Gelukkig mag ik ook dit jaar weer columns schrijven voor de LAD. Eerder blikte ik terug op het vorige jaar en maakte ik doelen voor het nieuwe jaar, nu vraag ik me af hoe de toekomst voor de zorg eruit gaat zien als we kijken naar het klimaat en het milieu. Vind jij duurzaamheid een belangrijk thema? Hoe draag jij je steentje bij?
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Marieke is specialist ouderengeneeskunde in opleiding. Tijdens haar werk in het verpleeghuis merkt ze dat ze niet alleen zorgt voor de bewoners, maar ook voor de familie van deze bewoners, wat soms wat uitdagend kan zijn.
Marieke vertelt:
‘Het is zondagochtend, de komende 24 uur heb ik dienst. “Als er maar niets geks gebeurt”, denk ik altijd. Al snel gaat die ochtend mijn telefoon: de verpleegkundige belt over een patiënte van mijn eigen psychogeriatrische (PG) afdeling. Normaal gesproken vind ik het fijn als ik over mijn eigen patiënten gebeld wordt, omdat je de mensen goed kent kan je een gemakkelijker een betere inschatting maken. Alleen bij het horen van de naam van deze patiënte werd ik juist nerveus. Mevrouw woont al jaren op deze afdeling met vergevorderde dementie en gaat sinds enkele weken fysiek en mentaal achteruit. In deze periode van achteruitgang heb ik meerdere keren met haar familie gesproken, wat af en toe erg moeizaam verliep. Ik schatte in dat dat kwam doordat familie de situatie moeilijk kon accepteren. Twee dagen eerder had ik nog uitgebreid gesproken met de zoon van de patiënte. Mevrouw at en dronk minder bij de gestelde achteruitgang en was delirant. Haar zoon verweet mij dat ik het liet gebeuren en hier niets aan deed. De situatie maakte de zoon boos. Uiteindelijk lukte het me om voldoende uit te leggen over het ziektebeeld om deze boosheid te verminderen en zijn begrip terug te krijgen. Ten minste, dat dacht ik vrijdagmiddag, toen ik uiteindelijk met een goed gevoel het gesprek afsloot. Maar nu vertelt de verpleegkundige me aan de telefoon dat er zes boze mensen, waaronder zoon, op de afdeling zijn en direct een dokter willen spreken. In hun boosheid had de familie zelfs meerdere huisartsenposten en ziekenhuizen gebeld om te vragen of ze hun moeder wilden beoordelen, maar zij werden telkens terugverwezen naar de specialist ouderengeneeskunde. Met enig lood in mijn schoenen ben ik naar de afdeling gelopen, me ondertussen afvragend hoe boos ze zouden zijn, wat ze van me zouden willen en hoe ik deze mensen zou kunnen bereiken. Stel je voor dat ze onmogelijke verwachtingen van mij zouden hebben of behandelingen zouden eisen waar ik niet achter sta? Ik ben de dokter van de patiënte, ik moet háár behandelen en ik wil haar lijden niet verlengen. Maar het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling.
Eenmaal op de afdeling zie ik aan de patiënte dat ze niet lang meer te leven heeft. Ik neem zoon apart en neem de afgelopen dagen door. Ik vraag hem hoe hij de toekomst ziet en wat hij zou willen. Hij antwoordt dat hij wil dat zijn moeder niet te lang hoeft te lijden, een antwoord dat ik niet had verwacht. Ik had verwacht dat hij nog alles op alles zou willen zetten om zijn moeder beter te maken. Het geeft me een ingang om de mogelijkheden in de laatste levensfase te schetsen. De lichaamshouding van zoon verandert zichtbaar, hij heeft meer berusting. De zoon voelde zich eerder niet gehoord, maar nu hij merkt dat ik op één lijn met hem zit is er rust en ruimte voor een gesprek. Ik heb afspraken kunnen maken met de zoon en uiteindelijk is de patiënte rustig overleden. De zoon kwam later naar me toe om me te bedanken voor mijn goede zorgen.’
” Het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling. “
Terugkijkend is Marieke erg blij dat ze zelf de dienstdoende arts van die dag was, zo heeft ze zelf het proces kunnen afronden. Ondanks dat de zoon boos was, begreep ze hem en zijn gevoelens goed. Bij de zoon was er sprake van oprechte liefde en betrokkenheid voor zijn moeder, wat boosheid kan oproepen uit machteloosheid, zeker omdat hij zich niet gehoord voelde. Voor Marieke was dit weer een bevestiging van het belang van goede communicatie. Uiteindelijk heeft ze de zoon kunnen bereiken met één simpele vraag, maar deze moet je wel (durven) stellen. Als arts wil je ook de familie steunen, die moeten door met de ervaring rondom het stervensproces van hun geliefde. Ineens zijn er twee of meerdere ‘patiënten’ waarvoor gezorgd moet worden. Er moet een balans gevonden worden tussen het ondersteunen van familie tijdens hun rouwproces en goede zorg zonder onnodig lijden van de patiënt. Marieke probeert gesprekken over de laatste levensfase zo open mogelijk in te gaan. Ze wil niet te veel invullen wat belangrijk is voor een patiënt of hun familie. Als dit soort gesprekken goed verlopen, maakt dit haar trots en geeft het haar veel voldoening. Het is een hele andere kant van de geneeskunde, maar kan ontzettend mooi zijn, vooral als je goed contact krijgt met de patiënt en hun familie.
Voor BKV mocht ik een column schrijven over het anios tekort in de ziekenhuizen. Waar zou dat aan kunnen liggen? Wat denk jij?
‘Ik ben gewoon niet zo ambitieus.’ Dat is wat een coassistent me laatst zei. Ik was verbaasd, hoor ik dat nou goed? En wat vind ik daar nou van? Stom of juist stoer?
Droombaan
Er lijkt in de wereld van de dokters een nieuwe trend te zijn ontstaan of wellicht is het een nieuwe generatie: diegene die werken om te leven in plaats van andersom. De jonge dokters die hun werk-privé balans heel belangrijk vinden en heel bewust hun eigen keuzes maken. Zo zien alle ziekenhuizen de laatste tijd het aantal ANIOS teruglopen en zijn er veel jonge dokters die kiezen voor een vakgebied buiten het ziekenhuis. Iets wat absoluut niet betekent dat men minder ambitie heeft. Maar de verschuiving is wel opvallend. Vaker hoor je coassistenten en jonge dokters die zich oriënteren op de banenmarkt aangeven dat zij geen lange opleiding willen volgen met het risico op werkloosheid nadien of het feit dat er tijdens de opleiding geen tijd zou overblijven voor de leuke dingen in het leven.
De vraag is wat de oorzaak is van deze verschuiving. De Corona pandemie waarbij de wereld even stil stond? De toenemende onzekerheid op vele vlakken in ons leven, zoals de dure boodschappen, de hoge energieprijzen, krapte op de huizenmarkt en de jonge klaren die werkloos thuis zitten? Of hebben we eindelijk onze ogen geopend en zijn we erachter dat er meer is dan alleen werk?
Hoe je het ook went of keert, het ziekenhuissysteem moet mee met deze trend en zal zich moeten aanpassen. Zorgen dat de jonge dokters graag in het ziekenhuis willen werken, dit werk beter kunnen combineren met hun privéleven, meer zekerheid bieden en ruimte creëren voor autonomie. Dat is natuurlijk niet 1,2,3 geregeld. Ondertussen moet het wel werkbaar blijven voor de huidige A(N)IOS, want als AIOS weet ik: door het huidige artsen te kort wordt de dienstbelasting hoger en neemt de werkdruk toe. De diensten zullen immers toch gedraaid moeten worden. En daarmee geven we momenteel niet het juiste voorbeeld aan de coassistenten en semi-artsen. Zitten we hiermee in een neerwaartse spiraal? Wellicht.
Volg je hart
Tijd om stappen te zetten: door het ziekenhuis én door de jonge dokter. Probeer te kiezen met je hart, niet vanuit angst. Kies voor de leukste baan en niet voor het mindere alternatief met zekerheid. Maar laten we ook onze grenzen blijven aangeven en daarmee streven naar heel erg leuk werk én een heel erg fijn privéleven.
Deze week gaan we in gesprek met duizendpoot Carlijn Veldman. Ze is aios longgeneeskunde, actief bij Compendium Geneeskunde waarmee ze heel recent de pocket longgeneeskunde heeft uitgebracht én is bestuurlijk actief. Benieuwd naar je werkdagen als aios longgeneeskunde? Lees dan snel verder.
Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als longarts in opleiding? Op dit moment ben ik net klaar met mijn vooropleiding en ben ik begonnen in het Martini ziekenhuis in Groningen voor de verdere opleiding tot longarts. De vooropleiding duurt fulltime twintig maanden en bestaat uit stages op de interne geneeskunde, cardiologie en intensive care. Ik ben nu in het Martini ziekenhuis begonnen op de longafdeling met mijn zaalstage. Tijdens deze stage ben je de zaalarts van de verpleegafdeling. Dit klinkt misschien niet als de spannendste stage, maar het is fijn om op deze manier mijn opgedane longkennis weer wat op te frissen. Op de zaal is bovendien veel ruimte om te oefenen met longechografie, het uitvoeren van diagnostische puncties en het plaatsen van thoraxdrains. In de ochtenden lopen we visite langs de patiënten met één keer in de week een grote visite met alle longartsen. In de middag is er tijd voor familiegesprekken, studeren, onderzoek uitvoeren, onderwijs geven aan verpleegkundigen en het oefenen van interventies. Tussen de middag hebben we vaak een onderwijsmoment of lunchen we gezellig met elkaar. Als longarts doe je nog wel supervisie van de verpleegafdeling, maar bestaat je dag natuurlijk vooral uit poliklinische spreekuren en afhankelijk van je specialisatie het uitvoeren van verrichtingen of andere aanvullende werkzaamheden.
‘De longziekten is een afgebakend specialisme, maar het is ondertussen ook ontzettend breed.’
Waarom heb je gekozen voor de longgeneeskunde, was het een lastige keuze? Ik dacht altijd dat ik de Maag-, Darm- en Leverziekten leuk zou vinden. Maar dat coschap viel een beetje tegen. Toen ik daarna naar de longziekten ging, voelde het als thuiskomen. Dat klinkt gek, maar ik voelde me gewoon helemaal op mijn gemak. Ik heb nog even getwijfeld over de anesthesiologie, maar ik was er snel over uit dat het toch het leukste is als patiënten terugpraten. De longziekten is een afgebakend specialisme, maar het is ondertussen ook ontzettend breed: van oudere mensen met COPD tot jonge sportievelingen die worden geanalyseerd met behulp van een fietsergometrie. Veel diagnostiek doe je als longarts zelf en ik krijg veel voldoening van het uitvoeren van advance care gesprekken en palliatieve zorg. Met deze argumenten heb ik de huisartsgeneeskunde nog lang overwogen, maar op dit moment beleef ik veel werkplezier in de ziekenhuissetting.
Hoe ziet de sollicitatieprocedure voor een opleidingsplek eruit? Het verschilt per ziekenhuis, maar de longgeneeskunde is een specialisme waar je de opleiding kan volgen in academisch ziekenhuis en in een perifeer ziekenhuis. Bij de perifere opleiding heb je een stagejaar in een academisch centrum, andersom heb je bij de academische opleiding een stagejaar in een perifeer centrum. Het landelijke opleidingsplan is gelijk voor een academisch en perifeer ziekenhuis, maar sommige ziektebeelden zul je vaker tegenkomen in een academisch ziekenhuis of andersom. Door een uitwisselingsstage of verdiepingsstage kun je de tijd in het andere centrum ook verlengen als je dat wilt. Met een verdiepingsstage verdiep je jezelf verder in een bepaald specialisme. Voor de opleiding tot longarts kun je solliciteren bij een opleidingscentrum, maar veel centra kiezen uiteindelijk een kandidaat die bij hen heeft gewerkt als anios of er zijn PhD heeft gedaan.
En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit? De opleiding duurt in totaal zes jaar indien je de opleiding fulltime doet. De eerste twintig maanden bestaan uit de vooropleiding. De vooropleiding kun je eventueel doen in een ander centrum dan waar jij je opleiding doet. Daarna doe je verschillende stages op de longgeneeskunde. In het landelijk opleidingsplan staan de volgende specialisaties beschreven: thoracale oncologie, slaapgebonden ademhalingsstoornissen, interstitiële longziekten, vasculaire longziekten/pulmonale circulatie, ernstig astma, pulmonale infectieziekten, tuberculose, palliatieve zorg, derdelijns longrevalidatie en (endoscopische) verrichtingen. Ook kun je na je opleiding nog een fellowship volgen tot longarts-intensivist. Kortom, genoeg mogelijkheden. Gedurende je hele opleiding doe je stages binnen de verschillende specialisaties. Bij de longfunctiestage leer je bijvoorbeeld alles over de uitvoering van een longfunctieonderzoek of ergometrie en de interpretatie hiervan. Gedurende de hele opleiding is er ook aandacht voor het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek en leer je hoe je supervisie moet uitvoeren. Wil je meer weten over de exacte inhoud van de opleiding longziekten? Check dan eens het landelijke opleidingsplan. Daar staan ook alle verschillende stages beschreven. Dat is sowieso een tip voor elk specialisme.
Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria? Het afgelopen jaar waren er voor heel Nederland 39 opleidingsplekken beschikbaar voor de opleiding tot longarts. Ik denk vooral dat het wel of niet makkelijk krijgen van een opleidingsplek niet de motivatie moet zijn om voor een bepaald specialisme te kiezen. Kies vooral voor het specialisme dat jij het leukste vindt en bedenk ook vooral: als arts heb je een fantastisch diploma op zak. Met je master geneeskunde kun je van alles gaan doen zoals deze blog al meermaals heeft getoond. Mocht je in de toekomst je werk minder leuk vinden of mocht er iets gebeuren waardoor het gekozen specialisme niet meer bij je past, zijn er genoeg alternatieven die op dat moment dan misschien beter bij je passen.
‘De opleiding tot longarts duurt fulltime 6 jaar: 20 maanden vooropleiding binnen de interne geneeskunde, cardiologie en intensive care met nadien allerlei stages binnen de longgeneeskunde.’
Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst? Aan het begin van de dag heb je geen idee wat je die dag weer allemaal gaat meemaken. Ik zie het als een eer dat je best dichtbij iemand anders zijn leven mag komen. Bijvoorbeeld op de lastige momenten tijdens een slecht nieuws gesprek, maar vooral ook tijdens de consulten op de polikliniek. Let bijvoorbeeld eens op de verschillende banen die mensen uitvoeren, culturele achtergronden, verstandhoudingen binnen families, wensen van patiënten, het geeft je een prachtige inkijk in de maatschappij. Het lastigste vind ik dat je nog zo lang in onzekerheid zit over waar je in je opleiding allemaal naartoe moet of waar je na je opleiding kunt gaan werken. Er is nog altijd het jonge klaren probleem wat veel onzekerheid met zich meebrengt. Hopelijk kunnen we daar de komende jaren een goede oplossing voor vinden. Bovendien vraag je ook veel flexibiliteit van je partner. Maar ik probeer altijd maar te denken: voor alles is een oplossing. Uiteindelijk komt het allemaal wel goed.
Jij hebt naast je opleiding ook de redactie gedaan voor onder andere Compendium Geneeskunde 2.0 en de pocket Longgeneeskunde, hoe was dat om te combineren? Tijdens het laatste deel van mijn geneeskundeopleiding heb ik onder andere meegewerkt als redactie aan de boekenreeks Compendium Geneeskunde 2.0 en verschillende pockets. Toen ik net anios was wilde ik natuurlijk ook heel graag de pocket Longgeneeskunde zelf maken. Het was een weg van de lange adem door de verschillende COVID-19 golven, maar ik denk dat we uiteindelijk met elkaar een mooie pocket hebben neergezet. De pocket bevat de basale kennis van de longgeneeskunde, speciaal voor de jonge (co)assistent. Mijn naam staat dan wel op de voorkant, maar zonder alle hulp van de auteurs, de klankbordgroep, illustratoren, grafisch designers en medisch specialisten was het natuurlijk nooit gelukt. Dus alle credits aan hen! Het schrijven van de pocket combineren met de opleiding was soms best even pittig, maar ik denk dat je vooral extra-curriculaire activiteiten moet aanpakken waar je energie van krijgt. En natuurlijk was het zeker niet altijd hallelujah en kon ik de pocket af en toe wel even achter het behang plakken. Maar het was en blijft zo leuk om met collega’s aan zo’n mooi project te mogen werken. Al moet ik eerlijk toegeven dat ik het zelf heel lastig vind om de pockets en reeks te bekijken als ze dan eindelijk af zijn. Je ziet dan toch altijd weer dingen die je anders zou doen, haha. Maar nu is het stiekem heel leuk om de pocket in het wild tegen te komen.
‘Tegen de coassistenten en jonge dokters wil ik zeggen: geniet! En blijf vooral jezelf.’
Hoe veel dienst heb je? En hoe zien die eruit? Dat is een vraag die door aios van verschillende opleidingscentra verschillend beantwoord zal worden, want elk opleidingscentrum deelt dat weer anders in. Ik heb momenteel alleen 12-uur durende weekenddiensten, geen avond- of nachtdiensten. In mijn vooropleiding draaide ik uiteraard wel gewoon mee in het dienstrooster met weekenden, avonden en nachten. Zelf vond ik de diensten heel leerzaam en stiekem heel gezellig.
Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? Tegen de coassistenten wil ik zeggen: geniet van je coschappen! Besef dat het super leuk is om elke keer in een andere keuken te mogen kijken en steeds weer nieuwe dingen te mogen leren. Ik besef heel goed dat het ook lastig kan zijn om steeds weer te wisselen, en iedere dokter wil alles net weer even anders, maar heel veel is een kwestie van smaak. Kijk dus je ogen uit en verwonder je over wat je allemaal ziet. Je zult dingen zien waar je zelf van denkt: ‘Zo wil ik worden’, maar ook dingen waarvan je denkt: ‘Zo wil ik niet worden’. En voor de jonge assistenten geldt eigenlijk hetzelfde. Geniet en doe eerst wat werkervaring op. Laat je niet opjagen door een opleidingsplek en kijk om je heen. Voor anios zijn er hele mooie werkplekken waar je op verschillende afdelingen tegelijk werkt. Zo kun je mooi overal nog eens spieken. En laat je tijdens de nachtdienst vooral niet in de hoek zetten door een brommende specialist die vindt dat je niet had moeten bellen. Al weet ik dondersgoed dat dit makkelijker gezegd is, dan gedaan. 😉 Uiteindelijk geldt: volg je hart in je keuze voor een specialisme. Voor mij bleek longziekten het allerleukste specialisme. Vraag tijdens je coschappen of werk als anios eens aan arts-assistenten of medisch specialisten waarom ze voor het specialisme hebben gekozen. Je zult verschillende antwoorden krijgen! En tot slot, blijf lekker jezelf! Laat je niet door die soms gekke medische wereld verleiden om je anders voor te doen dan dat je bent.
Wil jij nou ook graag zo’n pocket van Compendium Geneeskunde? Ik mag er vanaf 26 februari elke week één weggeven: namelijk de pocket longgeneeskunde, acute geneeskunde, radiologie én huisartsgeneeskunde! Wat moet je doen? Kijk snel op de instagram pagina van doktersdiehetandersdoen. Niet gewonnen? Dan zijn de pockets met 10% korting te bestellen via deze link en kortingscode Inoek10.
Arts-assistenten die hun dagen vullen met administratie en telefoontjes. Specialisten die het niet eens worden over op welke afdeling een patiënt moet worden opgenomen. Het nabellen van andere gezondheidsinstellingen om patiëntdossiers compleet te maken (beter bekend onder de noemer “leuke klusjes voor de co”). In geen andere sector wordt het woord ‘multidisciplinair’ zo veel gebruikt en tegelijkertijd zo weinig benut. Er heerst een zekere mate van inefficiëntie in het ziekenhuis.
Maar niet alleen binnen de muren van het ziekenhuis kennen we dit probleem. Sterker nog, die muren zijn (figuurlijk dan) onderdeel van het probleem. Het zorgsysteem is zo groot en complex geworden dat er te veel verschillende muren en deuren zijn. En als wij al niet meer weten wie we moeten bellen voor welke informatie, hoe kunnen we dan verwachten dat patiënten weten op welke deuren ze moeten kloppen? Er lijkt daarnaast sprake van een soort paradox; hoe meer zorg patiënten nodig hebben, hoe minder deuren er voor hen open gaan; ze worden van het kastje naar de muur gestuurd. Termen als ‘ontschotting van de zorg’ en ‘integrale zorg’ vliegen ons om de oren, maar blijken makkelijker gezegd dan gedaan. We zien door de bomen het bos niet meer. Door alle kleine stukjes ziekte zien we de patiënt niet meer, en door alle muren is de ingang zoek.
Het zal geen nieuwe informatie zijn dat tegelijkertijd de druk op het zorgstelsel alleen maar groter wordt. Het aantal mantelzorgers daalt, de personeelstekorten worden groter en de levensverwachting, en daarmee het aantal ouderen en zieken, neemt alleen maar toe. Als er niets verandert aan de manier waarop we onze zorg organiseren zal in 2040 één op de vier mensen in de zorg moeten werken. Zorg moet dus anders, en mede door de COVID-crisis hebben we gezien dat heel veel zorg ook anders kan. Zo wordt er bijvoorbeeld steeds meer gebruik gemaakt van digitalisering, denk daarbij aan beeldbelafspraken of mobiele apps die patiënten op afstand helpen of monitoren. Ook samenwerking krijgt de laatste jaren meer aandacht; binnen het ziekenhuis, maar ook daarbuiten, tussen verschillende zorgorganisaties, gemeenten en het sociale domein.
Dokters die het anders doen zijn ook dokters die kijken hoe zorg anders kan. Daarom lijkt het ons leuk om op deze website de komende tijd vaker stil te staan bij initiatieven die hieraan bijdragen. Zo hoeft hopelijk niet iedereen het wiel opnieuw uit te vinden, is dat niet efficiënt? Het is in ieder geval een klusje dat ik als co graag doe.
Julia heeft geneeskunde gestudeerd aan de Universiteit van Maastricht. Hierna heeft zij als anios gewerkt op de spoedeisende hulp en intensive care van het Elkerliek Ziekenhuis in Helmond. Sinds ruim een jaar werkt Julia als consultant bij het bedrijf Luckt, maar zal per maart 2023 gaan starten als huisarts in opleiding.
Wat leuk dat je ons iets wilt vertellen over jouw werk, Julia. Wat is jouw functie en wat houdt deze functie in? Ik ben consultant bij Luckt. Luckt is een jonge, dynamische organisatie die zich richt op het vormgeven en uitvoeren van complexe innovatietrajecten binnen zorg en welzijn. We richten ons met name op de pijlers digitalisering, innovatie en complexe samenwerkingen. De zorg verbeteren en veranderen is erg uitdagend, zeker als er meerdere partijen daarbij betrokken zijn. Elke partij heeft zijn eigen wensen en belangen en ze spreken niet altijd elkaars taal. Bedrijven en zorgorganisaties kunnen kleine veranderingen binnen hun bedrijf vaak zelf verzorgen, maar grotere, complexe of landelijke projecten kunnen zeer uitdagend worden. Ze zoeken dan een externe organisatie die ervaring heeft om hen hierbij te helpen; zo’n organisatie is Luckt. Ik ben projectleider binnen verschillende innovatieprojecten. Op dit moment leid ik onder andere twee grote projecten. Elke dag is daarin anders. Binnen één van deze projecten realiseren we het digitaal uitwisselen van patiëntgegevens in de geboortezorg, zodat alle betrokken zorgverleners met één druk op de knop alle relevante informatie over de patiënt kunnen inzien. Hierbij zijn verschillende professionals betrokken, zoals gynaecologen en verloskundigen, maar ook managers, ICT-specialisten en het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS). Ik werk samen met een collega aan dit project, zij heeft een hele andere achtergrond dan ik en kijkt meer naar de technische kant; hoe gaat zo’n systeem er uit zien en hoe krijgen we al deze informatie op de juiste manier hierin? Ik kijk meer naar het medische deel; welke informatie wil je delen en hoe kunnen we het zorgproces hiermee maximaal ondersteunen?
Kan je vertellen hoe jouw dagen er bij jou uitziet, ook al zijn deze zo verschillend? Ik heb verschillende overleggen en vergaderingen, zowel intern als extern. De interne vergaderingen gaan bijvoorbeeld over nieuwe opdrachtkansen en bij wie deze opdrachten passen. Voor de projecten heb ik afspraken digitaal of op locatie, soms één op één en soms met een hele groep. Dit maakt dat ik mijn agenda flexibel kan indelen. De ene dag begin ik vroeg in de ochtend en ben ik op tijd klaar, de andere dag begin ik later en werk ik nog door in de avond. Deze vrijheid maakt het voor mij leuk. Daarnaast gebruik ik de dag voor verschillende werkzaamheden; van adviesrapporten schrijven tot aan brainstormsessies organiseren en van het opstellen van een begroting of projectplan tot aan een overleg met bestuurders van een ziekenhuis om knopen door te hakken. Elke dag is anders!
Heb je nog patiëntencontact? En heb je ooit diensten? Nee, ik zie nu geen patiënten en dat mis ik wel. Ik heb ook geen diensten op dit moment. Er is genoeg werk, dus ik zou in principe in de weekenden door kunnen werken, maar dat is niet de bedoeling. Het komt wel voor dat ik werk in de avonden of weekenden, maar dat is dan mijn eigen keuze. Dit verwacht mijn werkgever niet van mij.
” Als kind ben ik opgegroeid met zorg en het blijven verbeteren daarvan. “ -Julia
De functie als consultant zal bij veel artsen niet bekend zijn. Hoe ben jij bij deze functie terecht gekomen? Ik ben opgegroeid in een ondernemend zorggezin. Mijn vader is fysiotherapeut met een eigen praktijk, mijn broer is fysiotherapeut en mijn moeder is operatieassistente. Vroeger aan onze keukentafel ging het vaak over het werken in de zorg en over de praktijk van mijn vader. We bespraken ideeën om de zorg voor patiënten te verbeteren, hoe we kunnen samenwerken met andere disciplines uit de zorg en sociaal domein en welke uitdagingen er komen kijken bij het runnen van een eigen praktijk. Als kind ben ik dus opgegroeid met zorg en het blijven verbeteren daarvan.
Tijdens mijn geneeskundeopleiding in Maastricht heb ik deelgenomen aan Medical Business Projects, een project waar je een half jaar aan de slag gaat met een vraag vanuit bijvoorbeeld een zorginstelling. Onder begeleiding van een consultant ga je de verschillende problemen aanpakken en leer je hoe je zo’n project moet uitvoeren. Tijdens de opleiding is er weinig aandacht voor de organisatie van zorg en het verbeteren daarvan, dus dit project was een goede aanvulling op mijn reeds bestaande interesse.
Ik heb altijd al huisarts willen worden. Een goede huisarts die enerzijds betrokken is bij zijn patiënten, maar anderzijds ook innovatief is en kansen ziet voor verbetering van de dagdagelijkse zorg. Ik heb er voor gekozen om eerst meer ervaring en kennis te vergaren op de spoedeisende hulp en intensive care, door daar te gaan werken als ANIOS. Hierna wilde ik gaan innoveren en verbeteren. Ik ben met collega’s en vrienden gaan praten die bekend zijn binnen deze wereld of hun netwerk voor me konden aanboren. Ik ben met verschillende organisaties in gesprek gegaan, maar Luckt sprong er voor mij uit. Luckt is een relatief klein en snelgroeiend bedrijf met een hecht team en projecten puur gericht op de zorg, dit sprak mij erg aan.
Je vertelt dat er weinig aandacht voor innoveren van de zorg in jouw geneeskundeopleiding is geweest. Lukte het om te werken met minimale ervaring? In het begin van mijn baan merkte ik inderdaad dat ik op zoek ging naar cursussen en boeken over verandermanagement en innoveren in de zorg, juist omdat het allemaal zo onbekend was. Bij Luckt werd aangegeven dat er van alles gefaciliteerd kon worden, maar dat ik deze nieuwe wereld eerst maar eens moest gaan ervaren. Ik ging kijken welke projecten bij mij pasten en waar ik binnen deze projecten extra kennis of kunde nodig had. Op deze manier ging ik niet droog een cursus volgen, maar op zoek naar gerichte kennis en vaardigheden om het project verder te helpen én mijzelf te laten groeien. Toch was het een sprong in het diepe, want de projecten zijn groot en veelomvattend, wat problemen ook vaak multifactorieel maakt. Deze problemen tackelen was af en toe best pittig. Ik heb veel geleerd van mijn collega´s binnen het bedrijf, met name op het gebied van omgang met alle betrokkenen in een project. Hoe zorg je dat alle neuzen dezelfde kant op komen? Hoe zorg je voor voldoende betrokkenheid van de verschillende partijen? Hoe borg je je project op bestuurlijk niveau? Uitdagingen die compleet anders zijn dan de uitdagingen aan het bed van de patiënt, maar waar ik wel énorm blij om ben dat ik ze ben aangegaan.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuk? Ik word erg blij van alle inzichten die ik op doe door ieders verschillende aanpak, mening en voorstel binnen een project. Je leert van verschillende invalshoeken en achtergronden, waarover ik me elke dag verwonder. Binnen een project kan een bestuurder de vraag stellen wat het financieel oplevert over drie jaar, terwijl een zorgmedewerker vraagt hoe iets mórgen zijn zorgproces kan veranderen. Deze verschillende belangen, vragen en behoeften prikkelen mij.
Ook de verschillende inzichten van collega’s zijn inspirerend. Bij Luckt werken mensen met verschillende achtergronden, zoals bedrijfskunde, industrial design en zorgmanagement. In het ziekenhuis werk je vaak met dezelfde mensen voor hetzelfde probleem, terwijl ik nu deze verschillende invalshoeken samenbreng om verder te komen.
Het minst leuke vind ik dat resultaten lang op zich kunnen laten wachten, sommige projecten lopen namelijk jaren. Innovaties realiseren en implementeren in het zorgproces brengt verschillende afhankelijkheden met zich mee en kost daarom veel tijd. Ik was de snelheid van de spoedeisende hulp gewend, wat een enorm contrast gaf. Ik heb door het werk bij Luckt veel meer zicht gekregen op hoe complex en veelomvattend het realiseren van is en waarom projecten daarom lange tijd kunnen duren. Daarnaast heb ik het patiëntcontact echt gemist. Ik heb geleerd dat ik veel voldoening haal uit de dankbaarheid die patiënten geven als ik zorg verleen. Als arts op de spoedeisende hulp kon ik de patiënt vaak direct helpen met hun probleem. In de zorgprojecten merk ik dat ik niet altijd direct samenwerk met de opdrachtgever en niet iedereen even blij is de gemaakte plannen voor verandering. Ik heb daardoor wel geleerd om de waardering uit de kleine behaalde resultaten te halen.
Je vertelde eerder dat je huisarts wil worden en ik begrijp dat je recent bent aangenomen voor de huisartsopleiding, gefeliciteerd! Wat neem je vanuit dit werk mee? Ik heb meer inzicht gekregen in beleid en organisatie van de zorg. Ik denk dat ik in de toekomst daardoor ook beter de, vrij gescheiden, takken van zorgverlening en zorginnovatie kan verbinden. Daarbij kan ik mijn opgedane communicatieve vaardigheden goed toepassen. Binnen projecten werkte ik met een scala aan professionals; stille muisjes die het liefst hadden dat ik de koers bepaalde, veeleisende projectleden of kritische bestuurders. Deze patronen herken ik ook bij mijn patiënten en ik verwacht dat mijn communicatieve vaardigheden hier dan ook goed van pas zullen komen. Tot slot hebben alle verschillende invalshoeken mij doen beseffen dat buiten de gestelde kaders denken je énorm veel kansen kan opleveren. Dit hoop ik ook als huisarts in te kunnen zetten.
“Je leert van verschillende invalshoeken en achtergronden, waarover ik me elke dag verwonder. “ – Julia
Was het een lastige keuze om patiëntencontact op te geven en deze kant van de zorg op te gaan? Nee, dat vond ik helemaal niet lastig. Ik ben altijd al erg nieuwsgierig geweest naar deze kant van de zorg en het was voor mij dan ook een bewuste keuze om bij Luckt te gaan werken. Ik heb echter wel gemerkt dat deze stap in mijn carrière verschillende reacties heeft opgeleverd vanuit mijn omgeving. De een vond het leuk en zelfs stoer dat ik deze stap maakte, de ander dacht dat ik patiëntencontact en het draaien van diensten niet leuk vond en daarom graag de zorgverlening ‘uit wilde’, terwijl dit zeker niet het geval was. Veel mensen denken dat als je deze richting van de zorg op gaat, je dan nooit meer terug kan komen aan het bed, maar dit is totaal niet het geval. Het zijn twee verschillende werelden, zorgverlening en zorginnovatie, maar het is belangrijk dat deze werelden meer verbonden worden met elkaar. Ik wil later als huisarts mijn werk combineren met innovatie, zeker na deze mooie ervaring.
Heb je nog tips voor dokters die twijfelen over hun beroepskeuze? Wees nieuwsgierig! Het is super knap dat iemand buiten de standaard kaders durft te kijken, dus twijfel niet maar wees nieuwsgierig naar de wereld aan mogelijkheden om je heen. Je bent als arts voor beleidsmedewerkers, projectleiders en innovatiemanagers enorm van toegevoegde waarde. Je hebt ervaring van de werkvloer en weet hoe het contact met patiënten verloopt: die blik hebben we naar mijn idee meer nodig in innovatietrajecten. Het nadeel is dat deze kant van de zorg niet wordt belicht tijdens de geneeskundeopleiding en daardoor niet het eerste is waar artsen aan denken. Je kan als arts uniek zijn binnen innovatieve zorgprojecten. Er worden andere vaardigheden van je gevraagd, anders dan die je hebt geleerd aan het bed van de patiënt. Toch is er ook overlap: je moet kunnen prioriteren, over een helikopterview beschikken en ook hier slecht nieuwsgesprekken kunnen voeren. Ik zou het zeker aanraden om als arts binnen innovatieve zorgprojecten aan de slag te gaan.
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Bas is anesthesioloog in opleiding, maar werkte hiervoor op verschillende afdelingen waaronder de intensive care (IC). Je moet sterk in je schoenen staan om als zorgmedewerker op de IC te kunnen werken vanwege de ernstig zieke mensen die je daar behandelt. Bas vertelt over een bijzondere ervaring op de IC die hem lang zal bijblijven.
Bas: ‘Tijdens de ochtendoverdracht hoorde ik dat er een man was opgenomen na een reanimatie. Ik schrok, want ik herkende direct de naam en de plek waar het gebeurd was: het was de vader van een goede vriend van mij. Hij was op mijn afdeling opgenomen. Toen we uit de overdracht kwamen, zag ik mijn vriend op de gang staan. We hadden elkaar al een tijd niet meer gezien vanwege de coronapandemie en ik twijfelde of ik hem zou aanspreken aangezien het een gekke situatie was. Ik ben toch naar hem toegelopen, ik kon het feit dat zijn vader op mijn afdeling lag niet negeren. Het gesprek dat ik met hem had verraste me. Ik zie mezelf als een anios, werkend op een specialistische afdeling en bewust van alles wat ik (nog) niet kan. Mijn vriend zag mij als een bekend gezicht tussen al het onbekende, het gaf hem rust.
Thuis merkte ik dat ik meerdere keren aan de situatie moest denken. Dat voelde voor mij niet goed, omdat ik dit bij andere patiënten nog nooit op deze manier heb gehad. Om deze reden heb ik de zorg voor de patiënt overgedragen aan een collega nadat ik kort met mijn collega’s sprak over het feit dat ik de patiënt persoonlijk kende. Zij stelden diepgaandere vragen, maar dat hoefde niet voor mij. Ik had thuis al kunnen spreken over de situatie en mijn emoties daarbij. Toch ben ik ben dankbaar dat mijn collega’s hier aandacht voor hadden, want het is mogelijk dat ik deze steun in andere situaties wel nodig zou hebben.
Tijdens het gesprek dat ik met mijn vriend voerde, vroeg hij mij om zo goed mogelijk op zijn vader te passen. Ik vond het bijzonder dat hij dit zo persoonlijk aan mij vroeg. Dit zette me aan het denken: ik realiseer me dat het niet alleen gaat om ziek zijn en weer beter worden. De angst van mensen gaat niet alleen over genezen, maar ook of er goed voor iemand wordt gezorgd. Als beginnend arts ben ik met name bezig met het maken van een goed behandelplan en heb ik korte contactmomenten met patiënten en hun familie, dat past bij cure. Verpleegkundigen hebben vaak langere contactmomenten met patiënten en zijn meer gericht op care. Deze situatie heeft me bewuster gemaakt dat ik een dokter wil zijn die ruimte wil hebben voor goede zorg en het (laten) zien van emoties. Naast mijn taak als ‘geneeskundige’ ben ik als arts ook mens. Ik moet soms proberen om meer persoonlijk aan te sluiten bij de situatie van mensen wat je niet uit de boeken leert, maar wat je moet ondervinden.
‘Vergeet niet dat je ook gewoon mens bent’ – Bas
Gelukkig kon de patiënt met ontslag naar huis. Ik heb getwijfeld of en wanneer ik contact met mijn vriend moest zoeken, ik vroeg me namelijk regelmatig af hoe het met zijn vader zou gaan, maar ook hoe het met hemzelf en de rest van de familie ging. Tijdens een IC-opname komt er veel op iemand en diens familie af, houden ze alles wel vol thuis? Uiteindelijk heb ik contact gezocht met mijn vriend en hebben we over de situatie gesproken: dat was voor mij erg prettig. We vonden beiden dat het best gek was om in zo’n situatie een bekend iemand te zien. Hij vroeg me dan ook hoe ik het ervaren had en hoe het nu met mij ging; dat vond ik erg waardevol, vooral omdat ik die vraag helemaal niet had verwacht toen ik het gesprek aanging. We hebben onze ervaringen met elkaar gedeeld en echt naar elkaar geluisterd. Dat gaf me troost. In de periode hierna dacht ik regelmatig aan de leuke momenten die ik met mijn vriend en zijn familie heb beleefd, al kwam daar soms wel een verdrietig gevoel bij.
Het grootste leermoment van dit alles is het feit dat het elke arts of zorgverlener kan overkomen: je moet iemand behandelen die je kent. Zowel bij beginnende als ervaren artsen. Ik heb zelf ervaren dat het bespreekbaar maken van de bijzondere situatie de afstand kan verkleinen. Belangrijk hierbij vind ik om aan mensen te vragen wat zij van de mogelijk beginnende behandelrelatie vinden, dat maakt je zelfs een goede dokter in mijn ogen. Het kan dan voor beiden partijen verlichting geven, je hoeft dan niet te gissen als arts wat jouw bekende patiënt van de situatie vindt. Neem hier de tijd voor, het is een gekke situatie. Blijf open voor de gevoelens van de ander, want die kunnen soms anders zijn dan je zelf denkt, maar heb er ook vrede mee als je niet de juiste persoon voor dat moment bent. Er is vaak een andere manier of een collega die je wil helpen. Het is niet makkelijk en het kan veel energie kosten, omdat je dichterbij diegene staat. Het kan moeilijk zijn om je op het juiste moment kwetsbaar op te stellen, op medisch en persoonlijk vlak. Ben eerlijk over je eigen gevoelens, kom dichter bij je patiënten en vergeet niet dat je ook gewoon een mens bent.’
Het afsluitende column voor dit jaar, maar ook volgend jaar mag ik gelukkig weer columns schrijven voor de LAD. In dit column blik ik terug op 2022 en kijk vooruit naar 2023. Wat zijn jouw doelen voor het nieuwe jaar? Fijne feestdagen allemaal!
Deze week gaan we in gesprek met AIOS Musculoskeletale Geneeskunde Stephan Oosterbosch. Musculoskeletale Geneeskunde is een vakgebied dat zijn oorsprong reeds vond in 1965, toen een Amsterdamse huisarts de basis hiervoor legde. Tegelijkertijd is het een vakgebied dat voor velen nog onbekend is. En daar moet verandering in komen als je het Stephan vraagt. Hij vertelt ons graag meer over zijn werkzaamheden, opleiding en waarom hij deze keuze heeft gemaakt.
Wat leuk dat je iets wilt vertellen over jouw werk! Zou je ons allereerstkunnen uitleggen wat musculoskeletale geneeskunde precies inhoudt? “Binnen de musculoskeletale geneeskunde kijken we voornamelijk naar de houding en functie van het bewegingsapparaat. Het is ontstaan vanuit dokter Sickesz, een huisarts uit de vorige eeuw. Zij zag in haar praktijk veel mensen met klachten van het bewegingsapparaat, die vaak niet of maar voor korte tijd verholpen konden worden. Ze ging op zoek naar een behandelmethode die mensen voor langere tijd zou kunnen helpen. Zo vond ze bij mensen met vaak relatief eenvoudige rugklachten bepaalde standsafwijkingen van bekken, wervelkolom en extremiteiten. Door deze, vaak functionele, standsafwijkingen kan het zo zijn dat de wervelkolom minder goed functioneert en het zenuwstelsel ter hoogte van de wervel wordt geprikkeld. Mensen die bij ons komen hebben vaak last van rug- of nekklachten, maar ook van schouder-, elleboog-, knie- of enkelklachten. Voor het goed functioneren van de wervelkolom is het belangrijk dat de wervels met het bekken één bewegingsketen vormen. Daarom behandelen we mensen in een systematische volgorde, waarbij bekken, rug en extremiteiten worden behandeld in om en nabij vijf behandelingen. Tijdens deze behandelingen maken we gebruik van mobiliserende technieken, waarmee we disbalans en klachten die gepaard gaan met spierspanningen proberen op te heffen. Door mensen in die keten te behandelen kun je vaak niet alleen de rugklachten maar ook andere klachten die mensen hebben verhelpen.”
Hoe verhoudt het zich tot andere vakken die zich bezighouden met het bewegingsapparaat, zoals orthopedie of fysiotherapie? “De patiëntenpopulatie die wij zien zijn veelal al bij de fysiotherapeut, manueel therapeut, osteopaat, neuroloog, orthopeed en revalidatiearts geweest. Ze hebben vaak een lang traject doorlopen en zijn nog steeds niet van hun klachten af. Musculoskeletale geneeskunde heeft met veel van deze vakken raakvlakken, maar wij kijken op een andere manier. Waar binnen andere vakken vaak meer lokaal wordt gekeken waar de pijn zit, om vervolgens ook daar te behandelen, proberen wij het lichaam als een keten te zien. Door ruimer naar het lichaam te kijken, en het niet te zien als losse diagnoses maar als een keten die je probeert beter te laten functioneren, zie je dat een groot deel van de pijnklachten op lange termijn te verbeteren of te verhelpen zijn. Anders dan bij de meeste specialismen in het ziekenhuis hoeven wij patiënten niet altijd door te sturen, maar geven we zelf de behandeling. Dit kan door middel van mobilisaties, het voorschrijven van medicatie of het meegeven van houding- en beweegadviezen.”
“Ik werkte naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”
Hoe kwam je erbij om te kiezen voor musculoskeletale geneeskunde, was het een lastige keuze? “Ik wist al van jongs af aan dat ik geneeskunde wilde studeren. Toen ik eerst uitgeloot werd, koos ik ervoor om fysiotherapie te studeren. Ik wist namelijk al dat ik met het bewegingsapparaat bezig wilde zijn. Na mijn opleiding tot fysiotherapeut werd ik alsnog ingeloot voor geneeskunde. Doordat mijn vader MSK (musculoskeletaal) arts is, wist ik niet alleen al wat het vak inhield, maar had ik ook al vaak gezien wat voor effecten musculoskeletale geneeskunde bij patiënten teweeg kon brengen. Tijdens mijn coschappen merkte ik dat rugklachten bij de orthopedie vaak moeilijk konden worden verholpen. Ik werkte toen naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”
Hoe ziet de sollicitatieprocedure voor de opleiding eruit, is het lastig om een plek te bemachtigen? “Om te solliciteren voor een opleidingsplek moet je allereerst een sollicitatiebrief schrijven. Vervolgens word je al dan niet uitgenodigd op een sollicitatiegesprek. Of je meteen wordt toegelaten is mede-afhankelijk van je vooropleiding. Het is natuurlijk handig om voorkennis te hebben van het bewegingsapparaat of het zenuwstelsel. Ik kon meteen na mijn geneeskunde-opleiding starten omdat ik ook fysiotherapie heb gestudeerd, maar in principe wordt er wel verwacht dat een sollicitant 1 tot 2 jaar klinische ervaring heeft als ANIOS. Er starten ook huisartsen, SEH-artsen of orthopeden aan de opleiding, die kunnen hun opleiding dan vaak inkorten. Op dit moment starten er jaarlijks 5 artsen aan hun opleiding tot MSK arts. Het beroep is helaas nog vrij onbekend. Dat is lastig en erg jammer, want ik denk dat het beroep van onmiskenbare waarde kan zijn voor mensen met klachten aan het bewegingsapparaat.”
“Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme.”
En hoe zien jouw dagen eruit als musculoskeletaal arts in opleiding? “Iedere week zit ik op twee verschillende werkplekken. Twee dagen zit ik in een ‘normale’ MSK-praktijk, waarbij ik bezig ben met het behandelen van standsafwijkingen. Daarnaast werk ik twee dagen op de Rugpoli. De Rugpoli is een vorm van anderhalvelijnszorg, waarin we in een multidisciplinair team bestaande uit onder andere MSK-artsen, orthopeden, neurologen en reumatologen de meer complexe casussen zoals herniaties en stenoses behandelen. Elke Rugpoli heeft zijn eigen MRI, waardoor we na verwijzing van de huisarts zelf aanvullend onderzoek kunnen aanvragen en beoordelen.
Met die multidisciplinaire teams proberen we de druk op de zorg een beetje af te laten nemen. Vaak worden patiënten met rugklachten meerdere keren doorgestuurd; van de huisarts naar de fysiotherapeut, terug naar de huisarts, naar de orthopeed.. enzovoort. Patiënten komen vaak pas bij een MSK arts terecht nadat ze al veel andere specialisten hebben gezien en nog niet van hun klachten af zijn. Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme. Naar MSK-praktijken worden mensen helaas nog weinig doorgestuurd vanuit de huisarts of het ziekenhuis. Mensen komen daar vooral via mond-op-mondreclame. Bij de Rugpoli is dat anders. In sommige ziekenhuizen is het tegenwoordig zelfs zo dat mensen niet door de neurochirurgie worden geopereerd voordat ze bij de Rugpoli zijn geweest.”
En hoe ziet de rest van de opleiding eruit? “De opleiding tot MSK-arts duurt in totaal 2 jaar. Naast twee dagen in een gewone MSK-praktijk en twee dagen op de Rugpoli heb ik één dag in de week tijd voor zelfstudie en opdrachten. In jaar 2 kom ik op twee nieuwe werkplekken terecht. Ongeveer één keer per maand is er een cursusdag, waarop er aandacht wordt besteed aan variërende medische onderwerpen. Iedere cursusdag komt anatomie, arthrokinematiek en oefencasuïstiek aan bod, maar oefenen we ook met klinisch redeneren en lichamelijk onderzoek. De cursusdagen zijn grotendeels in Bilthoven. Omdat ik relatief ver moet reizen naar mijn werkplekken, heb ik er recent voor gekozen om terug te gaan naar drie werkdagen in plaats van vier per week, waardoor ik enkele maanden langer over mijn opleiding zal doen.”
Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje.
Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? “Ik vind het belangrijk dat de kwaliteit van mijn consulten goed is. Daarom vind ik het fijn dat we patiënten niet maar tien minuten, maar bijvoorbeeld een half uur of driekwartier zien. Dat geeft me tijd om patiënten goed te onderzoeken, evalueren, instrueren en behandelen. Ik vind het daarnaast leuk om fysiek bezig te zijn, daar kan ik mijn energie in kwijt. Tegelijkertijd ben ik toch iedere keer bezig met klinisch redeneren; ‘Als dit niet werkt, hoe kan ik de klacht dan anders aanpakken? Wat kan ik nog meer voor deze patiënt betekenen?’ Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje. Dat blijven puzzelen maar ook actief bezig zijn vind ik erg leuk aan deze baan. Daarnaast vind ik het fijn dat ik relatief weinig slechtnieuwsgesprekken hoef te voeren, daar zou ik slecht mee overweg kunnen.”
En wat vind je het lastigst? “Officieel valt musculoskeletale geneeskunde, anders dan bijvoorbeeld manuele therapie, onder de alternatieve geneeswijzen. Daardoor krijgen patiënten behandelingen vaak niet volledig vergoed, waardoor zij er soms voor kiezen om geen behandeling te ondergaan. Dat vind ik jammer, omdat je alle patiënten graag de zorg wilt verlenen die zij verdienen, zonder dat dit afhankelijk is van de vergoeding van de zorgverzekeraar. Dat de behandelingen maar deels vergoed worden heeft te maken met de evidence ervoor. Voor een kleine beroepsvereniging is het lastig om dergelijk onderzoek te bekostigen. Doordat er zoveel verschillende oorzaken bestaan voor rugklachten, en niet elke patiënt met dezelfde diagnose hetzelfde reageert op een behandeling, moeten wij maatwerk leveren door te zoeken naar een juiste behandeling of combinatie van behandelingen. De commissie wetenschap van onze beroepsvereniging werkt hard aan richtlijnen en effectenstudies, om op die manier beter zichtbaar te worden binnen de reguliere geneeskunde.”
Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit? “Al ons werk is poliklinisch, dus in principe zijn er geen diensten. Als je een eigen praktijk hebt kun je het natuurlijk zo gek maken als je zelf wilt, maar voor nu vind ik het fijn om ook voldoende tijd te hebben buiten mijn werk.”
Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis? “Ook in ons werkveld ontkom je niet aan administratie. In elk consult bespreek en noteer je kort het reactiepatroon van vorige behandeling en noteer je hetgeen je gezien en gedaan hebt. Daarnaast schrijf je enkel brieven ter evaluatie aan de huisarts of een aanbeveling bij doorverwijzen naar een ander specialisme.”
Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? “Ga vooral meekijken met verschillende specialismen. Maak niet te snel een keuze, en bedenk niet alleen wat je belangrijk vindt over 5 jaar, maar ook over 20 of 30 jaar. Probeer daarnaast altijd het hele plaatje te blijven zien, denk in een keten en zie je patiënt niet als een verzameling van losstaande diagnoses.
Is je interessegebied breder dan één enkel specialisme, vind je het leuk om zelf patiënten te behandelen door middel van conservatieve en invasieve behandelmethodes, werk je graag in een klein multidisciplinair team en wil je opleiding en een gezin kunnen combineren? Kom dan vooral een keer een dag meelopen in een MSK-praktijk of op de Rugpoli. Wil je meer informatie over het opleidingsplan of in contact komen met aangesloten MSK-artsen dan kun je altijd kijken op de site van de vereniging (www.NVAMG.nl).”
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
“Ik herinner mijn eerste dienst als achterwacht nog goed”, zegt Tessa. “Het was een weekenddienst die om acht uur begon.” De diensten die Tessa doet in het verpleeghuis zijn bereikbaarheidsdiensten, dat wil zeggen dat de arts in principe thuis is en alleen iets gaat doen als hij of zij gebeld wordt door de verpleegkundigen. Als de dienst om 8.00 uur begint, kan er om 8.00 gebeld worden. “Ik had mij aangekleed en ontbeten, en zat bij de start van mijn dienst achter mij laptop, klaar om gebeld te worden.” Wat Tessa na enige tijd besefte was dat zij geen voorwacht meer was en dus niet meer als eerste gebeld zou worden. Ze zat dus eigenlijk voor niks klaar achter haar laptop. Als Tessa tegenwoordig dienst heeft, dan zorgt ze dat ze op tijd wakker is, maar ze kan nog iets langer in haar pyjama op de bank blijven zitten. Soms is ze zelfs bij vrienden op bezoek, maar altijd met laptop. “Het kan zijn dat ik ineens moet gaan, omdat ik een cliënt moet gaan beoordelen”, geeft Tessa aan, “vrienden zijn ondertussen gewend dat dit kan gebeuren als ik dienst heb, het hoort er nu eenmaal bij.” Tijdens haar eerste diensten als specialist vond Tessa het best spannend om achterwacht te zijn. Als aios had zij al meerdere keren overdag supervisie moeten geven en in haar laatste voorwachtdiensten als aios belde zij zelden haar achterwacht. Tessa vertelt: “ik was zenuwachtig, omdat ik bang was dat ik niet alle vragen zou kunnen beantwoorden. Ik heb als specialist geen achterwacht meer, ik moet zelf met een plan of oplossing komen. In zeldzame situaties kan je sparren met een collega, maar dat is absoluut niet standaard. Daarnaast wil je het goed doen, je wil compleet zijn. Dingen die voor mij vanzelfsprekend zijn, moet ik wel goed bespreken met de voorwacht. Het kan anders gebeuren dat er handelingen vergeten worden en het beleid niet compleet is.”
Wat Tessa (nog steeds) lastig vindt aan de diensten als achterwacht, is het feit dat ze de cliënt niet zelf kan zien. De voorwacht beschrijft wat er aan de hand is, maar soms is één blik op de cliënt genoeg om in te schatten wat er nodig is: het gevoel wat je hebt als je naar een zieke cliënt kijkt. Tessa vertrouwt op de inschatting van haar collega’s, maar de ene voorwacht kent ze beter dan de andere. “Ik probeer de voorwachten het belang van hun beoordeling te benadrukken tijdens een dienst”, geeft Tessa aan, “cijfers, zoals de bloeddruk, zijn belangrijk, maar wat maakt in het klinisch beeld dat een cliënt wel of niet ziek is? Daarop baseer ik namelijk grotendeels mijn behandeling.” Daarnaast wil Tessa de aios en anios graag zo veel mogelijk bij brengen over het vak, ook tijdens de diensten. Ze wil niet meteen het beleid bepalen, want zo leer je er weinig van. Echter, tijdens een dienst kan het enorm druk zijn, waarbij er niet altijd genoeg tijd is om uitgebreid stil te staan bij elke casus. Tessa kan nog moeite hebben om de balans te vinden tussen sparren met de voorwacht en diegene iets te leren of direct het beleid te geven, zodat haar collega verder kon. Wel probeert Tessa de drempel zo laag mogelijk te houden om haar als achterwacht te bellen voor overleg of zelfs met de vraag om een cliënt te gaan beoordelen. Ze zegt: “Ik weet nog goed als basisarts en als aios dat het lastig kan zijn om je achterwacht in te schakelen, omdat het je niet lukt om vanwege drukte alle cliënten te zien. Het was dan fijn als de achterwacht uit zichzelf aanbood om te komen helpen. Dit probeer ik nu als specialist ook te doen. Ik hoor soms de paniek of de stress in de stem van de voorwacht en de opluchting als ik voorstel om te komen helpen. Ik wil graag laagdrempelig benaderbaar zijn, ik geloof namelijk dat je dan de beste zorg kan leveren aan je cliënten.” Dat Tessa niet alles zelf kan beoordelen en daarmee controle kan houden op de situatie, heeft ze geleidelijk aan losgelaten. Ze kijkt mee in het dossier van de cliënt als er gebeld wordt en soms ook aan het einde van de dienst kijkt ze in het dossier hoe het met de cliënt gaat. “Ik moet af en toe loslaten dat ik eindverantwoordelijk ben voor een cliënt. Samen met de voorwacht maak ik een plan, we zijn een team en dus samen verantwoordelijk. Als ik zou blijven piekeren over mijn beslissingen, dan houd ik deze baan niet vol en zou ik ’s nachts niet meer kunnen slapen”, zegt Tessa.
“Ik was zenuwachtig, omdat ik bang was dat ik niet alle vragen zou kunnen beantwoorden” – Tessa
Iets anders wat Tessa opvalt sinds ze specialist ouderengeneeskunde is, is dat mensen regelmatig aan haar vragen hoe oud ze is. Ze voelt zich soms inderdaad jong, ze was namelijk 28 jaar toen ze specialist werd. Een aantal aios of anios die ze superviseert zijn ouder dan haar, wat grappige situaties kan opleveren. “Cliënten en hun families moeten soms even schakelen, ik zie ze dan denken: ‘ben jij de specialist?’ Hier moet ik wel om lachen, ik kan het namelijk helemaal begrijpen”, zegt Tessa. Toch weerhoudt het haar niet om haar kennis te delen en maakt het haar niet onzeker in haar werk. Haar expertise heeft veel toegevoegde waarde tijdens overleggen of het bespreken van behandelopties; dan maakt het mensen niet meer uit hoe oud je bent.
In het overleg met de specialisten in de tweede lijn merkt Tessa dat ze serieuzer genomen wordt dan toen ze basisarts of aios was. Ze wordt gelijkwaardiger behandeld. Tessa weet niet goed waar dit aan ligt. “Het kan meerdere verklaringen hebben”, geeft ze aan, “sinds ik specialist ben heb ik een andere titel, maar ik voel me ook een stuk zekerder. Daarbij wordt het vak ‘specialist ouderengeneeskunde’ steeds bekender onder specialisten. Waar het eerste het imago van een stoffig vak had, wordt nu steeds duidelijker hoe belangrijk de expertise is die we als specialisten ouderengeneeskunde hebben. Tijdens onze opleiding komen we ook in het ziekenhuis, waarbij ziekenhuisspecialisten kennis maken met ons vak. Meer bekendheid betekent ook meer respect en begrip. Het voelt goed om deze verandering te merken”.