Ook voor dit LAD magazine mocht ik weer een column schrijven. Dit keer een erg persoonlijk column over het moment waarop ik even patiënt werd tijdens mijn zwangerschap, maar ik de dokter in mij maar slecht kon uitschakelen. Gelukkig is het allemaal goed gekomen en inmiddels ben ik moeder van een heel lief, leuk, knap jongetje! Ben jij wel eens patiënt geweest terwijl je ook dokter was? Hoe ging je daarmee om?
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Nina* is anios dermatologie. Tijdens haar coschappen werd ze overladen met dermatologische vraagstukken, waar ze moeilijk antwoord op kon geven. Hierdoor is Nina zich meer gaan verdiepen in het grootste orgaan van de mens; de huid. Al snel kwam zij erachter dat er ontzettend veel verschillende huidziekten bestaan en dat ze erg op elkaar kunnen lijken. Soms wordt de verkeerde behandeling gestart, maar bij een onschuldige huidziekte is dat gelukkig niet levensbedreigend. Bij kwaadaardige huidaandoeningen wil je dit voorkomen. Nina vertelt over een patiënte waarbij het bijna mis ging.
‘Als anios draai ik verschillende programma’s op de polikliniek, zoals spreekuur en kleine ingreepjes op de operatiekamer. Ik kan tijdens mijn werkzaamheden altijd supervisie van een dermatoloog vragen. Op onze afdeling hebben we afgesproken dat patiënten die voor het eerst op de polikliniek komen overlegd moeten worden met een dermatoloog. Zo kan je als onervaren arts veel leren, maar wordt de kans op het stellen van een verkeerde diagnose klein gemaakt.
Tijdens één van mijn ochtendspreekuren kwam een patiënte in verband met een bruine plek op haar voorhoofd. Deze plek zat er al een tijdje en ze vond de plek cosmetisch storend. De huisarts had haar doorgestuurd, omdat hij het toch niet helemaal vertrouwde. Ik heb het plekje op haar voorhoofd goed nagekeken. Het was een bruine plek die alle kenmerken had van een ouderdomswrat. Het liefst had ik haar weer naar huis laten gaan, maar vanwege de afspraken op de afdeling ging ik eerst overleggen met de superviserende dermatoloog. Hij wilde de patiënte graag nog even zien en was het daarna eens met mijn conclusie. De patiënte wilde graag van het plekje af, dus heb ik deze van de huid afgeschraapt en zekerheidshalve opgestuurd naar de patholoog. Ik zou haar over 2 weken bellen met de uitslag.
Ik had in die 2 weken niet meer aan de patiënte gedacht, vrijwel direct was zij uit mijn systeem na het consult. De dag voordat ik haar zou moeten bellen met de uitslag, klikte ik haar dossier alvast open om te zien wat de patholoog had opgeschreven. Toen ik de uitslag zag kreeg ik het ineens heel warm. Mijn hart begon sneller te kloppen en ik kreeg een weeïg gevoel in mijn onderbuik. Het huidstukje wat ik had opgestuurd bleek een melanoom te zijn. Dit is een kwaadaardige moedervlek, die kan uitzaaien als je het niet behandelt. Dit had ik totaal niet verwacht. Ik was zo overtuigd geweest van mijn eigen oordeel, dat ik de patiënte (en mezelf) gerustgesteld had. Ik zou haar morgen moeten gaan bellen met het nieuws dat het helemaal fout was. Er spookten allerlei gedachtes door mijn hoofd. Ik voelde me schuldig ten opzichte van de patiënte; ik had een verkeerde diagnose gesteld. Gelukkig had ik het stukje huid opgestuurd, maar wat nou als ik dat niet had gedaan? Dan had ze mogelijk onderhuids een kwaadaardige moedervlek gehad die was gaan uitzaaien. Hoe ging ik dit uitleggen aan de patiënte? Ik wist zeker dat ze enorm boos zou gaan worden, dat kon niet anders na wat er gebeurd was. Met lood in de schoenen liep ik naar de oncologisch gespecialiseerde dermatoloog. Ik vertelde het verhaal en de onverwachte uitslag. De dermatoloog was enorm begripvol, gaf aan dat het juist goed was dat het huidstukje uiteindelijk wel was opgestuurd en benoemde dat ik gesuperviseerd was door een dermatoloog. Ik ervaarde steun uit haar woorden en dat deed me goed, maar toch bleef het aan me knagen. Ik moest de situatie ook nog aan de patiënte gaan uitleggen. Uiteindelijk heb ik samen met de oncologisch gespecialiseerde dermatoloog de patiënte gezien op het spreekuur. Ik had de hele dag een steen in mijn maag. Continu probeerde ik me het gesprek in te beelden en de reactie van de patiënte te voorspellen. In elke voorspelling was de patiënte boos, en in mijn ogen terecht. Tijdens het gesprek met de patiënte gebeurde er iets heel anders dan ik me had voorgesteld. Ze was me dankbaar en opgelucht dat het stukje huid wel was nagekeken. Nadat ik haar vertelde dat dit niet de normale gang van zaken was en dat mij dat betreurde, wuifde ze deze excuses weg. Ze vond het fijn dat ik zo open communiceerde met haar en me kwetsbaar durfde op te stellen. Ze benoemde dat ik mijn supervisor had mee laten kijken, het huidstukje heb laten nakijken en nu met haar in gesprek ging over de uitslag. Ze benoemde dat ze het prettiger had gevonden als het direct goed was gegaan, maar dat er zorgvuldig was gekeken. Ze was totaal niet boos. Na dit gesprek was ik enorm opgelucht.
“Fouten maken we allemaal, de manier hoe we hiermee omgaan is belangrijk.”
Wij dokters zijn mensen. En waar mensen werken kunnen fouten worden gemaakt. Van deze casus heb ik geleerd dat een fout maken en dit moeten toegeven aan een patiënt absoluut niet leuk is, maar dat het juist dan goed is om hier open over te communiceren. Fouten maken we allemaal, de manier hoe we hiermee omgaan is belangrijk. Er zullen genoeg patiënten zijn die niet zo begripvol zouden hebben gereageerd als deze patiënte, maar het kwetsbaar en toetsbaar opstellen van een arts is een onmisbare vaardigheid. Durf het gesprek met je patiënt aan te gaan, hoe vervelend dat ook voelt. Je zult zien dat je patiënten je kunnen verrassen en vergevingsgezind kunnen zijn.
*de naam Nina is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.
Na de zelfzorg zomer is het weer tijd voor een splinternieuwe blog over een heel erg leuk specialisme, namelijk de tropengeneeskunde! Ik ga in gesprek met tropenarts Lauren.
Maar eerst even dit:
Wist je dat..
– de Nederlandse opleiding tot AIGT uniek in de wereld is? Nergens anders ter wereld bestaat de combinatie van een klinische opleiding, global health cursus en buitenland training. Dit maakt een AIGT’er na afstuderen uitermate geschikt voor diverse posities in binnen- en buitenland, zowel voor klinische, wetenschappelijke als beleidsmatige functies.
– er een uniek boek bestaat, genaamd ‘Into the world’? Hierin worden portretten van verschillende AIGT’ers en hun visies en diverse ervaringen binnen de internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde geschetst. Wil je meer weten over wat AIGT’ers nu uiteindelijk allemaal kunnen doen in de praktijk is dit een erg illustratief en must-read boek. Je vindt het boek hier.
Lauren, jij gaat ons iets vertellen over jouw werk als tropenarts! We zijn heel benieuwd. Tropengeneeskunde, oftewel arts internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde (AIGT). In de opleiding word je klaargestoomd voor diverse posities binnen global health. De eerste twee jaren van de opleiding ben je in Nederland aan het werk als arts-assistent in de kliniek. Hier ontwikkel je noodzakelijke, algemene basiskennis en vaardigheden die je nodig hebt om uiteindelijk in een low-resource setting, op verantwoorde wijze je werk als generalist te kunnen verrichten. Op regelmatige basis volg je samen met je collega AIGT’ers in opleiding uit alle andere ziekenhuizen in het land cursusdagen die inhoudelijk dieper ingaan op tropenpathologie.
Kennismaking met 2 queen mothers op een cultureel festival in Ghana. Queen mothers zijn vooraanstaande dames die zich op verschillende manieren inzetten voor o.a. ontwikkeling, gezondheidszorg of onderwijs.
Waarom heb je gekozen voor AIGT, was het een lastige keuze? Al van jongs af aan voelde ik een drang om andere landen, talen en culturen te ontdekken. Het idee dat de hele wereld je werkveld kon worden, sprak mij wel aan. Toen ik tijdens mijn coschappen voor het eerst naar de Tropencarrièredag ging, waar ik enthousiaste AIGT’ers over hun uiteenlopende ervaringen hoorde vertellen, was ik om. Dit wilde ik ook doen! De keuze was voor mij dan ook eigenlijk vrij snel gemaakt. Ik heb het geluk gehad dat ik mijn semi-arts stage in Ghana mocht doen. Hier kon ik echt proeven van het leven als toekomstig arts en mens in een low-resource setting. De combinatie van klinisch werk als arts en tegelijkertijd maatschappelijk actief zijn beviel mij erg goed. Dit was voor mij zo een inspirerende ervaring dat ik besloot om te solliciteren voor een opleidingsplek. Ik heb nog even getwijfeld of ik niet eerder een extra master of PhD in global health ambieerde, maar mijn wens om klinische ervaring op te doen, en tegelijkertijd mezelf te ontwikkelen binnen de public health, leidde me uiteindelijk toch naar de opleiding tot AIGT. Wie weet komt die extra master of het onderzoek er op een later moment nog wel een keer van.
Op OK met lokaal personeel in Ghana. Gelukkig zonder stroomstoring.
Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit? Wanneer je AIGT wilt worden, kan je solliciteren bij het OIGT, het opleidingsinstituut voor internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde. Dit is een landelijk instituut. De opleiding wordt dus centraal gecoördineerd en niet regionaal, zoals bijvoorbeeld de opleiding tot chirurg of anesthesioloog. Enkele keren per jaar vinden sollicitatierondes plaats. De deadline voor het insturen van je brief en het aantal beschikbare plekken kan je op de website van het OIGT vinden. Je solliciteert gericht voor een profiel binnen de opleiding tot AIGT, afhankelijk van je persoonlijke voorkeur. Enerzijds kan kiezen tussen het klassieke profiel, waarbij de eerste twee jaren van je opleiding zullen bestaan uit 1 jaar assistentschap binnen de chirurgie en vervolgens 1 jaar binnen de gynaecologie/verloskunde. Anderzijds kan je opteren voor het moeder en kind profiel. Daarbij bestaan de eerste twee jaren van je opleiding uit een jaar assistenschap kindergeneeskunde en vervolgens ook 1 jaar gynaecologie en verloskunde.
En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit? Wanneer je bent aangenomen krijg je de kans om een voorkeur aan te geven wat betreft geaccrediteerd ziekenhuis en/of regio waar je graag geplaatst zou willen worden. Belangrijk om te beseffen dat er een grote mate van flexibiliteit van je wordt verwacht. Men probeert zeker gehoor te geven aan persoonlijke voorkeuren, maar dit is vanwege meerdere factoren soms niet mogelijk. Ook bij het schakelen van jaar 1 naar jaar 2 van de opleiding kan het zijn dat je van kliniek (en dus mogelijk van de ene kant van het land naar de andere kant) wisselt.
Na het afronden van je tweede jaar mag je je inschrijven voor de Nederlandse Tropencursus (NTC) aan het Koninklijk Instituut van de Tropen (KIT). Dit is een intensieve cursus van 3 maanden, die ingaat op relevante thema’s binnen de global health om je nog beter uit te rusten met kennis en skills voor in de tropen. Zodra je je NTC-certificaat op zak hebt, kan het eindelijk echt beginnen: je buitenlandstage! Gedurende de laatste 6 maanden van je opleiding ben je aan het werk op een toegewezen plek in het buitenland, veelal op het Afrikaanse continent of in India. Je bent niet vrij om zelf een plek in het buitenland te zoeken voor deze stage, aangezien het opleidingsinstituut nauwe contacten heeft met de betrokken ziekenhuizen om zo de kwaliteit van de stage te kunnen waarborgen.
Concluderend duurt de volledige opleiding officieel 27 maanden: 9 maanden chirurgie of kindergeneeskunde, 9 maanden gynaecologie/verloskunde, 3 maanden NTC en 6 maanden buitenlandstage. In de praktijk doe je er gemiddeld drie jaar over. Dit komt doordat de Nederlandse ziekenhuizen je in de eerste twee jaren aannemen voor telkens 1 jaar in plaats van slechts 9 maanden. Hierdoor kan je de eerste 3 maanden wennen aan je nieuwe werkplek om vervolgens gedurende de resterende 9 maanden het maximale uit je opleidingstijd te kunnen halen.
Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria? De populariteit van de opleiding wisselt door de jaren heen en zo ook de concurentie wanneer je solliciteert. Over het algemeen zijn er wel steeds meerdere sollicitanten per beschikbare plek. Het is belangrijk dat je aantoonbare affiniteit hebt met beide vakgebieden uit het profiel waarvoor je solliciteert. Ik raad je aan om je CV na afstuderen als basisarts aan te vullen met minstens een halfjaar klinische ervaring als ANIOS. Op deze manier geef je jezelf ademruimte om te kunnen wennen aan jezelf als arts. De opleiding is kort en daardoor best pittig. Eerdere werkervaring zal je helpen om sneller je draai te kunnen vinden als AIOS. Binnen welk vakgebied je ANIOS-ervaring wenst op te doen, is afhankelijk van je eigen interesse. Het gaat erom dat je voor jezelf uitzoekt welke competenties je graag wilt ontwikkelen voordat je in opleiding gaat (bv. stressbestendigheid, zaalwerk, teamwerk etc.). Dat kan zowel als ANIOS kindergeneeskunde, SEH, chirurgie of gynaecologie, maar wellicht ook binnen een ander specialisme. Daarnaast is het belangrijk dat je een eerdere buitenland ervaring hebt opgedaan (bv. tropen coschap of vrijwilligerswerk). Hieruit mag dan blijken dat je over skills beschikt om je mannetje te kunnen staan in diverse interculturele situaties en low-resource settingen.
Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst? Heb je even? Hierover kan ik uren praten. Het allerleukste aan AIGT zijn is de vrijheid en creativiteit die ik in het vak terugvind. Je komt op bijzondere plekken terecht en ontmoet gaandeweg nog meer bijzondere mensen. Door met een open blik naar de wereld, geneeskunde en gezondheidzorg in het algemeen te kijken, leer je heel veel dingen in perspectief te plaatsen. Dit is iets wat in je latere leven, wat je ook mag gaan doen, sowieso een verworven kwaliteit is.
Als ik dan echt iets moet noemen wat ik lastig vind, is het misschien de positie die je als AIGT’er hebt in Nederland. Sinds 2014 is AIGT gelukkig een door het College Geneeskundig Specialismen (CGS) erkende profielopleiding. Dit houdt in dat er in Nederland een officiële erkenning is gekomen voor de internationale gezondheidszorg en tropengeneeskunde als deelgebied. Mijn voorgangers hebben hier hard voor gewerkt en het is aan onze generatie om de rol en het belang van de AIGT’er binnen onze gezondheidszorg verder te blijven versterken. Hiervoor is een lange adem nodig. Met het oog op globalisering en toenemende mobiliteit in onze wereld en maatschappij is er immers een toenemende behoefte aan experts op het gebied van zorg voor bijvoorbeeld migranten of achterstandsgroepen. Ik geloof er dan ook heilig in dat we goede stappen vooruit maken.
Samen met lokaal personeel geïnterviewd worden op de lokale radio om awareness te creëren over prematuriteit.
Aanwezigheid op een begrafenis van de vader van een vriend uit Ghana, uiteraard in gepaste klederdracht.
Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Tijdens je eerste twee jaren als arts-assistent in Nederland draai je veelal mee in het dienstrooster zoals alle andere ANIOS/AIOS op je afdeling. Tijdens de buitenlandstage is de dienstbelasting afhankelijk van o.a. de plek waar je werkt, maar bijvoorbeeld ook van je leerdoelen. Hoe vaak je dienst draait en wat je inhoudelijk tijdens de diensten doet (bv. aanspreekpunt voor 1 afdeling, of voor meerdere afdelingen), kan je met je lokale opleider bespreken.
Lange diensten in tropische temperaturen betekent soms ook wel extreme vermoeidheid. Betrapt…
Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis?
Zolang je in een Nederlands ziekenhuis werkt, is de hoeveelheid administratie uiteraard en helaas gelijk aan deze bij iedere andere klinische baan. Daarna varieert het van de plek waar je komt te werken en het soort werk wat je gaat doen, van klinisch werk tot projectmatig werk of research etc.
Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? Wees niet bang om een keuze te maken. Durf te doen wat goed voelt en niet wat anderen denken wat goed voor je is. Ga op ontdekking, stel je leerbaar op, probeer vanalles en je merkt vanzelf of iets echt bij je past. En zo niet, dan ga je lekker iets anders doen. Daarvoor is het nooit te laat. Zolang je op je eigen tempo vooruit gaat, bestaat er mijn inziens niet iets als ‘de boot missen’.
Ga met mensen in gesprek en stel alle vragen die je hebt. Overweeg je ook AIGT’er te worden? Meld je dan aan voor de tropencarrièredag en laat je inspireren. Meer informatie over deze dag kan je vinden via de website van TROIE, de vereniging voor AIOS AIGT. (http://troie.nl/tropen-carriere-dag/)
Het is juli, de eerste helft van het jaar is voorbij gevlogen en het is tijd voor de zomer(vakantie). Een goed moment om de batterij op te laden en het eerste half jaar te evalueren. Staat mijn batterij nog op groen? Heb ik mijn doelen gehaald? Hoe zit ik in mijn vel? Wat zou ik nog graag willen voor dit jaar? En hoe zorg ik voor de welverdiende rust? Wij besteden de hele zomer aandacht aan zelfzorg met eerder gepubliceerde blogs. Doe je met ons mee?
Werk-privé balans (16 juli) Tijd voor vakantie? Of een krappe bezetting op het werk door vakantie van collega’s? Zorg voor een goede werk-privé balans met de tips is deze blog
Tips om fit te blijven tijdens de (nacht)diensten (23 juli). Heb jij nu meer (nacht)diensten? Zorg dan dat je fit blijft met deze tips!
Alle ballen hoog houden (30 juli). Hoe blijf je dan ook nog een beetje gezond en fit naast al die diensten en je drukke baan? Lees hier de eerder geschreven blog.
Op pad en een overvolle agenda (6 augustus) Ja, die agenda staat bomvol, maar zorg dat ie gevuld is met leuke dingen waar je van oplaadt! Ga naar de blog.
Dokter en moeder zijn (13 augustus). Een tijd geleden vroeg ik twee dokters hoe zij hun werk combineren met het moederschap? Toen wist ik nog niet dat ik deze zomer zelf moeder zou worden van een fantastisch jongetje. Lees hier hen verhaal!
Doelen (20 augustus). We zijn op de helft van het jaar, hoe staat het met jouw gestelde doelen? Lees hier hoe jij kan zorgen dat je je doelen nog haalt.
Vorige week verscheen alweer mijn zesde column in het tijdschrift van de Landelijke Artsenvereniging in Dienstverband (LAD). ‘Wilt u gereanimeerd worden?’ gaat over dat lastige gesprek over eventuele behandelbeperkingen wat we dagelijks voeren met onze patiënten, vaak op de spoedeisende hulp. Want hoe voer je dat gesprek? Wat willen we eigenlijk weten? En wat is nou een goede vraag om te stellen? Wat is kwaliteit van leven voor onze patiënt en hoe komen we daarachter?
Het blijft lastig en zoals je kunt lezen heb ik de oplossing nog niet gevonden.
Hoe ga jij dit gesprek aan met jouw patiënten?
Deze week een bijzondere blog, namelijk met een Arts Voortplantingsgeneeskundunde, ook wel eens IVF-arts genoemd. Voor mij een compleet onbekend specialisme en daarom des te leuker om hier iets over te leren. Want zoals we al vaker hebben gezien via deze website: er isals basisarts zoveel meer te kiezen dan we denken! Ik ga in gesprek met Linda, die sinds 2016 bij dit specialisme werkt in het academische ziekenhuis te Maastricht, MUMC+.
Linda, wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Hoe zien jouw dagen eruit als Arts Voortplantingsgeneeskunde? Op dit moment combineer ik dagen in de kliniek met een PhD traject. Op klinische dagen doe ik in de ochtend de eicelpuncties, maak ik cyclusdagecho’s of superviseer ik de nieuwe IVF arts(en). Tussen de middag hebben we een patiëntenbespreking en is er tijd voor lunch. Daarna zijn de plaatsingen van de embryo’s, intake gesprekken, zwangerschapsecho’s of evaluatiegesprekken. Op onderzoeksdagen zie ik (onderzoeks)patiënten op een themaspreekuur, neem ik endometriumbiopten af, verwerk ik de data of ben ik bezig met het schrijven van een artikel. Daarnaast ben ik sinds kort gestart met de begeleiding van een nieuwe PhD student.
Hoe ben je eigenlijk bij de Voortplantingsgeneeskunde terecht gekomen? Ik heb lang gedacht huisarts te willen worden. Maar tijdens het coschap merkte ik dat ik niet echt een generalist ben, het past beter bij mij om me helemaal vast te bijten op één onderwerp. Ik maakte vrij toevallig kennis met de IVF afdeling. Tijdens een korte wetenschapsstage bij de obstetrie deelde ik een kamer met een research nurse van de IVF. Ik liep een dag mee met een IVF arts die promotieonderzoek combineerde met de kliniek. De verschillende werkzaamheden spraken me enorm aan: echo’s, eicelpuncties, embryo’s plaatsen, zwangerschapsecho’s maken, en ook de mogelijkheid om als PhD student het werk als IVF arts te combineren. Je krijgt als IVF arts een inkijkje in een hele bijzondere periode in het leven van een patiënt. Die periode is gevuld met een hele mooie wens, maar gaat vaak ook gepaard met tegenslagen en spanningen. Dit maakt het werk intens, maar ook ontzettend dankbaar. Ik deed destijds de master Arts Klinisch Onderzoeker (AKO), en toen er een kans voorbij kwam om aan de slag te gaan als IVF arts – onderzoeker was de keuze dan ook snel gemaakt!
En hoe word je dan Arts Voortplantingsgeneeskunde, ook wel IVF arts? Toen ik startte als IVF arts was er nog geen sprake van een specifieke opleiding. De sollicitatie bestond uit het schrijven van een brief en een gesprek met een IVF arts, embryoloog en gynaecoloog. Nadien leerde je het vak op de werkvloer onder supervisie van ervaren collega’s. Sinds kort is er sprake van een opleiding tot Arts Voortplantingsgeneeskunde, welke twee jaar duurt. Je wordt opgeleid in het ziekenhuis waar je als IVF arts bent aangenomen. De ingangseis voor de opleiding is je diploma als basisarts en ingeschreven staan als lid van de Vereniging van fertiliteitsartsen. Daarnaast moet je werkzaam zijn in een kliniek die de opleiding kan aanbieden en zeker niet alle ziekenhuizen hebben deze optie. Vacatures voor een baan als IVF arts komen regelmatig voorbij via de website van de NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie).
Hoe ziet de huidige opleiding eruit? In twee jaar leer je door middel van tien verschillende modules (zoals het oriënterend fertiliteitsonderzoek, endocrinologie van de voortplanting, echografie, zwangerschap, endometriose, etc.) alle aspecten van de Voortplantingsgeneeskunde kennen. Zelf voldeed ik door mijn ervaringsjaren en bezoeken aan (inter)nationale congressen aan de opleidingscriteria, en heb ik na het aanleveren van de benodigde documenten de registratie als arts Voortplantingsgeneeskunde verkregen. Iedere vijf jaar dient een herregistratie plaats te vinden.
Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst? De snelle ontwikkelingen op het gebied van artificiële reproductieve technieken en de ethische dilemma’s die daarbij ontstaan vind ik ontzettend interessant. Denk hierbij aan het toepassen van IVF/ICSI behandelingen voor wensouders met een erfelijke aandoening om te voorkomen dat deze aandoening doorgegeven wordt, oftewel PGT (pre-implantatie genetische test). Maar ook IVF/ICSI behandelingen bij transgender personen, of fertiliteitspreservatie (het invriezen van sperma- of eicellen) vanwege een maligniteit of in het kader van social freezing, waarbij je eicellen invriest om op een later moment je eventuele kinderwens te vervullen. Daarnaast kan ik mijn klinische taken combineren met onderzoek wat een extra uitdaging geeft aan mijn baan. Het presenteren van onderzoek op congressen zorgt ervoor dat we up-to-date blijven en heeft mij al op verschillende plekken gebracht in Nederland, maar ook in Wenen, Copenhagen, Bilbao, Edinburgh, Geneve en onlangs in Los Angeles.
Heb je als IVF arts ook dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit? Ja, in het weekend hebben we soms dienst. We zijn dan bereikbaar en komen in huis voor echo’s, inseminaties of embryoplaatsingen. Een groot voordeel vind ik dat ik geen avond- of nachtdiensten heb als IVF arts. Ik ben 1,5 jaar geleden moeder mogen worden van ons zoontje Raf, en met een man als huisarts is het combineren van het gezinsleven met één agenda gevuld met onregelmatige diensten al best een uitdaging! Daarnaast blijft er zo in de avond ook tijd over voor ontspanning zoals een tennistraining, het lezen van een goed boek of een rondje wandelen met een vriendin.
En hoe staat het met de administratielast als IVF arts? De administratie is denk ik vergelijkbaar met de meeste andere specialismen. Alle consulten worden genoteerd in het Landelijk Specialistisch Fertiliteits Dossier en we maken brieven om de huisarts te informeren over de voortgang van het traject.
Tot slot, heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? Kom zeker een dagje mee kijken! We zijn regelmatig op zoek naar nieuwe collega’s en door een dag mee te draaien op de werkvloer krijg je meteen een goed beeld van hoe onze werkdagen eruit zien.
Enthousiast geworden na het lezen van deze blog? Laat het ons weten via instagram of mail
Deze week is het weer tijd voor een ziekenhuisspecialisme! Toen we jullie via instagram vroegen wat het volgende ziekenhuisspecialisme moest worden waar een blog over zou verschijnen waren jullie vrije duidelijk: de spoedeisende hulp arts. Daarom nemen we jullie deze week mee in het veelzijdige werk van spoedeisende hulp arts Naomi. Daarnaast mogen we de pocket Acute Geneeskunde van Compendium deze week verloten. Check snel de instagram pagina om te zien hoe je mee kunt doen.
Naomi, wat ontzettend leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als spoedeisende hulparts? Wat leuk dat jullie mij gevraagd hebben iets te vertellen over mijn werk. Ik ben inmiddels twee jaar klaar met de opleiding tot SEH arts. Wel ben ik nu bezig met een fellowship, een mogelijkheid die in Nederland wordt geboden om je ‘onofficieel’ verder te kunnen ontwikkelen na de opleiding tot het niveau van de vijfjarige opleiding, zoals ze die in alle landen om ons heen kennen. Dit doe ik momenteel in het ETZ in Tilburg, het tweede jaar doe ik weer in mijn opleidingsziekenhuis, het OLVG in Amsterdam. Mijn dagen zijn altijd heel wisselend, sowieso heb ik geen vastigheid in het rooster, meteen hetgeen waar je goed over na moet denken of dit bij je past als je de keuze voor de opleiding maakt. Ik switch tussen dag-, avond-, tussen- en nachtdiensten. Tijdens de dienst kan ik verschillende rollen hebben. Soms heb ik de regie waarbij ik zo veel mogelijk supervisie geef aan coassistenten en arts-assistenten, maar daarnaast ook alle communicatie met de eerste lijn (huisarts en ambulance) doe, ik schakel dan veel met de ‘oudste van dienst’, een verpleegkundige die samen met mij de logistiek van de spoedeisende hulp bewaakt. Tijdens andere diensten heb ik deze rol niet, dan zie ik zelf patiënten en ben ik vrij om supervisie aan bed te geven. De combinatie van deze twee (die overigens niet in elk ziekenhuis aanwezig is, je moet er namelijk met meerdere SEH artsen voor samen in een dienst staan) maakt dat mijn werk nog minder hetzelfde is dan het normaal gesproken al zou zijn. Ook de intensiteit van de diensten wisselt enorm. Het ene moment is er tijd voor een goede kop koffie, het volgende moment sta je alleen maar brandjes te blussen en weet je niet meer waar je het zoeken moet.
Waarom heb jij gekozen voor de spoedeisende geneeskunde? Vond je het destijds een lastige keuze? Tijdens de studie geneeskunde werd ik vooral getrokken door de chirurgie. Dat werd tijdens mijn coschappen bevestigd, waardoor ik na het afronden van mijn coschappen eerst gekozen heb voor een baan als anios chirurgie. Ik vond dat ik daar het meeste paste, want zowel de werkzaamheden als ‘het type mens’ lagen mij goed. Maar na twee jaar aniossen veranderde dat, de passie die ik aanvankelijk voelde voor het vak verdween en na veel gesprekken besloot ik dat als ik er niet voor 200% achter stond het niet voor mij bestemd was. Maar toen stond ik wel ineens voor een lastig vraagstuk, wat ga je dan ineens doen als je al die jaren een ander doel voor ogen hebt?! Gelukkig had ik me dat stiekem in de laatste maanden bij de chirurgie al wel afgevraagd en was ik in die periode steeds vaker op de spoedeisende hulp te vinden. Dit was niet voor consulten, maar dan stond ik bijvoorbeeld tijdens een nachtdienst mee te kijken bij een reanimatie. De diversiteit (vreselijk woord, nooit gebruiken tijdens je sollicitatie;)) van het werk van de spoedeisende hulpartsen fascineerde me en ik ben met hen in gesprek gegaan over wat het werk nou werkelijk inhield. Daarbij komt dat ik het na een buitenlands stage avontuur altijd moeilijk heb gevonden langere tijd in Nederland te zijn en zag ik in dat ik dit beroep ook heel goed in het buitenland zou kunnen uitvoeren. Ik besloot een anios plek te zoeken en kwam terecht in het OLVG in Amsterdam. Na eerst een tijd te moeten wennen aan de zeer laagdrempelige cultuur waarbij hiërarchie geen rol speelt en je continu supervisie kan vragen (totaal anders dan ik gewend was) voelde ik de passie voor het doktersvak weer terugkomen en heb ik besloten mee te solliciteren voor de opleiding. Tegenwoordig vind ik het zien van patiënten die komen voor beschouwende vakken trouwens vaak uitdagender dan de chirurgie patiënten, een leuke switch van interesse dus.
Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit? Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen? Het wordt helaas steeds moeilijker om in opleiding te komen doordat er veel meer aanbod is dan dat er opleidingsplekken zijn. De sollicitatie procedure is regionaal en er zijn acht sollicitatieregio’s. De eerste selectie vindt plaats middels brief en CV. Daarna is de procedure per regio verschillend. Ikzelf heb in de eerste ronde een speeddate sessie gehad, gevolgd door een langer gesprek in de tweede ronde. Ik denk dat het belangrijkste is dat de sollicitatiecommissie je op de werkvloer heeft gezien, dus zorg dat je een ANIOS baan vindt binnen een van de opleidingsziekenhuizen. Daarnaast is het belangrijk dat je gedurende de sollicitatieprocedure duidelijk maakt waarom jij geschikt en een aanwinst voor het vak bent. Omdat we nog een jong (bijna officieel) specialisme zijn is het belangrijk dat er mensen in opleiding komen die het vak nog verder gaan helpen ontwikkelen. Wetenschap is hierin net als bij elk andere opleiding een belangrijk punt, maar ook netwerkskills, organisatietalent en doorzettingsvermogen zijn in mijn ogen belangrijke criteria.
‘Als je de passie voelt, ga er dan gerust volledig voor!’
Hoe ziet de opleiding tot SEH arts er vervolgens dan eigenlijk uit? De opleiding is al wat veranderd sinds ik hem heb gedaan en is binnen Nederland niet overal hetzelfde. Momenteel is het een driejarige opleiding waarbij je regionaal opgeleid wordt. Dit betekent voor de regio waarin ik ben opgeleid dat je elk jaar van de opleiding opgeleid wordt binnen een van de drie ziekenhuizen in die regio. Je mede AIOS hebben in die regio hetzelfde schema, dus zit je binnen je opleidingsjaar met je ‘peers’ in hetzelfde ziekenhuis. Binnen mijn regio wordt al opgeleid volgens het plan dat geschreven is voor het vijfjarig curriculum wat inhoudt dat je werkt met EPA’s (entrusted proffesional activities) waarbij je steeds meer zelfstandigheid vergaart. De EPA’s die je behaald hebt binnen het ene ziekenhuis neem je mee naar het volgende ziekenhuis. Omdat reeds gewerkt wordt volgens het plan van het vijfjarig curriculum, wat nu in slechts drie jaar uitgevoerd kan moet worden, ligt de lat hoog, maar weet je ook goed waar je zou kunnen eindigen qua competenties. Dit maakt dat je tijdens en na je opleiding een mooi streefdoel hebt. Ik heb ervoor gekozen dit doel niet los te laten, maar me verder te ontwikkelen binnen het fellowship netwerk dat een fellowship SEH aanbiedt in drie ziekenhuizen in Nederland (Tilburg, Zwolle en Amsterdam). Tijdens dit fellowship werk ik aan mijn eigen leerdoelen die ik samen met mijn begeleiders opstel en word ik twee keer per maand geschaduwd tijdens een dienst. Dit houdt in dat ik reflecteer op mijn eigen presteren tijdens die dienst (zowel medisch inhoudelijk als op gebied van andere competenties zoals leiderschap) en een spiegel voorkrijg van mijn coach tijdens de dienst waar we dan weer samen op reflecteren. Een ontzettend leerzaam en leuk traject dat ik iedereen die klaar is zou kunnen aanraden.
Wat vind je nou echt het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst of minst leuk? Het leukste aan mijn baan vind ik dat geen dag hetzelfde is en dat ik nooit weet wat er op mijn pad gaat komen, maar dat is ook gelijk het lastigste aan mijn baan. Het is dus een beetje een haat-liefdeverhouding. De adrenaline van altijd met spoedeisende hulp bezig zijn en snelle beslissingen te moeten nemen is heerlijk, maar vanwege dit high pressure systeem moet je goed op jezelf letten. Ik moet voldoende momenten vinden om die hoge druk weg te laten vloeien. Ik ben van mening dat we, nu we een officieel specialisme gaan worden, goed moeten nadenken hoe we ons beroep duurzaam kunnen houden. Het feit dat je als SEH arts altijd aanwezig bent in de dienst (in tegenstelling tot de bereikbaarheidsdienst waar veel andere specialisme mee werken) maakt dat we goed moeten nadenken hoe dit ook voor oudere SEH artsen haalbaar blijft. Om nog even positief te eindigen; het is heerlijk om binnen mijn vak met vrijwel iedereen van het ziekenhuis iets te maken te hebben. Ik hou ervan om veel verschillende collega’s te hebben en ik heb er ook plezier in om met iedereen een goede dynamiek te vinden.
En hoe staat het met de administratielast? Ik heb geen goede vergelijking met anderen in het ziekenhuis, maar vind dat wij redelijk wat overbodige administratie hebben waar wij bovendien als dokters helemaal niet goed in zijn. Een ziekenhuis is uiteindelijk ook gewoon een bedrijf waarin geld verdiend moet worden en dus zouden zaken als DBC registratie in mijn ogen beter door financiële mensen gedaan kunnen worden dan door de dokter die de helft vergeet te registreren uit tijdsnood en onvoldoende kennis van zaken.
Klinkt als een mooi vak! Heb je nog tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? Ga eerst een tijdje werken op de spoedeisende hulp (of elders) voordat je de keus maakt. Maar probeer je dan vooral ook buiten het stukje ‘ vind ik het leuk’ goed voor te stellen of het werk en alles dat het van je privéleven vraagt ook echt bij je past. Praat hier ook over met mensen die al klaar zijn met de opleiding. Maar als je de passie voelt ga er dan ook gerust volledig voor en geniet van alles wat het vak je te bieden heeft!
Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker of gewoon anders kan. Deze week ga ik in gesprek met Egid van Bree over verduurzaming van de zorg en veranderenergie. Hij heeft geneeskunde gestudeerd in Maastricht en is ondertussen werkzaam als arts-onderzoeker in het LUMC, waar hij zich bezighoudt met duurzaamheid van eHealth. Hij is daarnaast actief als stuurgroeplid van de Groene Zorg Alliantie.
Egid vertelt: “Ik denk dat mijn interesse voor het thema verduurzaming van de zorg al is ontstaan tijdens mijn bachelor. Ik raakte toen betrokken bij een internationale studentenorganisatie die zich onder andere bezighield met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Toen ik daarna weer verder ging met geneeskunde, verbaasde het mij dat duurzaamheid in onze opleiding nog helemaal geen topic leek te zijn; het ging ineens alleen nog maar over ziektes en het genezen daarvan.
Één casus uit mijn eerste coschap chirurgie is me altijd bijgebleven: een demente dame van in de negentig die haar heup had gebroken. Zonder enige twijfel werd besloten dat ze zou worden geopereerd. Dat ze een paar dagen later zou overlijden hadden we vooraf misschien niet kunnen weten, maar er was überhaupt niet gesproken over een andere optie dan opereren. Het zette mij aan het denken: waarom bevragen we niet wat kritischer wat we aan het doen zijn? Waarom wordt er bij het aanvragen van diagnostiek altijd zo makkelijk gezegd: ‘Baadt het niet, dan schaadt het niet’? Ondertussen werd duurzaamheid in de maatschappij een steeds groter thema, dus waarom dan niet in de zorg? Thuis plastic scheiden, maar op het werk alles in een grote container gooien waarna alles wordt verbrand. Dat stootte mij – en een hoop andere zorgprofessionals – tegen het zere been.
Tijdens mijn coschappen zag ik online een vacature voorbijkomen voor het bestuur van De Geneeskundestudent. Op hun website zag ik dat er een werkgroep duurzaamheid bestond. Als ik nu op mijn sollicitatiebrief terugkijk, lijkt het eigenlijk meer op een betoog over wat zij allemaal met het thema duurzaamheid zouden moeten doen. De conclusie van het sollicitatiegesprek was dan ook: “Dan kom je het zelf toch doen?”. En zo geschiedde. Vanuit die positie kwam ik steeds meer mensen tegen die zich ook met dit thema bezighielden en vormden we een beweging van (toekomstige) zorgprofessionals die met vergelijkbare frustraties en vragen rondliepen.
“Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen.”
Vanuit die groep mensen is twee jaar geleden op een organische manier de Groene Zorg Alliantie ontstaan. Het gaf energie om te zien hoe ieder al bezig was met het verduurzamen van de zorg en om elkaar te versterken. Wat begon met ongeveer 10 groepjes, is inmiddels uitgegroeid tot meer dan 100 green teams en 40 landelijke commissies. Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen. Wij proberen al die initiatieven als Groene Zorg Alliantie dan weer met elkaar te verbinden. Zo organiseren we bijvoorbeeld één keer per jaar het Groene Zorg Festival met als slogan “vieren dat het anders kan”. Online wisselen we zoveel mogelijk kennis en ervaringen met elkaar uit, maar denken ook na over manieren om de veranderenergie zo goed mogelijk te gebruiken. De kracht zit erin dat iedereen mee mag doen. Er zijn geen harde eisen om een green team of commissie op te starten, als je maar een bijdrage levert aan gezondheidsbevordering en verduurzaming van de zorg.
Een duurzame zorgsector is meerledig. Enerzijds moeten we de voetafdruk van de zorgsector zelf verkleinen. Dat kunnen we doen door ons kritischer af te vragen welke dingen die we nu doen eigenlijk weinig tot geen toegevoegde waarde hebben, maar wel een milieu impact. Daarbij kun je kijken naar het aanvragen van onnodige diagnostiek, overbehandeling met medicatie of operaties, maar ook naar het afval dat we als sector creëren en hoe we daarmee omgaan. Aan de andere kant gaat verduurzaming van de zorg ook om het bevorderen van een gezonde leefomgeving, want klimaatverandering heeft onverbiddelijk gezondheidsgevolgen. Waarom mag er nog reclame worden gemaakt voor fossiele bedrijven, terwijl we weten dat door schadelijke deeltjes in de lucht mensen ziek worden? En waarom vinden we het normaal om een patiënt die geopereerd is aan darmkanker daarna weer rood vlees voor te schotelen in het ziekenhuis in plaats van een plantaardige optie?
Als Groene Zorg Alliantie zijn we dan ook niet alleen bezig met het verbinden van vergroenende initiatieven, maar proberen we ook actief aan te jagen. Daarbij denken we na over hoe we op strategische plekken de stem van zorgprofessionals het beste kunnen vertegenwoordigen. Wie zijn goede gesprekspartners? En wat zijn nieuwe plekken waar we als zorgprofessionals over het gezondheidsbelang van klimaatactie moeten laten horen? Zo geven we ook input op het mondiale klimaatbeleid en organiseren we een zorgblok tijdens de klimaatmars.
“De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien.”
Ook als geneeskundestudent of als beginnend arts kun je aan deze verandering bijdragen als je merkt dat dit iets is waar jij je graag voor wil inzetten. Bewustwording van de relatie tussen duurzaamheid en de zorg begint namelijk al tijdens onze opleiding. Je kan jezelf bevragen: ‘Waar in mijn onderwijs krijg ik iets te horen over de gezondheidseffecten van klimaatverandering? En krijg ik handvatten om me in te zetten voor leefstijl- of gedragsverandering?’ Ik denk dat er een mooie rol voor studenten ligt om hier eigenaarschap in te pakken en te zeggen: ‘Ik vind dit belangrijk en ik wil jullie helpen om dit te veranderen.’ Daarnaast zit je als coassistent of ANIOS in een unieke positie doordat je veel verschillende werkplekken ziet. Met een frisse blik kom je iedere keer weer in een nieuwe setting terecht. Tijdens onze opleiding leren we over vectorziektes, ziektes die door bepaalde organismen (vectoren) verspreid worden. Ik zie ons als studenten ook als vectoren in de zorg, maar dan om duurzame oplossingen te verspreiden van de ene naar de andere afdeling; van ziekenhuis A naar ziekenhuis B.
Vaak wordt er gesproken over de arts van de toekomst en nagedacht over hoe die eruit zou moeten zien. Het is daarbij belangrijk om je te realiseren dat er nu nog niemand is die precies invulling geeft aan dat toekomstbeeld. De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien. Dat kan lastig zijn, maar biedt ook kansen. We moeten ons eigen pad creëren en ik geloof er erg in dat dat het beste gaat door de dingen te doen die ons energie geven; of dat nou duurzaamheid is of iets anders. Als je doet wat je energie geeft, heb je de kracht om te veranderen.”
De Groene Week
Van maandag 8 mei tot en met zondag 14 mei organiseert de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) de ‘Groene week’ met het motto ‘dokters gaan voor duurzaam’. De hele week zullen er lezingen zijn in de verschillende districten zodat er ook altijd bij jou in de buurt een lezing is waar je laagdrempelig kunt aansluiten. Trots dat ik mag spreken op de avond voor regio Zwolle op dinsdag 9 mei.
Voor een overzicht van alle lezingen ga je naar de website van de KNMG, thema de groene week.
Is duurzaamheid een thema wat jou bezig houdt in je thuissituatie? Eet jij bijvoorbeeld minder of geen vlees? Neem je vaker de fiets of de trein in plaats van de auto of heb jij bijvoorbeeld zonnepanelen op je dak?
En hoe houdt het je bezig tijdens je werk als co-assistent of arts-assistent? Ben je er dan ook mee bezig, of weet je dan niet zo goed waar te beginnen?
Hieronder geef ik je een aantal tips!
De getallen op een rijtje:
De zorgsector is verantwoordelijk voor zo’n 7% van de jaarlijkse CO2 uitstoot.
De energie die gebruikt wordt in de gebouwen heeft daarvan het grootste aandeel (38%) gevolgd door de reisbewegingen van patiënten en met name medewerkers (22%). Op plaats drie staat medicatie, het produceren en verwerken nadien (18%). Daarnaast zorgt de zorgsector voor veel afval, zo’n 1,6 miljoen kg per jaar (!).
Maar wat kun jij nou doen?
– Energie verbruik: je hebt geen invloed op hoe hoog de thermostaat staat ingesteld in jouw ziekenhuis of op jouw werkplek, maar je wél kunt doen is: je computer uitschakelen na een werkdag, het licht uitdoen in ruimtes die niet gebruikt worden en de beamer, computers én schermen uitschakelen na de overdracht (die vermoedelijk zijn gebruikt, eventueel met een videoconnectie).
– Reisbewegingen: ga op de fiets naar je werkt! Uiteraard is dat niet altijd mogelijk, omdat niet elke stad of dorp een ziekenhuis heeft en je als arts-assistent je opleiding bijna nooit in slechts één ziekenhuis volgt en dus soms ver van je woonplaats werkt. Maar is de trein een optie? Of als het een kleiner stukje betreft de bus? Of de elektrische auto of fiets? Als dat allemaal niet lukt, zijn er dan anderen waarmee je kunt carpoolen? Niet alleen duurzaam, maar ook gezellig ;). Mocht geen van bovenstaande opties een goede optie voor jou zijn, wees niet te streng en doe je best bij een van de volgende punten.
– Medicijnen: hier is winst te halen als dokter! Medicijnen moeten ontwikkeld worden, na goedkeuring moeten ze geproduceerd en vervoerd worden en helaas nadien ook heel vaak (ongebruikt) weer verwerkt/verbrandt worden. Maar wat nou als de medicijnen niet voorgeschreven worden? Dan zijn al die stappen niet nodig! Start daarom altijd met de niet medicamenteuze adviezen. Te hoge bloeddruk, schrijf je amlodipine voor of bespreek je (ook) een zoutbeperkt of zoutarm dieet? Artrose bij tevens overgewicht, schrijf je paracetamol en een NSAID voor (en wellicht ook een protonpompremmer) of neem je tijd om een gezonde leefstijl te bespreken en verwijs je patiënten voor eventuele begeleiding daarbij? Uiteraard zul je in het ziekenhuis, ondanks de niet medicamenteuze adviezen, veel medicatie voorschrijven, maar vergeet je dan niet om nieuwe medicijnen eerst voor bijvoorbeeld één of twee weken voor te schrijven? Stel dat de patiënt bijwerkingen krijgt is de kans groot dat hij of zij stopt voordat het doosje leeg is. En bespreek jij wat patiënten moeten doen met medicijnen die ze niet gebruiken? Uit onderzoek blijkt dat patiënten ze vaker weggooien of door het toilet spoelen, inleveren bij de apotheek is een betere optie. Daarnaast zijn er onderzoeken gaande om ingeleverde medicijnen te hergebruiken, maar door strenge wet- en regelgeving is dat momenteel nog geen optie.
– Afval: er wordt ontzettend veel materiaal gebruikt in het ziekenhuis, waarvan een hele hoop slechts eenmalig: zonde. Maar helaas ook iets wat je als individu niet direct kunt oplossen, maar wat jij wel kunt doen is bewust bloedonderzoek aanvragen en bewust handschoenen en isolatiemateriaal gebruiken. Ga je bij een patiënt met een isolatie indicatie naar binnen? Vraag de verpleegkundige iets of je iets kunt meenemen of doorgeven voor hem of haar (zodat de verpleegkundige niet direct daarna ook naar binnen hoeft) en zorg dat je alle vragen stelt die je wilt stellen en het lichamelijk onderzoek uitvoert waarvan jij vindt dat het nodig is. Ga je een lijn prikken of kleine ingreep doen bedenk je hoeveel spuitjes of naalden je echt nodig hebt of hoeveel gaasjes (en pak niet uit gemak een hele stapel waarvan je eigenlijk alleen de bovenste twee gebruikt). Oftewel: gebruik wegwergmaterialen bewust.
Andere opties om je steentje bij te dragen zijn een broodtrommel gebruiken in plaats van een plastic zakje, je eigen mok en waterfles meenemen in plaats van meerdere plastic bekertjes te gebruiken of vlees eens een dagje over te slaan.
Meepraten over dit onderwerp of goede tips? Stuur ons een e-mail of tag @doktersdiehetandersdoen op instagram in jouw verhaal. En houd vooral deze website in de gaten, want de komende tijd zullen we meer delen over het thema duurzaamheid.
Bronnen:
– Gupta – Een stuur voor de transitie naar duurzame gezondheidszorg (2019)
– Duurzaamheidsverslag Erasmus MC (2021)
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Claudia*, AIOS interne geneeskunde, heeft patiënten met verschillende ziektebeelden gezien gedurende de afgelopen jaren als arts en komt dagelijks in aanraking met het aanvragen van aanvullende diagnostiek in de vorm van beeldvorming. Verschillende supervisoren hebben verschillende stijlen, de één is erg pragmatisch, de ander is wat defensiever. De richtlijnen zijn in sommige gevallen erg duidelijk wat betreft verrichten van aanvullende diagnostiek, maar vaak ook niet. Daarnaast is er ruimte voor eigen interpretatie en afwegingen. Een scan is zo gemaakt, maar kan vergaande gevolgen hebben. Het is dus belangrijk om bij elk individu kritisch te blijven kijken of er in die specifieke situatie een indicatie is voor aanvullend onderzoek of niet. Een casus waarbij de beslissing voor beeldvorming uiteindelijk veel consequenties had is Claudia bijgebleven.
Claudia vertelt:
‘Tijdens mijn werk als zaalarts bij de interne geneeskunde behandelde ik een 55-jarige vrouw, bekend met milde COPD waarvoor ze via de huisarts inhalatiemedicatie gebruikte. Zij was opgenomen in verband met algehele malaise, koorts, hoesten en het beeld van een longontsteking op de thoraxfoto. We behandelden haar met antibiotica, wat goed effect had. Het was een vriendelijke vrouw, die van een praatje hield. Tijdens mijn dagelijkse visite kwam ik steeds meer over haar persoonlijke leven te weten. Ze was getrouwd met een man, had twee kinderen en haar eerste kleinkind was onderweg. Ze genoot enorm van het leven. Ze had altijd in de horeca gewerkt, een echte kroegbaas, maar werkte tegenwoordig bij een supermarkt. Ze vertelde dat ze op jonge leeftijd begonnen was met roken, want dat was nou eenmaal de normale gang van zaken in haar omgeving. Ze wilde erg graag stoppen en zag deze opname als het startpunt daarvan. Ze was gelukkig goed opgeknapt onder de antibiotica en hoopte snel naar huis te kunnen.
Daarnaast had de patiënte een te laag zoutgehalte in het bloed (hyponatriëmie), wat meerdere oorzaken kon hebben. Aanvullend onderzoek in de vorm van urineonderzoek werd ingezet en er bleek sprake van een SIADH; een syndroom waarbij een bepaald hormoon ervoor zorgt dat er meer vocht wordt vastgehouden. Samen met mijn supervisor, de internist, namen we het rijtje van mogelijke oorzaken van SIAHD door. Het kon passen bij de longontsteking van de patiënte, maar ook longkanker stond als mogelijke boosdoener op dit lijstje. De patiënte had al bijna haar hele leven gerookt, waardoor haar kans op longkanker verhoogd was. Een heel aantal klachten waren tijdens de antibioticumbehandeling al flink verbeterd. Mijn supervisor wilde zekerheidshalve een CT-scan van de borstkas laten maken, om de mogelijke oorzaak longkanker uit te sluiten. Uiteraard besprak ik met patiënte de reden van de CT-scan, maar ik ging niet erg diep in op de diagnose longkanker. Ik benoemde slechts kort het woord kwaadaardigheid, omdat ik niet verwachtte dat dit eruit zou komen. De CT scan kon gelukkig de volgende dag al verricht worden. Omdat de patiënte dusdanig goed opknapte en heel erg graag naar huis wilde besloten we gezamenlijk de uitslag van de CT-scan poliklinisch te bespreken. Het zoutgehalte zouden we bij deze afspraak nog eens controleren. Deze was bij ontslag al zo goed als genormaliseerd. Enkele dagen later kwam de patiënte bij een collega van mij op de polikliniek voor de uitslag van de scan. Patiënte zelf was de scan eigenlijk al vergeten en dacht dat ze op controle kwam voor het zoutgehalte. De CT-scan toonde echter een uitgebreid beeld van longkanker met uitzaaiingen in lymfeklieren, botten en lever. De kanker had zich dusdanig uitgebreid dat patiënte niet meer in aanmerking kwam voor een curatieve behandeling, maar waarbij alleen palliatieve behandeling mogelijk was. Dit onverwachte nieuws had enorme impact op de patiënte, waarbij mijn collega, die patiënte nog niet kende, de enorm lastige taak had om alles uit te leggen op dat moment.
Ik ervaar verschillende gevoelens als ik terugkijk op deze situatie. Aan de ene kant is het goed dat er aanvullende diagnostiek is gedaan, al was de indicatie wellicht wat discutabel. Hierdoor is de diagnose longkanker met uitzaaiingen gesteld, weet patiënte wat er aan de hand is en kan haar leven gerekt worden met palliatieve behandeling. Stel dat de kanker zich nog in een beginstadium had bevonden, dan hadden we de patiënte mogelijk nog kunnen genezen. Dan had deze scan levensreddend kunnen zijn bij een patiënte zonder klachten en een per toeval gevonden hyponatriëmie.
“Wat doe je met de uitkomst van zo’n scan?”
Aan de andere kant is de vraag wat het weten van deze diagnose in dit stadium oplevert voor de patiënte. We zien dat de geneeskunde steeds verandert en dat er meer aandacht ontstaat voor kwaliteit van leven. In het stadium waar deze scan is gemaakt, zorgt de uitslag wellicht met name voor zorgen, angst en onrust, terwijl ze ook nog een periode had kunnen leven zonder het te weten en daarmee mogelijk meer kwaliteit van leven had gehad. Met deze scan hebben wij als artsen de keuze gemaakt tussen het weten van een diagnose en het niet weten. Natuurlijk heb ik het maken van de scan besproken met de patiënte, maar ik ben hier niet dieper op in gegaan. Ik heb niet de verdere gevolgen van een slechte uitslag besproken, want ook dat kan veel (vaak onnodige) zorgen opleveren. De kans op onnodige zorgen in deze casus was vooraf mogelijk groter dan de kans op terechte zorgen. Als ik hierop terugkijk had ik deze afweging misschien meer moeten maken samen met de patiënte. Wat betekent het maken van de scan? De scan werd gemaakt om longkanker uit te sluiten, wat doe je met de uitkomst van zo’n scan? Wil de patiënte dit wel weten? Heeft de patiënt recht op het niet weten in deze situatie? Daarbij is het wel belangrijk dat er wordt ingeschat of patiënten zulke gevolgen kunnen overzien. Des te belangrijker vind ik het om het gesprek hierover aan te gaan met patiënten.
Door deze situatie ben ik me bewuster van de mogelijke consequenties bij het aanvragen van aanvullende diagnostiek. Ik voer niet bij elke patiënt zo’n uitgebreid gesprek, maar ik vraag mij wel af wat de aanvullende diagnostiek betekent voor mijn patiënt. Van welke indicatie is er sprake en wat betekent het voor een patiënt als de uitslag slecht is? Ik betrek de patiënt meer in het maken van deze beslissingen. De patiënt blijft immers de baas over het eigen lichaam.’
Hoe zou jij dit aanpakken als arts? Of hoe zou jij willen dat het met jou werd besproken als jij de patiënt was?
*de naam Claudia is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.