijn vanuit huis goed te doen.

Wat vind jij het grootste verschil tussen jouw werk in het sociale domein en het ziekenhuiswerk?
Ik vind met name het tempo wat lager en rustiger. Voor mijn gevoel was het in het ziekenhuis continu rennen, terwijl ik bij de GGD wat meer achterover kan en soms ook moet leunen. Bepaalde zaken hebben tijd nodig. Daar moet ik nog aan wennen. Er wordt vaak minder snel een knoop doorgehak dan in het ziekenhuis. Een ander verschil ten opzichte van het ziekenhuis, is dat er taken kunnen blijven liggen tot morgen. Er is weinig reden tot overwerken. Natuurlijk zijn er ook zaken die echt die dag gedaan moeten worden, maar dat is eerder uitzondering dan regel.

“Bij bijna elke infectieziekte heb ik wel een patiëntencasus in mijn hoofd, waardoor het belang van preventie wordt benadrukt.”

Komt jouw ervaring bij de interne geneeskunde van pas in jouw huidige baan? En kan je jouw functie uitoefenen zonder ziekenhuiservaring?
Door mijn ervaring bij de interne geneeskunde weet ik wat bepaalde infectieziekten kunnen doen en welke impact ze kunnen hebben. Bij bijna elke infectieziekte heb ik wel een patiëntencasus in mijn hoofd, waardoor het belang van preventie wordt benadrukt. Ik wil niet dat een andere patiënt ook zo’n ziekteproces moet doormaken. Door deze ervaringen kan ik goed prioriteren; ik realiseer me namelijk wat er gebeurt als ik bepaalde taken te lang uitstel. Ik kan goed inschatten hoe snel een bron- en contactonderzoek ingezet moet worden, omdat ik weet hoe fulminant een infectieziekte kan verlopen.
Ervaring als basisarts voor het starten met de opleiding is naar mijn mening niet per se nodig, je leert alles tijdens je werk, maar zonder klinische ervaring is het moeilijker voor te stellen waarom je handelt zoals je handelt. Als je nog nooit een hersenvliesontsteking hebt gezien, is het ziekteproces moeilijk in te schatten en is het daardoor moeilijker om prioriteiten te bepalen. Als je klinische ervaring op wilt doen voorafgaande aan de infectieziektebestrijding zou mijn advies zijn om bij de interne geneeskunde of op de SEH te gaan werken, want daar zie je de ziektebeelden waar je later de preventieve maatregelen voor gaat inzetten.

Heb je nog tips voor dokters die twijfelen over hun beroepskeuze?
Ik heb gemerkt dat je vanuit een baan in het ziekenhuis gemakkelijk switcht naar een baan in het sociale domein. Andersom is dat veel moeilijker heb ik in mijn omgeving ervaren. Dus als je twijfelt tussen deze twee werelden zou ik adviseren om eerst in het ziekenhuis te gaan werken en daarna pas in de sociale geneeskunde. Besef dat je altijd mag veranderen van gedachten, welke keuze je ook maakt. Dit wordt voor jezelf vaak moeilijker als je eenmaal een plek hebt, maar zeker niet onmogelijk. Twijfel niet aan jezelf, denk niet dat je faalt als je toch een andere keuze wilt maken: het leven verandert. Ik heb het altijd leuk gehad bij de interne geneeskunde, maar ik heb uiteindelijk gekozen voor iets wat beter bij mijn leven op dat moment paste. Als je twijfelt, zoek dan iemand op die je vertrouwt en praat erover. Laat iemand met je meedenken, je hoeft het niet alleen te doen.

In gesprek met een tropenarts

Na de zelfzorg zomer is het weer tijd voor een splinternieuwe blog over een heel erg leuk specialisme, namelijk de tropengeneeskunde! Ik ga in gesprek met tropenarts Lauren.
Maar eerst even dit:
Wist je dat..
– de Nederlandse opleiding tot AIGT uniek in de wereld is? Nergens anders ter wereld bestaat de combinatie van een klinische opleiding, global health cursus en buitenland training. Dit maakt een AIGT’er na afstuderen uitermate geschikt voor diverse posities in binnen- en buitenland, zowel voor klinische, wetenschappelijke als beleidsmatige functies.
– e
r een uniek boek bestaat, genaamd ‘Into the world’? Hierin worden portretten van verschillende AIGT’ers en hun visies en diverse ervaringen binnen de internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde geschetst. Wil je meer weten over wat AIGT’ers nu uiteindelijk allemaal kunnen doen in de praktijk is dit een erg illustratief en must-read boek. Je vindt het boek hier.

Lauren, jij gaat ons iets vertellen over jouw werk als tropenarts! We zijn heel benieuwd.
Tropengeneeskunde, oftewel arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde (AIGT). In de opleiding word je klaargestoomd voor diverse posities binnen global health. De eerste twee jaren van de opleiding ben je in Nederland aan het werk als arts-assistent in de kliniek. Hier ontwikkel je noodzakelijke, algemene basiskennis en vaardigheden die je nodig hebt om uiteindelijk in een low-resource setting, op verantwoorde wijze je werk als generalist te kunnen verrichten. Op regelmatige basis volg je samen met je collega AIGT’ers in opleiding uit alle andere ziekenhuizen in het land cursusdagen die inhoudelijk dieper ingaan op tropenpathologie.

Kennismaking met 2 queen mothers op een cultureel festival in Ghana. Queen mothers zijn vooraanstaande dames die zich op verschillende manieren inzetten voor o.a. ontwikkeling, gezondheidszorg of onderwijs.

Waarom heb je gekozen voor AIGT, was het een lastige keuze? 
Al van jongs af aan voelde ik een drang om andere landen, talen en culturen te ontdekken. Het idee dat de hele wereld je werkveld kon worden, sprak mij wel aan. Toen ik tijdens mijn coschappen voor het eerst naar de Tropencarrièredag ging, waar ik enthousiaste AIGT’ers over hun uiteenlopende ervaringen hoorde vertellen, was ik om. Dit wilde ik ook doen! De keuze was voor mij dan ook eigenlijk vrij snel gemaakt. Ik heb het geluk gehad dat ik mijn semi-arts stage in Ghana mocht doen. Hier kon ik echt proeven van het leven als toekomstig arts en mens in een low-resource setting. De combinatie van klinisch werk als arts en tegelijkertijd maatschappelijk actief zijn beviel mij erg goed. Dit was voor mij zo een inspirerende ervaring dat ik besloot om te solliciteren voor een opleidingsplek. Ik heb nog even getwijfeld of ik niet eerder een extra master of PhD in global health ambieerde, maar mijn wens om klinische ervaring op te doen, en tegelijkertijd mezelf te ontwikkelen binnen de public health, leidde me uiteindelijk toch naar de opleiding tot AIGT. Wie weet komt die extra master of het onderzoek er op een later moment nog wel een keer van.

Op OK met lokaal personeel in Ghana. Gelukkig zonder stroomstoring.

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit? 
Wanneer je AIGT wilt worden, kan je solliciteren bij het OIGT, het opleidingsinstituut voor internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde. Dit is een landelijk instituut. De opleiding wordt dus centraal gecoördineerd en niet regionaal, zoals bijvoorbeeld de opleiding tot chirurg of anesthesioloog. Enkele keren per jaar vinden sollicitatierondes plaats. De deadline voor het insturen van je brief en het aantal beschikbare plekken kan je op de website van het OIGT vinden. Je solliciteert gericht voor een profiel binnen de opleiding tot AIGT, afhankelijk van je persoonlijke voorkeur. Enerzijds kan kiezen tussen het klassieke profiel, waarbij de eerste twee jaren van je opleiding zullen bestaan uit 1 jaar assistentschap binnen de chirurgie en vervolgens 1 jaar binnen de gynaecologie/verloskunde. Anderzijds kan je opteren voor het moeder en kind profiel. Daarbij bestaan de eerste twee jaren van je opleiding uit een jaar assistenschap kindergeneeskunde en vervolgens ook 1 jaar gynaecologie en verloskunde.

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit? 
Wanneer je bent aangenomen krijg je de kans om een voorkeur aan te geven wat betreft geaccrediteerd ziekenhuis en/of regio waar je graag geplaatst zou willen worden. Belangrijk om te beseffen dat er een grote mate van flexibiliteit van je wordt verwacht. Men probeert zeker gehoor te geven aan persoonlijke voorkeuren, maar dit is vanwege meerdere factoren soms niet mogelijk. Ook bij het schakelen van jaar 1 naar jaar 2 van de opleiding kan het zijn dat je van kliniek (en dus mogelijk van de ene kant van het land naar de andere kant) wisselt.
Na het afronden van je tweede jaar mag je je inschrijven voor de Nederlandse Tropencursus (NTC) aan het Koninklijk Instituut van de Tropen (KIT). Dit is een intensieve cursus van 3 maanden, die ingaat op relevante thema’s binnen de global health om je nog beter uit te rusten met kennis en skills voor in de tropen. Zodra je je NTC-certificaat op zak hebt, kan het eindelijk echt beginnen: je buitenlandstage! Gedurende de laatste 6 maanden van je opleiding ben je aan het werk op een toegewezen plek in het buitenland, veelal op het Afrikaanse continent of in India. Je bent niet vrij om zelf een plek in het buitenland te zoeken voor deze stage, aangezien het opleidingsinstituut nauwe contacten heeft met de betrokken ziekenhuizen om zo de kwaliteit van de stage te kunnen waarborgen.
Concluderend duurt de volledige opleiding officieel 27 maanden: 9 maanden chirurgie of kindergeneeskunde, 9 maanden gynaecologie/verloskunde, 3 maanden NTC en 6 maanden buitenlandstage. In de praktijk doe je er gemiddeld drie jaar over. Dit komt doordat de Nederlandse ziekenhuizen je in de eerste twee jaren aannemen voor telkens 1 jaar in plaats van slechts 9 maanden. Hierdoor kan je de eerste 3 maanden wennen aan je nieuwe werkplek om vervolgens gedurende de resterende 9 maanden het maximale uit je opleidingstijd te kunnen halen.

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria?
De populariteit van de opleiding wisselt door de jaren heen en zo ook de concurentie wanneer je solliciteert. Over het algemeen zijn er wel steeds meerdere sollicitanten per beschikbare plek. Het is belangrijk dat je aantoonbare affiniteit hebt met beide vakgebieden uit het profiel waarvoor je solliciteert. Ik raad je aan om je CV na afstuderen als basisarts aan te vullen met  minstens een halfjaar klinische ervaring als ANIOS. Op deze manier geef je jezelf ademruimte om te kunnen wennen aan jezelf als arts. De opleiding is kort en daardoor best pittig. Eerdere werkervaring zal je helpen om sneller je draai te kunnen vinden als AIOS. Binnen welk vakgebied je ANIOS-ervaring wenst op te doen, is afhankelijk van je eigen interesse. Het gaat erom dat je voor jezelf uitzoekt welke competenties je graag wilt ontwikkelen voordat je in opleiding gaat (bv. stressbestendigheid, zaalwerk, teamwerk etc.). Dat kan zowel als ANIOS kindergeneeskunde, SEH, chirurgie of gynaecologie, maar wellicht ook binnen een ander specialisme. Daarnaast is het belangrijk dat je een eerdere buitenland ervaring hebt opgedaan (bv. tropen coschap of vrijwilligerswerk). Hieruit mag dan blijken dat je over skills beschikt om je mannetje te kunnen staan in diverse interculturele situaties en low-resource settingen.

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?
Heb je even? Hierover kan ik uren praten. Het allerleukste aan AIGT zijn is de vrijheid en creativiteit die ik in het vak terugvind. Je komt op bijzondere plekken terecht en ontmoet gaandeweg nog meer bijzondere mensen. Door met een open blik naar de wereld, geneeskunde en gezondheidzorg in het algemeen te kijken, leer je heel veel dingen in perspectief te plaatsen. Dit is iets wat in je latere leven, wat je ook mag gaan doen, sowieso een verworven kwaliteit is.
Als ik dan echt iets moet noemen wat ik lastig vind, is het misschien de positie die je als AIGT’er hebt in Nederland. Sinds 2014 is AIGT gelukkig een door het College Geneeskundig Specialismen (CGS) erkende profielopleiding. Dit houdt in dat er in Nederland een officiële erkenning is gekomen voor de internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde als deelgebied. Mijn voorgangers hebben hier hard voor gewerkt en het is aan onze generatie om de rol en het belang van de AIGT’er binnen onze gezondheidszorg verder te blijven versterken. Hiervoor is een lange adem nodig. Met het oog op globalisering en toenemende mobiliteit in onze wereld en maatschappij is er immers een toenemende behoefte aan experts op het gebied van zorg voor bijvoorbeeld migranten of achterstandsgroepen. Ik geloof er dan ook heilig in dat we goede stappen vooruit maken.

Samen met lokaal personeel geïnterviewd worden op de lokale radio om awareness te creëren over prematuriteit.
Aanwezigheid op een begrafenis van de vader van een vriend uit Ghana, uiteraard in gepaste klederdracht.

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Tijdens je eerste twee jaren als arts-assistent in Nederland draai je veelal mee in het dienstrooster zoals alle andere ANIOS/AIOS op je afdeling. Tijdens de buitenlandstage is de dienstbelasting afhankelijk van o.a. de plek waar je werkt, maar bijvoorbeeld ook van je leerdoelen. Hoe vaak je dienst draait en wat je inhoudelijk tijdens de diensten doet (bv. aanspreekpunt voor 1 afdeling, of voor meerdere afdelingen), kan je met je lokale opleider bespreken.

Lange diensten in tropische temperaturen betekent soms ook wel extreme vermoeidheid. Betrapt…

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis? 
Zolang je in een Nederlands ziekenhuis werkt, is de hoeveelheid administratie uiteraard en helaas gelijk aan deze bij iedere andere klinische baan. Daarna varieert het van de plek waar je komt te werken en het soort werk wat je gaat doen, van klinisch werk tot projectmatig werk of research etc.

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? 
Wees niet bang om een keuze te maken. Durf te doen wat goed voelt en niet wat anderen denken wat goed voor je is. Ga op ontdekking, stel je leerbaar op, probeer vanalles en je merkt vanzelf of iets echt bij je past. En zo niet, dan ga je lekker iets anders doen. Daarvoor is het nooit te laat. Zolang je op je eigen tempo vooruit gaat, bestaat er mijn inziens niet iets als ‘de boot missen’.
Ga met mensen in gesprek en stel alle vragen die je hebt. Overweeg je ook AIGT’er te worden? Meld je dan aan voor de tropencarrièredag en laat je inspireren. Meer informatie over deze dag kan je vinden via de website van TROIE, de vereniging voor AIOS AIGT. (http://troie.nl/tropen-carriere-dag/)

In gesprek met aios longgeneeskunde Carlijn Veldman

Deze week gaan we in gesprek met duizendpoot Carlijn Veldman. Ze is aios longgeneeskunde, actief bij Compendium Geneeskunde waarmee ze heel recent de pocket longgeneeskunde heeft uitgebracht én is bestuurlijk actief. Benieuwd naar je werkdagen als aios longgeneeskunde? Lees dan snel verder.

Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als longarts in opleiding? 
Op dit moment ben ik net klaar met mijn vooropleiding en ben ik begonnen in het Martini ziekenhuis in Groningen voor de verdere opleiding tot longarts. De vooropleiding duurt fulltime twintig maanden en bestaat uit stages op de interne geneeskunde, cardiologie en intensive care. Ik ben nu in het Martini ziekenhuis begonnen op de longafdeling met mijn zaalstage. Tijdens deze stage ben je de zaalarts van de verpleegafdeling. Dit klinkt misschien niet als de spannendste stage, maar het is fijn om op deze manier mijn opgedane longkennis weer wat op te frissen. Op de zaal is bovendien veel ruimte om te oefenen met longechografie, het uitvoeren van diagnostische puncties en het plaatsen van thoraxdrains. In de ochtenden lopen we visite langs de patiënten met één keer in de week een grote visite met alle longartsen. In de middag is er tijd voor familiegesprekken, studeren, onderzoek uitvoeren, onderwijs geven aan verpleegkundigen en het oefenen van interventies. Tussen de middag hebben we vaak een onderwijsmoment of lunchen we gezellig met elkaar. Als longarts doe je nog wel supervisie van de verpleegafdeling, maar bestaat je dag natuurlijk vooral uit poliklinische spreekuren en afhankelijk van je specialisatie het uitvoeren van verrichtingen of andere aanvullende werkzaamheden.

‘De longziekten is een afgebakend specialisme, maar het is ondertussen ook ontzettend breed.’

Waarom heb je gekozen voor de longgeneeskunde, was het een lastige keuze?
Ik dacht altijd dat ik de Maag-, Darm- en Leverziekten leuk zou vinden. Maar dat coschap viel een beetje tegen. Toen ik daarna naar de longziekten ging, voelde het als thuiskomen. Dat klinkt gek, maar ik voelde me gewoon helemaal op mijn gemak. Ik heb nog even getwijfeld over de anesthesiologie, maar ik was er snel over uit dat het toch het leukste is als patiënten terugpraten. De longziekten is een afgebakend specialisme, maar het is ondertussen ook ontzettend breed: van oudere mensen met COPD tot jonge sportievelingen die worden geanalyseerd met behulp van een fietsergometrie. Veel diagnostiek doe je als longarts zelf en ik krijg veel voldoening van het uitvoeren van advance care gesprekken en palliatieve zorg. Met deze argumenten heb ik de huisartsgeneeskunde nog lang overwogen, maar op dit moment beleef ik veel werkplezier in de ziekenhuissetting.

Hoe ziet de sollicitatieprocedure voor een opleidingsplek eruit?
Het verschilt per ziekenhuis, maar de longgeneeskunde is een specialisme waar je de opleiding kan volgen in academisch ziekenhuis en in een perifeer ziekenhuis. Bij de perifere opleiding heb je een stagejaar in een academisch centrum, andersom heb je bij de academische opleiding een stagejaar in een perifeer centrum. Het landelijke opleidingsplan is gelijk voor een academisch en perifeer ziekenhuis, maar sommige ziektebeelden zul je vaker tegenkomen in een academisch ziekenhuis of andersom. Door een uitwisselingsstage of verdiepingsstage kun je de tijd in het andere centrum ook verlengen als je dat wilt. Met een verdiepingsstage verdiep je jezelf verder in een bepaald specialisme. Voor de opleiding tot longarts kun je solliciteren bij een opleidingscentrum, maar veel centra kiezen uiteindelijk een kandidaat die bij hen heeft gewerkt als anios of er zijn PhD heeft gedaan.

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit?
De opleiding duurt in totaal zes jaar indien je de opleiding fulltime doet. De eerste twintig maanden bestaan uit de vooropleiding. De vooropleiding kun je eventueel doen in een ander centrum dan waar jij je opleiding doet. Daarna doe je verschillende stages op de longgeneeskunde. In het landelijk opleidingsplan staan de volgende specialisaties beschreven: thoracale oncologie, slaapgebonden ademhalingsstoornissen, interstitiële longziekten, vasculaire longziekten/pulmonale circulatie, ernstig astma, pulmonale infectieziekten, tuberculose, palliatieve zorg, derdelijns longrevalidatie en (endoscopische) verrichtingen. Ook kun je na je opleiding nog een fellowship volgen tot longarts-intensivist. Kortom, genoeg mogelijkheden.
Gedurende je hele opleiding doe je stages binnen de verschillende specialisaties. Bij de longfunctiestage leer je bijvoorbeeld alles over de uitvoering van een longfunctieonderzoek of ergometrie en de interpretatie hiervan. Gedurende de hele opleiding is er ook aandacht voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en leer je hoe je supervisie moet uitvoeren.
Wil je meer weten over de exacte inhoud van de opleiding longziekten? Check dan eens het landelijke opleidingsplan. Daar staan ook alle verschillende stages beschreven. Dat is sowieso een tip voor elk specialisme.

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria? Het afgelopen jaar waren er voor heel Nederland 39 opleidingsplekken beschikbaar voor de opleiding tot longarts. Ik denk vooral dat het wel of niet makkelijk krijgen van een opleidingsplek niet de motivatie moet zijn om voor een bepaald specialisme te kiezen. Kies vooral voor het specialisme dat jij het leukste vindt en bedenk ook vooral: als arts heb je een fantastisch diploma op zak. Met je master geneeskunde kun je van alles gaan doen zoals deze blog al meermaals heeft getoond. Mocht je in de toekomst je werk minder leuk vinden of mocht er iets gebeuren waardoor het gekozen specialisme niet meer bij je past, zijn er genoeg alternatieven die op dat moment dan misschien beter bij je passen. 

‘De opleiding tot longarts duurt fulltime 6 jaar: 20 maanden vooropleiding binnen de interne geneeskunde, cardiologie en intensive care met nadien allerlei stages binnen de longgeneeskunde.’

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?
Aan het begin van de dag heb je geen idee wat je die dag weer allemaal gaat meemaken. Ik zie het als een eer dat je best dichtbij iemand anders zijn leven mag komen. Bijvoorbeeld op de lastige momenten tijdens een slecht nieuws gesprek, maar vooral ook tijdens de consulten op de polikliniek. Let bijvoorbeeld eens op de verschillende banen die mensen uitvoeren, culturele achtergronden, verstandhoudingen binnen families, wensen van patiënten, het geeft je een prachtige inkijk in de maatschappij.
Het lastigste vind ik dat je nog zo lang in onzekerheid zit over waar je in je opleiding allemaal naartoe moet of waar je na je opleiding kunt gaan werken. Er is nog altijd het jonge klaren probleem wat veel onzekerheid met zich meebrengt. Hopelijk kunnen we daar de komende jaren een goede oplossing voor vinden. Bovendien vraag je ook veel flexibiliteit van je partner. Maar ik probeer altijd maar te denken: voor alles is een oplossing. Uiteindelijk komt het allemaal wel goed.

Jij hebt naast je opleiding ook de redactie gedaan voor onder andere Compendium Geneeskunde 2.0 en de pocket Longgeneeskunde, hoe was dat om te combineren?
Tijdens het laatste deel van mijn geneeskundeopleiding heb ik onder andere meegewerkt als redactie aan de boekenreeks Compendium Geneeskunde 2.0 en verschillende pockets. Toen ik net anios was wilde ik natuurlijk ook heel graag de pocket Longgeneeskunde zelf maken. Het was een weg van de lange adem door de verschillende COVID-19 golven, maar ik denk dat we uiteindelijk met elkaar een mooie pocket hebben neergezet. De pocket bevat de basale kennis van de longgeneeskunde, speciaal voor de jonge (co)assistent. Mijn naam staat dan wel op de voorkant, maar zonder alle hulp van de auteurs, de klankbordgroep, illustratoren, grafisch designers en medisch specialisten was het natuurlijk nooit gelukt. Dus alle credits aan hen!
Het schrijven van de pocket combineren met de opleiding was soms best even pittig, maar ik denk dat je vooral extra-curriculaire activiteiten moet aanpakken waar je energie van krijgt. En natuurlijk was het zeker niet altijd hallelujah en kon ik de pocket af en toe wel even achter het behang plakken. Maar het was en blijft zo leuk om met collega’s aan zo’n mooi project te mogen werken. Al moet ik eerlijk toegeven dat ik het zelf heel lastig vind om de pockets en reeks te bekijken als ze dan eindelijk af zijn. Je ziet dan toch altijd weer dingen die je anders zou doen, haha. Maar nu is het stiekem heel leuk om de pocket in het wild tegen te komen.

‘Tegen de coassistenten en jonge dokters wil ik zeggen: geniet! En blijf vooral jezelf.’

Hoe veel dienst heb je? En hoe zien die eruit?
Dat is een vraag die door aios van verschillende opleidingscentra verschillend beantwoord zal worden, want elk opleidingscentrum deelt dat weer anders in. Ik heb momenteel alleen 12-uur durende weekenddiensten, geen avond- of nachtdiensten. In mijn vooropleiding draaide ik uiteraard wel gewoon mee in het dienstrooster met weekenden, avonden en nachten. Zelf vond ik de diensten heel leerzaam en stiekem heel gezellig.

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? Tegen de coassistenten wil ik zeggen: geniet van je coschappen! Besef dat het super leuk is om elke keer in een andere keuken te mogen kijken en steeds weer nieuwe dingen te mogen leren. Ik besef heel goed dat het ook lastig kan zijn om steeds weer te wisselen, en iedere dokter wil alles net weer even anders, maar heel veel is een kwestie van smaak. Kijk dus je ogen uit en verwonder je over wat je allemaal ziet. Je zult dingen zien waar je zelf van denkt: ‘Zo wil ik worden’, maar ook dingen waarvan je denkt: ‘Zo wil ik niet worden’.
En voor de jonge assistenten geldt eigenlijk hetzelfde. Geniet en doe eerst wat werkervaring op. Laat je niet opjagen door een opleidingsplek en kijk om je heen. Voor anios zijn er hele mooie werkplekken waar je op verschillende afdelingen tegelijk werkt. Zo kun je mooi overal nog eens spieken. En laat je tijdens de nachtdienst vooral niet in de hoek zetten door een brommende specialist die vindt dat je niet had moeten bellen. Al weet ik dondersgoed dat dit makkelijker gezegd is, dan gedaan. 😉 Uiteindelijk geldt: volg je hart in je keuze voor een specialisme. Voor mij bleek longziekten het allerleukste specialisme. Vraag tijdens je coschappen of werk als anios eens aan arts-assistenten of medisch specialisten waarom ze voor het specialisme hebben gekozen. Je zult verschillende antwoorden krijgen! En tot slot, blijf lekker jezelf! Laat je niet door die soms gekke medische wereld verleiden om je anders voor te doen dan dat je bent.

Wil jij nou ook graag zo’n pocket van Compendium Geneeskunde? Ik mag er vanaf 26 februari elke week één weggeven: namelijk de pocket longgeneeskunde, acute geneeskunde, radiologie én huisartsgeneeskunde! Wat moet je doen? Kijk snel op de instagram pagina van doktersdiehetandersdoen.
Niet gewonnen? Dan zijn de pockets met 10% korting te bestellen via deze link en kortingscode Inoek10.

In gesprek met consultant Julia van Hoof

Julia heeft geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht. Hierna heeft zij als anios gewerkt op de spoedeisende hulp en intensive care van het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond. Sinds ruim een jaar werkt Julia als consultant bij het bedrijf Luckt, maar zal per maart 2023 gaan starten als huisarts in opleiding. 

Wat leuk dat je ons iets wilt vertellen over jouw werk, Julia. Wat is jouw functie en wat houdt deze functie in?
Ik ben consultant bij Luckt. Luckt is een jonge, dynamische organisatie die zich richt op het vormgeven en uitvoeren van complexe innovatietrajecten binnen zorg en welzijn. We richten ons met name op de pijlers digitalisering, innovatie en complexe samenwerkingen. De zorg verbeteren en veranderen is erg uitdagend, zeker als er meerdere partijen daarbij betrokken zijn. Elke partij heeft zijn eigen wensen en belangen en ze spreken niet altijd elkaars taal. Bedrijven en zorgorganisaties kunnen kleine veranderingen binnen hun bedrijf vaak zelf verzorgen, maar grotere, complexe of landelijke projecten kunnen zeer uitdagend worden. Ze zoeken dan een externe organisatie die ervaring heeft om hen hierbij te helpen; zo’n organisatie is Luckt. Ik ben projectleider binnen verschillende innovatieprojecten. Op dit moment leid ik onder andere twee grote projecten. Elke dag is daarin anders. Binnen één van deze projecten realiseren we het digitaal uitwisselen van patiëntgegevens in de geboortezorg, zodat alle betrokken zorgverleners met één druk op de knop alle relevante informatie over de patiënt kunnen inzien. Hierbij zijn verschillende professionals betrokken, zoals gynaecologen en verloskundigen, maar ook managers, ICT-specialisten en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Ik werk samen met een collega aan dit project, zij heeft een hele andere achtergrond dan ik en kijkt meer naar de technische kant; hoe gaat zo’n systeem er uit zien en hoe krijgen we al deze informatie op de juiste manier hierin? Ik kijk meer naar het medische deel; welke informatie wil je delen en hoe kunnen we het zorgproces hiermee maximaal ondersteunen? 

Kan je vertellen hoe jouw dagen er bij jou uitziet, ook al zijn deze zo verschillend?
Ik heb verschillende overleggen en vergaderingen, zowel intern als extern. De interne vergaderingen gaan bijvoorbeeld over nieuwe opdrachtkansen en bij wie deze opdrachten passen. Voor de projecten heb ik afspraken digitaal of op locatie, soms één op één en soms met een hele groep. Dit maakt dat ik mijn agenda flexibel kan indelen. De ene dag begin ik vroeg in de ochtend en ben ik op tijd klaar, de andere dag begin ik later en werk ik nog door in de avond. Deze vrijheid maakt het voor mij leuk. Daarnaast gebruik ik de dag voor verschillende werkzaamheden; van adviesrapporten schrijven tot aan brainstormsessies organiseren en van het opstellen van een begroting of projectplan tot aan een overleg met bestuurders van een ziekenhuis om knopen door te hakken. Elke dag is anders!

Heb je nog patiëntencontact? En heb je ooit diensten?
Nee, ik zie nu geen patiënten en dat mis ik wel. Ik heb ook geen diensten op dit moment. Er is genoeg werk, dus ik zou in principe in de weekenden door kunnen werken, maar dat is niet de bedoeling. Het komt wel voor dat ik werk in de avonden of weekenden, maar dat is dan mijn eigen keuze. Dit verwacht mijn werkgever niet van mij.

” Als kind ben ik opgegroeid met zorg en het blijven verbeteren daarvan. “
-Julia

De functie als consultant zal bij veel artsen niet bekend zijn. Hoe ben jij bij deze functie terecht gekomen?
Ik ben opgegroeid in een ondernemend zorggezin. Mijn vader is fysiotherapeut met een eigen praktijk, mijn broer is fysiotherapeut en mijn moeder is operatieassistente. Vroeger aan onze keukentafel ging het vaak over het werken in de zorg en over de praktijk van mijn vader. We bespraken ideeën om de zorg voor patiënten te verbeteren, hoe we kunnen samenwerken met andere disciplines uit de zorg en sociaal domein en welke uitdagingen er komen kijken bij het runnen van een eigen praktijk. Als kind ben ik dus opgegroeid met zorg en het blijven verbeteren daarvan. 

Tijdens mijn geneeskundeopleiding in Maastricht heb ik deelgenomen aan Medical Business Projects, een project waar je een half jaar aan de slag gaat met een vraag vanuit bijvoorbeeld een zorginstelling.  Onder begeleiding van een consultant ga je de verschillende problemen aanpakken en leer je hoe je zo’n project moet uitvoeren. Tijdens de opleiding is er weinig aandacht voor de organisatie van zorg en het verbeteren daarvan, dus dit project was een goede aanvulling op mijn reeds bestaande interesse.

Ik heb altijd al huisarts willen worden. Een goede huisarts die enerzijds betrokken is bij zijn patiënten, maar anderzijds ook innovatief is en kansen ziet voor verbetering van de dagdagelijkse zorg. Ik heb er voor gekozen om eerst meer ervaring en kennis te vergaren op de spoedeisende hulp en intensive care, door daar te gaan werken als ANIOS. Hierna wilde ik gaan innoveren en verbeteren. Ik ben met collega’s en vrienden gaan praten die bekend zijn binnen deze wereld of hun netwerk voor me konden aanboren. Ik ben met verschillende organisaties in gesprek gegaan, maar Luckt sprong er voor mij uit. Luckt is een relatief klein en snelgroeiend bedrijf met een hecht team en projecten puur gericht op de zorg, dit sprak mij erg aan. 

Je vertelt dat er weinig aandacht voor innoveren van de zorg in jouw geneeskundeopleiding is geweest. Lukte het om te werken met minimale ervaring?
In het begin van mijn baan merkte ik inderdaad dat ik op zoek ging naar cursussen en boeken over verandermanagement en innoveren in de zorg, juist omdat het allemaal zo onbekend was. Bij Luckt werd aangegeven dat er van alles gefaciliteerd kon worden, maar dat ik deze nieuwe wereld eerst maar eens moest gaan ervaren. Ik ging kijken welke projecten bij mij pasten en waar ik binnen deze projecten extra kennis of kunde nodig had. Op deze manier ging ik niet droog een cursus volgen, maar op zoek naar gerichte kennis en vaardigheden om het project verder te helpen én mijzelf te laten groeien. Toch was het een sprong in het diepe, want de projecten zijn groot en veelomvattend, wat problemen ook vaak multifactorieel maakt. Deze problemen tackelen was af en toe best pittig. Ik heb veel geleerd van mijn collega´s binnen het bedrijf, met name op het gebied van omgang met alle betrokkenen in een project. Hoe zorg je dat alle neuzen dezelfde kant op komen? Hoe zorg je voor voldoende betrokkenheid van de verschillende partijen? Hoe borg je je project op bestuurlijk niveau? Uitdagingen die compleet anders zijn dan de uitdagingen aan het bed van de patiënt, maar waar ik wel énorm blij om ben dat ik ze ben aangegaan.

Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuk?
Ik word erg blij van alle inzichten die ik op doe door ieders verschillende aanpak, mening en voorstel binnen een project. Je leert van verschillende invalshoeken en achtergronden, waarover ik me elke dag verwonder. Binnen een project kan een bestuurder de vraag stellen wat het financieel oplevert over drie jaar, terwijl een zorgmedewerker vraagt hoe iets mórgen zijn zorgproces kan veranderen. Deze verschillende belangen, vragen en behoeften prikkelen mij.

Ook de verschillende inzichten van collega’s zijn inspirerend. Bij Luckt werken mensen met verschillende achtergronden, zoals bedrijfskunde, industrial design en zorgmanagement. In het ziekenhuis werk je vaak met dezelfde mensen voor hetzelfde probleem, terwijl ik nu deze verschillende invalshoeken samenbreng om verder te komen. 

Het minst leuke vind ik dat resultaten lang op zich kunnen laten wachten, sommige projecten lopen namelijk jaren. Innovaties realiseren en implementeren in het zorgproces brengt verschillende afhankelijkheden met zich mee en kost daarom veel tijd. Ik was de snelheid van de spoedeisende hulp gewend, wat een enorm contrast gaf. Ik heb door het werk bij Luckt veel meer zicht gekregen op hoe complex en veelomvattend het realiseren van is en waarom projecten daarom lange tijd kunnen duren.
Daarnaast heb ik het patiëntcontact echt gemist. Ik heb geleerd dat ik veel voldoening haal uit de dankbaarheid die patiënten geven als ik zorg verleen. Als arts op de spoedeisende hulp kon ik de patiënt vaak direct helpen met hun probleem. In de zorgprojecten merk ik dat ik niet altijd direct samenwerk met de opdrachtgever en niet iedereen even blij is de gemaakte plannen voor verandering. Ik heb daardoor wel geleerd om de waardering uit de kleine behaalde resultaten te halen. 

Je vertelde eerder dat je huisarts wil worden en ik begrijp dat je recent bent aangenomen voor de huisartsopleiding, gefeliciteerd! Wat neem je vanuit dit werk mee?
Ik heb meer inzicht gekregen in beleid en organisatie van de zorg. Ik denk dat ik in de toekomst daardoor ook beter de, vrij gescheiden, takken van zorgverlening en zorginnovatie kan verbinden. Daarbij kan ik mijn opgedane communicatieve vaardigheden goed toepassen. Binnen projecten werkte ik met een scala aan professionals; stille muisjes die het liefst hadden dat ik de koers bepaalde, veeleisende projectleden of kritische bestuurders. Deze patronen herken ik ook bij mijn patiënten en ik verwacht dat mijn communicatieve vaardigheden hier dan ook goed van pas zullen komen. Tot slot hebben alle verschillende invalshoeken mij doen beseffen dat buiten de gestelde kaders denken je énorm veel kansen kan opleveren. Dit hoop ik ook als huisarts in te kunnen zetten.

“Je leert van verschillende invalshoeken en achtergronden, waarover ik me elke dag verwonder. “
– Julia

Was het een lastige keuze om patiëntencontact op te geven en deze kant van de zorg op te gaan?
Nee, dat vond ik helemaal niet lastig. Ik ben altijd al erg nieuwsgierig geweest naar deze kant van de zorg en het was voor mij dan ook een bewuste keuze om bij Luckt te gaan werken. Ik heb echter wel gemerkt dat deze stap in mijn carrière verschillende reacties heeft opgeleverd vanuit mijn omgeving. De een vond het leuk en zelfs stoer dat ik deze stap maakte, de ander dacht dat ik patiëntencontact en het draaien van diensten niet leuk vond en daarom graag de zorgverlening ‘uit wilde’, terwijl dit zeker niet het geval was. Veel mensen denken dat als je deze richting van de zorg op gaat, je dan nooit meer terug kan komen aan het bed, maar dit is totaal niet het geval. Het zijn twee verschillende werelden, zorgverlening en zorginnovatie, maar het is belangrijk dat deze werelden meer verbonden worden met elkaar. Ik wil later als huisarts mijn werk combineren met innovatie, zeker na deze mooie ervaring. 

Heb je nog tips voor dokters die twijfelen over hun beroepskeuze?
Wees nieuwsgierig! Het is super knap dat iemand buiten de standaard kaders durft te kijken, dus twijfel niet maar wees nieuwsgierig naar de wereld aan mogelijkheden om je heen. Je bent als arts voor beleidsmedewerkers, projectleiders en innovatiemanagers enorm van toegevoegde waarde. Je hebt ervaring van de werkvloer en weet hoe het contact met patiënten verloopt: die blik hebben we naar mijn idee meer nodig in innovatietrajecten. Het nadeel is dat deze kant van de zorg niet wordt belicht tijdens de geneeskundeopleiding en daardoor niet het eerste is waar artsen aan denken. Je kan als arts uniek zijn binnen innovatieve zorgprojecten. Er worden andere vaardigheden van je gevraagd, anders dan die je hebt geleerd aan het bed van de patiënt. Toch is er ook overlap: je moet kunnen prioriteren, over een helikopterview beschikken en ook hier slecht nieuwsgesprekken kunnen voeren. Ik zou het zeker aanraden om als arts binnen innovatieve zorgprojecten aan de slag te gaan.

In gesprek met een AIOS Musculoskeletale Geneeskunde

Deze week gaan we in gesprek met AIOS Musculoskeletale Geneeskunde Stephan Oosterbosch. Musculoskeletale Geneeskunde is een vakgebied dat zijn oorsprong reeds vond in 1965, toen een Amsterdamse huisarts de basis hiervoor legde. Tegelijkertijd is het een vakgebied dat voor velen nog onbekend is. En daar moet verandering in komen als je het Stephan vraagt. Hij vertelt ons graag meer over zijn werkzaamheden, opleiding en waarom hij deze keuze heeft gemaakt.

Wat leuk dat je iets wilt vertellen over jouw werk! Zou je ons allereerst kunnen uitleggen wat musculoskeletale geneeskunde precies inhoudt?
“Binnen de musculoskeletale geneeskunde kijken we voornamelijk naar de houding en functie van het bewegingsapparaat. Het is ontstaan vanuit dokter Sickesz, een huisarts uit de vorige eeuw. Zij zag in haar praktijk veel mensen met klachten van het bewegingsapparaat, die vaak niet of maar voor korte tijd verholpen konden worden. Ze ging op zoek naar een behandelmethode die mensen voor langere tijd zou kunnen helpen. Zo vond ze bij mensen met vaak relatief eenvoudige rugklachten bepaalde standsafwijkingen van bekken, wervelkolom en extremiteiten. Door deze, vaak functionele, standsafwijkingen kan het zo zijn dat de wervelkolom minder goed functioneert en het zenuwstelsel ter hoogte van de wervel wordt geprikkeld. Mensen die bij ons komen hebben vaak last van rug- of nekklachten, maar ook van schouder-, elleboog-, knie- of enkelklachten. Voor het goed functioneren van de wervelkolom is het belangrijk dat de wervels met het bekken één bewegingsketen vormen. Daarom behandelen we mensen in een systematische volgorde, waarbij bekken, rug en extremiteiten worden behandeld in om en nabij vijf behandelingen. Tijdens deze behandelingen maken we gebruik van mobiliserende technieken, waarmee we disbalans en klachten die gepaard gaan met spierspanningen proberen op te heffen. Door mensen in die keten te behandelen kun je vaak niet alleen de rugklachten maar ook andere klachten die mensen hebben verhelpen.”

Hoe verhoudt het zich tot andere vakken die zich bezighouden met het bewegingsapparaat, zoals orthopedie of fysiotherapie?
“De patiëntenpopulatie die wij zien zijn veelal al bij de fysiotherapeut, manueel therapeut, osteopaat, neuroloog, orthopeed en revalidatiearts geweest. Ze hebben vaak een lang traject doorlopen en zijn nog steeds niet van hun klachten af. Musculoskeletale geneeskunde heeft met veel van deze vakken raakvlakken, maar wij kijken op een andere manier. Waar binnen andere vakken vaak meer lokaal wordt gekeken waar de pijn zit, om vervolgens ook daar te behandelen, proberen wij het lichaam als een keten te zien. Door ruimer naar het lichaam te kijken, en het niet te zien als losse diagnoses maar als een keten die je probeert beter te laten functioneren, zie je dat een groot deel van de pijnklachten op lange termijn te verbeteren of te verhelpen zijn. Anders dan bij de meeste specialismen in het ziekenhuis hoeven wij patiënten niet altijd door te sturen, maar geven we zelf de behandeling. Dit kan door middel van mobilisaties, het voorschrijven van medicatie of het meegeven van houding- en beweegadviezen.”

“Ik werkte naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”

Hoe kwam je erbij om te kiezen voor musculoskeletale geneeskunde, was het een lastige keuze? 
“Ik wist al van jongs af aan dat ik geneeskunde wilde studeren. Toen ik eerst uitgeloot werd, koos ik ervoor om fysiotherapie te studeren. Ik wist namelijk al dat ik met het bewegingsapparaat bezig wilde zijn. Na mijn opleiding tot fysiotherapeut werd ik alsnog ingeloot voor geneeskunde. Doordat mijn vader MSK (musculoskeletaal) arts is, wist ik niet alleen al wat het vak inhield, maar had ik ook al vaak gezien wat voor effecten musculoskeletale geneeskunde bij patiënten teweeg kon brengen. Tijdens mijn coschappen merkte ik dat rugklachten bij de orthopedie vaak moeilijk konden worden verholpen. Ik werkte toen naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”

Hoe ziet de sollicitatieprocedure voor de opleiding eruit, is het lastig om een plek te bemachtigen? 
“Om te solliciteren voor een opleidingsplek moet je allereerst een sollicitatiebrief schrijven. Vervolgens word je al dan niet uitgenodigd op een sollicitatiegesprek. Of je meteen wordt toegelaten is mede-afhankelijk van je vooropleiding. Het is natuurlijk handig om voorkennis te hebben van het bewegingsapparaat of het zenuwstelsel. Ik kon meteen na mijn geneeskunde-opleiding starten omdat ik ook fysiotherapie heb gestudeerd, maar in principe wordt er wel verwacht dat een sollicitant 1 tot 2 jaar klinische ervaring heeft als ANIOS. Er starten ook huisartsen, SEH-artsen of orthopeden aan de opleiding, die kunnen hun opleiding dan vaak inkorten. Op dit moment starten er jaarlijks 5 artsen aan hun opleiding tot MSK arts. Het beroep is helaas nog vrij onbekend. Dat is lastig en erg jammer, want ik denk dat het beroep van onmiskenbare waarde kan zijn voor mensen met klachten aan het bewegingsapparaat.”

“Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme.”

En hoe zien jouw dagen eruit als musculoskeletaal arts in opleiding? 
“Iedere week zit ik op twee verschillende werkplekken. Twee dagen zit ik in een ‘normale’ MSK-praktijk, waarbij ik bezig ben met het behandelen van standsafwijkingen. Daarnaast werk ik twee dagen op de Rugpoli. De Rugpoli is een vorm van anderhalvelijnszorg, waarin we in een multidisciplinair team bestaande uit onder andere MSK-artsen, orthopeden, neurologen en reumatologen de meer complexe casussen zoals herniaties en stenoses behandelen. Elke Rugpoli heeft zijn eigen MRI, waardoor we na verwijzing van de huisarts zelf aanvullend onderzoek kunnen aanvragen en beoordelen.

Met die multidisciplinaire teams proberen we de druk op de zorg een beetje af te laten nemen. Vaak worden patiënten met rugklachten meerdere keren doorgestuurd; van de huisarts naar de fysiotherapeut, terug naar de huisarts, naar de orthopeed.. enzovoort. Patiënten komen vaak pas bij een MSK arts terecht nadat ze al veel andere specialisten hebben gezien en nog niet van hun klachten af zijn. Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme. Naar MSK-praktijken worden mensen helaas nog weinig doorgestuurd vanuit de huisarts of het ziekenhuis. Mensen komen daar vooral via mond-op-mondreclame. Bij de Rugpoli is dat anders. In sommige ziekenhuizen is het tegenwoordig zelfs zo dat mensen niet door de neurochirurgie worden geopereerd voordat ze bij de Rugpoli zijn geweest.”

En hoe ziet de rest van de opleiding eruit? 
“De opleiding tot MSK-arts duurt in totaal 2 jaar. Naast twee dagen in een gewone MSK-praktijk en twee dagen op de Rugpoli heb ik één dag in de week tijd voor zelfstudie en opdrachten. In jaar 2 kom ik op twee nieuwe werkplekken terecht. Ongeveer één keer per maand is er een cursusdag, waarop er aandacht wordt besteed aan variërende medische onderwerpen. Iedere cursusdag komt anatomie, arthrokinematiek en oefencasuïstiek aan bod, maar oefenen we ook met klinisch redeneren en lichamelijk onderzoek. De cursusdagen zijn grotendeels in Bilthoven. Omdat ik relatief ver moet reizen naar mijn werkplekken, heb ik er recent voor gekozen om terug te gaan naar drie werkdagen in plaats van vier per week, waardoor ik enkele maanden langer over mijn opleiding zal doen.”

Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje.

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan?
“Ik vind het belangrijk dat de kwaliteit van mijn consulten goed is. Daarom vind ik het fijn dat we patiënten niet maar tien minuten, maar bijvoorbeeld een half uur of driekwartier zien. Dat geeft me tijd om patiënten goed te onderzoeken, evalueren, instrueren en behandelen. Ik vind het daarnaast leuk om fysiek bezig te zijn, daar kan ik mijn energie in kwijt. Tegelijkertijd ben ik toch iedere keer bezig met klinisch redeneren; ‘Als dit niet werkt, hoe kan ik de klacht dan anders aanpakken? Wat kan ik nog meer voor deze patiënt betekenen?’ Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje. Dat blijven puzzelen maar ook actief bezig zijn vind ik erg leuk aan deze baan. Daarnaast vind ik het fijn dat ik relatief weinig slechtnieuwsgesprekken hoef te voeren, daar zou ik slecht mee overweg kunnen.”

En wat vind je het lastigst?  
“Officieel valt musculoskeletale geneeskunde, anders dan bijvoorbeeld manuele therapie, onder de alternatieve geneeswijzen. Daardoor krijgen patiënten behandelingen vaak niet volledig vergoed, waardoor zij er soms voor kiezen om geen behandeling te ondergaan. Dat vind ik jammer, omdat je alle patiënten graag de zorg wilt verlenen die zij verdienen, zonder dat dit afhankelijk is van de vergoeding van de zorgverzekeraar. Dat de behandelingen maar deels vergoed worden heeft te maken met de evidence ervoor. Voor een kleine beroepsvereniging is het lastig om dergelijk onderzoek te bekostigen. Doordat er zoveel verschillende oorzaken bestaan voor rugklachten, en niet elke patiënt met dezelfde diagnose hetzelfde reageert op een behandeling, moeten wij maatwerk leveren door te zoeken naar een juiste behandeling of combinatie van behandelingen. De commissie wetenschap van onze beroepsvereniging werkt hard aan richtlijnen en effectenstudies, om op die manier beter zichtbaar te worden binnen de reguliere geneeskunde.”

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
“Al ons werk is poliklinisch, dus in principe zijn er geen diensten. Als je een eigen praktijk hebt kun je het natuurlijk zo gek maken als je zelf wilt, maar voor nu vind ik het fijn om ook voldoende tijd te hebben buiten mijn werk.”

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis? 
“Ook in ons werkveld ontkom je niet aan administratie. In elk consult bespreek en noteer je kort het reactiepatroon van vorige behandeling en noteer je hetgeen je gezien en gedaan hebt. Daarnaast schrijf je enkel brieven ter evaluatie aan de huisarts of een aanbeveling bij doorverwijzen naar een ander specialisme.”

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? 
“Ga vooral meekijken met verschillende specialismen. Maak niet te snel een keuze, en bedenk niet alleen wat je belangrijk vindt over 5 jaar, maar ook over 20 of 30 jaar. Probeer daarnaast altijd het hele plaatje te blijven zien, denk in een keten en zie je patiënt niet als een verzameling van losstaande diagnoses.

Is je interessegebied breder dan één enkel specialisme, vind je het leuk om zelf patiënten te behandelen door middel van conservatieve en invasieve behandelmethodes, werk je graag in een klein multidisciplinair team en wil je opleiding en een gezin kunnen combineren? Kom dan vooral een keer een dag meelopen in een MSK-praktijk of op de Rugpoli. Wil je meer informatie over het opleidingsplan of in contact komen met aangesloten MSK-artsen dan kun je altijd kijken op de site van de vereniging (www.NVAMG.nl).” 

In gesprek met een arts en ondernemer Veerle Smit

Deze week een bijzondere blog, namelijk met een arts die naast dokter ook ondernemer is. Ik ga in gesprek met Veerle Smit, mede-oprichtster van de zeer succesvolle Compendium boeken reeks. Ze heeft gestudeerd aan de VU in Amsterdam en rondde haar master af in 2020. Nadien heeft ze gewerkt in de huisartsenpraktijk, bij kind & jeugdpsychiatrie en sinds enkele maanden is ze fulltime bezig met ondernemen.

Wat leuk dat je iets wilt vertellen over het leven als dokter én ondernemer. Hoe ben jij begonnen met ondernemen?
In het tweede jaar van mijn studie kregen Romée (Snijders, mede-oprichtster van Compendium red.) en ik door dat we een goed overzicht van alle leerstof misten. Daar liepen we met name tegenaan als we ons voorbereidden op de vierjaarlijkse voortgangstoets. We bedachten dat we deze samenvatting zelf zouden ontwikkelen en wilden dat met z’n tweeën doen. Al snel bleek dat een iets te ambitieus plan, want het kostte veel tijd! We hebben direct hulp gevraagd en zo is Compendium 1.0 ontstaan: vier boeken met complete samenvattingen ontwikkelt door circa 100 geneeskundestudenten en specialisten. Compendium 2.0 is zelfs met een team van 350 studenten, artsen & specialisten ontwikkelt! Zo is het eigenlijk allemaal begonnen en dat loopt nog steeds heel goed. Later in onze opleiding, tijdens onze coschappen, kwamen we er namelijk achter dat een samenvatting voor in je witte jas ook wel heel erg handig is. Zo ontstonden de pockets. Nog wat later bleek een super korte samenvatting van een vakgebied ook heel erg fijn: de flashcards!
Momenteel zijn we daar vooral druk mee bezig met onze flashcards, zo lanceerde we 22 september onze nieuwste flashcards: Cardiologie & Longgeneeskunde. De laatste pockets die verschenen zijn Radiologie, Longgeneeskunde en Huisartsgeneeskunde. Hier vind je een overzicht van alle producten van Compendium en met kortingscode INOEK10 krijg je zelfs 10% korting!

Wat stoer dat jullie dit gewoon gedaan hebben! Waar ben je naast Compendium nog meer druk mee?
Naast Compendium houd ik me bezig met Dokters op hakken en stichting Zorgmakers. Dokters op hakken hebben Romée en ik overgenomen van aios Urologie Tahnee de Vringer, Daar promoten we gelijke kansen voor vrouwen binnen de geneeskunde. Vrouwelijke dokters zijn er inmiddels namelijk erg veel, maar de hogere bestuurlijke functies worden nog veelal bekleed door mannen. We promoten die kans gelijkheid door succesvolle vrouwelijke artsen te interviewen die fungeren als rolmodel voor anderen.
Stichting Zorgmakers heb ik opgezet samen met arts Sarah van der Lely en zorgbestuurder Rob van der Kolk, om de ondernemendheid van zorgmedewerkers te promoten. Ik ben ervan overtuigd dat we de zorg kunnen verbeteren met de mensen die daadwerkelijk in de zorg werken en dat vele oplossingen al beschikbaar zijn. Het wiel hoeft echt niet telkens opnieuw uitgevonden te worden. We bieden een platform voor zorgmedewerkers om een probleem waar men tegenaan liep en wat inmiddels intern is opgelost te delen zodat andere ziekenhuizen en zorgmedewerkers de oplossing kunnen kopiëren. Zo helpen we elkaar en verbeteren we uiteindelijk de zorg. Het is goed dat de mensen op de werkvloer betrokken worden, maar zich ook betrokken en verantwoordelijk voelen. Die ondernemendheid in de vorm van: ik zie een probleem en ik ga ermee aan de slag, dat moeten we stimuleren. Oplossingen zullen dan uiteindelijk ook veel breder gedragen worden. Ik geloof dat de zorg alleen gemaakt kan worden als we ons allemaal een zorgmaker voelen, durf dus ondernemend te zijn. Benieuwd naar de problemen waarvoor reeds oplossingen zijn bedacht, neem snel een kijkje op het platform!

En daarnaast geef je ook nog advies! Hoe is dat zo gekomen?
Al jaren werd ik overladen met vragen van vrienden en vrienden van vrienden over een idee, bedrijf of project dat ze hebben. Op een gegeven moment gaf ik zoveel mensen advies die ik niet persoonlijk kende, dat ik begonnen ben met “Advies- & Inspiratiegesprekken”. Ik geef dan advies over heel veel verschillende dingen. Zo verzin ik soms binnen een seconde een goede slogan of plan voor promotie tijdens een congres, maar werk ik ook samen met ondernemers hun 10-jaarplan uit. Ik denk graag strategisch mee en ben dan voor mensen een fijne sparringpartner omdat ik niet snel een idee te groot of te ambitieus vind. Ik ben eerder degene die vraagt: “Kan je er niet nog een nul achter zetten?”. Een Advies & inspiratiegesprek is 60-90 minuten. Soms zijn mensen na een gesprek al zo geholpen dat ze weer zelf aan de slag gaan, soms willen ze en langer traject aangaan en zich bijvoorbeeld elke maand of kwartaal laten adviseren. Ik ben vrij flexibel want ik vind niks leuker dan meedenken over nieuwe ideeën haha.

Voor alle Compendium producten klik hier en krijg 10% korting met kortingscode INOEK10

Op Instagram zag ik dat je ook vaker spreekt!
Klopt! Spreken doe ik over allerlei dingen. Zo gaf ik laatst een talk aan aios psychiatrie die bijna klaar waren met de opleiding en een summer school hadden over je eigen praktijk starten. Zo geef ik talks genaamd “EHBO”, waarbij de “O” voor ondernemen staat, doe ik inspiratiesessies als de Paarse Krokodil van Zorgmakers ergens wordt gelanceerd of vertel ik ons Compendium verhaal op congressen of ondernemers events. Het is altijd super leuk om een tegengeluid in de zorg te laten horen waarbij ondernemen als iets positiefs gezien wordt en ik hoop altijd dat de vijf jaar jongere versie van mijzelf in de zaal zit die zich door mijn verhaal iets minder alleen voelt.

Wat een prachtige initiatieven! Ben jij altijd zo ondernemend geweest?
Ik kom niet uit een ondernemersgezin en had ook niet gedacht dat het zo zou lopen. Maar als ik terugkijk op hoe ik was als kind herken ik toch wel dat ondernemerschap. Koninginnedag was mijn lievelingsfeestdag als klein kind, dan zat ik klaar op mijn kleedje om mijn spulletjes te verkopen haha, dus ergens heeft het er dus toch zeker altijd in gezeten.

En hoe heb je jezelf het ondernemerschap eigen gemaakt?
Het belangrijkste in het ondernemerschap is zelfvertrouwen, het gevoel dat het uiteindelijk wel op z’n pootjes terecht komt. En je moet je verantwoordelijk voelen en zorgen dat de dingen gebeuren. Ik ben het gewoon gaan doen en al doende leer je. Maar ik heb er ook veel boeken over gelezen en cursussen gevolgd. Ik ben altijd ambitieus geweest en stel altijd doelen voor mezelf. Zo was mijn doel afgelopen jaar om twee boeken per maand te lezen, dat lukte dus deed ik er een schepje bovenop. Zo is een van mijn huidige doelen om elke week een boek te lezen en ook dat lukt tot nu toe! Dé tip hiervoor is trouwens Storytel haha.

‘Steek je kop boven het maaiveld uit en denk groot!’

En wat zijn je doelen in het doktersvak? Of blijf je fulltime ondernemen?
Dat weet ik eigenlijk nog niet! Kindergeneeskunde heeft langere tijd in het lijstje gestaan, maar dat was uiteindelijk toch niet wat ik zocht. Momenteel twijfel ik tussen huisartsgeneeskunde, psychiatrie en fulltime ondernemen. Of een combinatie natuurlijk. Bij zowel de huisartsgeneeskunde als de psychiatrie heb ik daarom een tijd gewerkt en nu ben ik sinds enkele maanden dus fulltime aan het ondernemen. Ik heb besloten dat ik dat een jaar ga doen en daarna kan ik goed kiezen tussen de drie opties. Inmiddels ben ik er al wel achter dat je niet alleen kiest voor het specialisme, maar ook voor het leven dat daarbij komt kijken. En uiteindelijk moet je kiezen waar je blij van wordt, waar jouw hart sneller van gaat kloppen.

Wat is jullie grote doel voor Compendium?
Wij willen alles bieden wat een geneeskundestudent tot aan een pensionado nodig heeft om zijn of haar vak goed uit te kunnen oefenen. En dan wereldwijd. Je moet groot dromen!

Wat vind je lastig aan ondernemen?
Hmm.. Ik merk dat er toch een beetje een negatief stigma zit op het ondernemerschap binnen de zorg. Commercieel zijn of iets commercieels doen wordt als een lelijk woord gezien binnen de zorg. Ik heb Compendium lang ‘een project’ genoemd, terwijl het al snel een groot en succesvol bedrijf was. Het is jammer dat er vaak zo tegenaan gekeken wordt want ondernemen kan de zorg ook echt verbeteren. Nou hoeft niet iedereen ondernemer te worden, maar ondernemend zijn is in mijn ogen alleen maar goed.

Als je een tip mag geven aan de lezers, wat zou dat dan zijn?
Op het moment dat je een idee hebt, maar het gevoel hebt dat je niemand om je heen hebt die daarin gelooft zorg dan dat je andere mensen om je heen verzameld die het wel een goed idee vinden. Denk niet, doordat anderen er niet in geloven dat het een slecht idee is, maar steek je kop boven het maaiveld uit. En ohja: denk groot! 😉


Blog 32; In gesprek met een AIOS urologie

Laatste vroeg ik jullie of het leuk zou zijn om af en toe ook eens een specialisme uit het ziekenhuis de revue te laten passeren en de meeste vonden dat een goed idee. Vandaag dan eindelijk de aftrap! We beginnen met een klein specialisme in het ziekenhuis waar zeker niet alle coassistenten de kans krijgen om een kijkje te nemen: de urologie.
Ik ga in gesprek met hardwerkende dokter Ella Cauffman, een AIOS bij de urologie die heel enthousiast is over haar werk en ons graag meeneemt.

Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als uroloog in opleiding? 
Het zijn volle dagen: de urologie is een vak met vele aspecten, en dat maakt het ook zo leuk! Gemiddeld genomen heb je 1 dag per week afdeling, waarbij je om kwart voor 8 begint met visite lopen. Vervolgens heb je de tijd voor administratie. De diagnostiek bij de patiënten voer je zelf uit, zoals het maken van een echo (van de blaas, nieren en prostaat) of cystoscopie (= met een camera in de blaas kijken) of het plaatsen van catheters (blaascatheter, JJ of nefrostomie catheter). Als je op de afdeling staat heb je ook het consultensein en de huisartsentelefoon en zie je zelf de patiënten op de spoed. Dat kan vriezen of dooien, de ene keer is het rustig, maar op sommige dagen komt alles tegelijk en moet je goed prioriteiten kunnen stellen. De rest van de week is gevuld met 1 à 2 dagen op OK, 1 à 2 dagen op de poli en wisselend een dagdeel kleine ingrepen op de poliklinische OK. Op de operatiekamers heb je hele grote ingrepen zoals blaas-, nier- en prostaatverwijderingen (open, laparoscopisch of met de robot), maar ook veel endoscopisch behandelingen (bv transurethrale resectie van blaastumoren en ureterorenoscopie voor nierstenen). Verder heb je nog een heel scala aan andere ingrepen afhankelijk van het ziekenhuis waar je zit, denk bijvoorbeeld aan incontinentie chirurgie en kinderurologische ingrepen. Deze ingrepen leer je gaandeweg uitbreiden tot je ze zelfstandig kunt uitvoeren. Ook op de poli heb je hele wisselende activiteiten: uiteraard zie je zelf de patiënten, maar je doet ook bijna alle diagnostiek zelf zoals eerder genoemd. Naast echo’s, cystoscopieën en plaatsen van catheters, nemen we prostaatbiopten af en maken opspuitfoto’s van de nieren. De patiënten die bij jou komen, kan je soms heel snel van hun probleem afhelpen, maar er zijn ook patiënten die je jaren vervolgt. De meerderheid van de populatie is mannelijk, maar je ziet ook genoeg vrouwen en de patiënten leeftijd varieert van kinderleeftijd tot wel 90 jaar. Dit afwisselende is mijn favoriete aspect aan de urologie. Je hoeft niet te kiezen, het vak heeft alles.
Behalve de klinische werkzaamheden zijn er uiteraard ook neventaken die voor of na de werkdag gebeuren, zoals het voorbereiden en voorzitten van MDO’s en het geven van onderwijs. Als assistent kan je fulltime of parttime werken, de meeste specialisten werken parttime.

Waarom heb je gekozen voor urologie, was het een lastige keuze? 
Ik ben eigenlijk per ongeluk tijdens mijn coschap chirurgie bij de urologie terecht gekomen. Ik was ingedeeld bij de orthopedie, maar dat leek me niets voor mij, dus ik heb geruild. Toen al vond ik het een heel leuk vak.
Ook wist ik al snel dat ik een vak wilde doen met een combinatie van snijdend en beschouwend. Aanvankelijk dacht ik aan gynaecologie, maar dit bleek toch niet helemaal mijn wereld te zijn. Eenmaal bij de urologie als ANIOS voelde ik me meteen op mijn plek.  De combinatie van een vak waarin je moet kunnen doorpakken en dingen kan oplossen, met tegelijk ook veel patiëntencontact en samenwerking met collega’s, paste helemaal bij mij. Alle verschillende vaardigheden en handelingen die je moet beheersen, maakt het uitdagend en afwisselend

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit? 
De opleiding urologie is geregeld per regio. Je schrijft een brief naar de opleidingscommissie en gaat daarna op gesprek bij de drie opleiders en drie AIOS uit die regio.

‘Het allerleukste aan de urologie is de afwisseling, het vak heeft alles!’

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit? 
De opleiding urologie duurt 5 jaar en 9 maanden. De eerste 1,5 jaar, je vooropleiding, volg je bij de chirurgie om de snijdende basis te leren. Bij het urologische gedeelte daarna zit je ongeveer de helft van de tijd in het academisch ziekenhuis en de andere helft van de tijd in een perifeer centrum. Tijdens die jaren werk je als arts-assistent waarbij je de verschillende deelgebieden van de urologie ziet langskomen: oncologie, functionele en reconstructieve urologie, endo-urologie, kinderurologie en andrologie. De laatste maanden van je opleiding doe je een differentiatie binnen een van deze deelgebieden. Als je eenmaal specialist bent, is het overigens goed te doen om een baan te vinden, hetzij beginnend als chef de clinique of soms zelfs meteen in een maatschap.

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria? 
In regio Maastricht waren er bij mijn sollicitatieronde drie AIOS plekken, dit jaar zijn het er twee. Hoeveel kandidaten er zijn voor die plekken, wisselt van jaar tot jaar, gemiddeld zijn er zo’n twee tot vier kandidaten voor één plek. Klinische ervaring als ANIOS bij de urologie is een vereiste. De meesten hebben één tot drie jaar ervaring voor ze worden aangenomen. Het is niet nodig om gepromoveerd te zijn, al zijn er altijd wel een aantal mensen die dit hebben gedaan. Het belangrijkste is dat je enthousiast bent over het vak en hebt laten zien dat je zowel de technische handigheid hebt die nodig is voor de urologie, als de sociale skills met patiënten en collega’s.

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?  
Het allerleukst vind ik de afwisseling; “never a dull moment”. En dat gecombineerd met fijn patiëntencontact, waarbij je zowel luchtige gesprekken hebt en mensen van hun probleem af helpt met medicatie of een operatie, als de intensievere gesprekken met mensen die bijvoorbeeld last hebben van erectiestoornissen of de diagnose kanker krijgen. Ook het feit dat je patiënten ziet, zelf de diagnostiek en behandeling uitvoert, en nadien zelf de follow-up kan doen geeft veel voldoening. Daarnaast heb je nauw contact met de verpleegkundigen op de poli en afdeling en verschillende andere specialismen, zoals de SEH, huisartsen, radiotherapeuten etc.
Het lastigste wat mij betreft is dat het toch wel een echt ziekenhuisspecialisme is waar ook de bijbehorende uren bij komen kijken. De werkdagen in het ziekenhuis zijn vrij lang, meestal van 07u45 tot 18u-18u30, en daarna moet je je vaak thuis nog voorbereiden.
Je moet ook kunnen schakelen tussen verschillende werkzaamheden. Omdat we een relatief klein specialisme en dus ook een klein team zijn, helpt iedereen waar nodig. Dit is fijn voor de teamsfeer, maar maakt ook dat lange lunchpauzes of vroeg naar huis niet altijd mogelijk zijn.
Verder is het een breed vak waarbij je heel veel aspecten van de geneeskunde uitvoert, maar wel gespecialiseerd in beperkte onderwerpen. Het is dus beduidend minder algemeen dan bijvoorbeeld interne geneeskunde of huisartsgeneeskunde. Dit vind ik er prettig aan, maar het kan een afknapper zijn voor iemand die zich niet wil toeleggen op één deelgebied.

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Bij de urologie is de meeste zorg planbaar, wat ervoor zorgt dat de diensten relatief rustig zijn. Daardoor doen wij onze diensten niet in blokken zoals veel andere ziekenhuisspecialismen, maar achter de werkdagen aan. Afhankelijk van de kliniek en het aantal assistenten in je team heb je gemiddeld 1 keer per 1-2 weken een avond/nacht dienst. Dit is een bereikbaarheidsdienst waarbij je veel telefonisch kan afhandelen, maar ook soms in huis moet komen voor het beoordelen van patiënten op de afdeling of spoedeisende hulp en soms ’s avonds of ’s nachts operaties moet uitvoeren. Hiervoor heb je dan geen compensatie, dus de dag erna werk je gewoon weer. Daarbij heb je ongeveer 1 keer per maand een weekenddienst, die van vrijdagavond tot maandagochtend duurt. Dan krijg je wel die maandag vrij als compensatie. In deze diensten loop je ’s ochtends visite en heb je de rest van de dag in principe bereikbaarheidsdienst vanuit huis waarbij je wel vaak één of soms meerdere keren naar het ziekenhuis moet.
Hoe druk de diensten zijn is niet van tevoren in te schatten: sommige diensten heb je quasi niks te doen en word je nauwelijks gebeld, andere diensten word je continue gebeld en sta je het hele weekend afwisselend op de spoedeisende hulp en de operatiekamer. Maar de dienstbelasting is dus een stuk minder zwaar dan bijvoorbeeld bij de interne geneeskunde, chirurgie of spoedeisende hulp. Daar staat tegenover dat je relatief vaak bereikbaar moet zijn en je af en toe een zware dienst hebt waar weinig compensatie tegenover staat. Persoonlijk vond ik de diensten als assistent meestal wel heel leuk omdat je veel zelf mag en kan doen en interessante patiënten ziet. Daarbij komt dat eenmaal als specialist de diensten wat rustiger worden en je de meeste dingen telefonisch kan oplossen met de assistent.

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis? 
Ja, je heb ongeveer evenveel administratie als in de rest van het ziekenhuis. Het is een redelijk groot deel van je dagen, maar ik vind dat er wel voldoende tijd voor patiënten overblijft. En hopelijk gaan wij als nieuwe generatie dokters dit straks beter georganiseerd hebben :-).

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? 
Het belangrijkste is denk ik om naar het complete plaatje van een vak te kijken. Dus niet alleen of je de werkzaamheden interessant vindt, maar ook wat voor collega’s je krijgt, hoe de werkbelasting is en hoe de opleidings- en baankansen zijn. En verder om niet alleen te kijken naar hoe je assistententijd is, maar ook naar hoe de dagindeling van een specialist eruit ziet. Ik vond bijvoorbeeld bij de gynaecologie de verloskamers een heel leuk deel van het werk, maar als specialist ’s nachts alleen komen opdraven als een bevalling niet goed gaat, leek me helemaal niks.
En voor de rest: het is oké om het niet te weten en verschillende dingen te proberen. Al die ervaringen neem je mee in wat je uiteindelijk gaat doen. En als je benieuwd bent naar een vak, probeer dan eventueel via via te regelen dat je een keer mee kan kijken.