In Nederland kunnen coschappen soms voelen als een achtbaanrit; iedere paar maanden start je in een nieuw ziekenhuis binnen een nieuw vakgebied met nieuwe collega’s. Voeg daar een intercontinentale vlucht van duizenden kilometers aan toe en niets is meer hetzelfde. In dit artikel nemen je we je mee in de ervaringen van twee studenten die dit jaar een coschap in het buitenland liepen. Ze vertellen je meer over hun onvergetelijke avonturen, medische hoogtepunten en culturele verassingen.
We spreken Sam Bartz (22, Maastricht) en Norman Roozen (24, Leiden). Sam ging voor een keuzecoschap spoedeisende hulp en chirurgie voor 10 weken naar de University of Sains Malaysia, Kota Bharu in Maleisië. Norman was drie maanden in Suriname, voor zijn coschap chirurgie in het Academisch Ziekenhuis Paramaribo.
1. Waarom heb je gekozen voor een coschap in het buitenland?
Sam: ´Omdat ik denk dat het echt een toevoeging is aan je opleiding en je persoonlijke ontwikkeling. Ik vind reizen daarnaast super leuk, ik hou van nieuwe dingen ontdekken. Een coschap lopen in het buitenland is een unieke ervaring die me de kans gaf om de verschillen te zien tussen een Nederlandse gezondheidsinstelling en een Aziatische. Door oudere vriendinnen van me die dit ook gedaan hadden ben ik op het idee gekomen. Zij omschreven dit als een top ervaring waardoor ik dacht; dat wil ik ook!´
Norman: ´Ik ben naar het buitenland gegaan voor een coschap, omdat ik het zelf belangrijk vind om ook te ervaren hoe de zorg is buiten de gebaande, Nederlandse paden. Het LUMC heeft een samenwerking met Suriname voor een paar van de reguliere coschappen, vandaar dat ik daar terecht ben gekomen. Om eerlijk te zijn was het niet een land dat op mijn ‘travellist’ stond voorafgaande aan het coschap, maar ik heb tijdens de drie maanden dat ik er was de charme van dit land echt ontdekt en het heeft een plekje in mijn hart veroverd.´

2. Kun je ons wat meer vertellen over hoe je leven er daar uitzag?
Sam: ‘De eerste twee weken was ik de enige co-assistent op de SEH en dwaalde ik daar wat rond. Later kon ik aansluiten bij een groep studenten uit jaar vijf en bestond de week vooral uit practica en colleges. De laatste 2 weken was ik ook op de OK’s te vinden. Ik woonde in Kota Bharu op de campus van de universiteit samen met vier Maleise meiden met wie ik een woonkamer en keuken deelde. Met een van mijn huisgenootjes at ik regelmatig samen. Er waren ook een aantal andere buitenlandse studenten uit Saoedi Arabië en Oman, maar die woonden ergens anders. Westerse mensen waren er niet in Kota Bharu, ook geen toeristen. Maar op de prachtige Perhentian eilanden (een uurtje rijden en dan met de boot), werd je juist overspoeld met Westerse backpackers. Dat was wel een grappig contrast. Tussen de backpackers voelde ik me dan meer ‘thuis’. Eigenlijk heb ik ieder weekend wel een tripje gemaakt, meestal binnen Maleisië zelf; er was zoveel te zien. Van duiken tot hiken door de jungle en in een grot slapen tot steden verkennen. En ik ben één keer naar Thailand gegaan, Kota Bharu ligt namelijk vlak aan de grens.’
Norman: ‘De dagen in het ziekenhuis begonnen iedere doordeweekse dag om 07.30 met de overdracht. De duur van de dagen varieerde enorm; vaak kon ik vertrekken rond 16.00, maar er waren ook dagen waarop ik pas om 21:15 klaar was door een gecompliceerde operatie of drukte op de afdeling. Thuiskomen was iedere keer weer erg gezellig, aangezien ik met vijf huisgenoten woonde en we veel samen deden met drie andere “studentenhuizen”. De totale groep Nederlandse studenten bestond uit ongeveer twintig personen! Naast het gezamenlijk uiteten en de wekelijkse huisavonden waren de weekendactiviteiten altijd het hoogtepunt. Op enkele weekenddiensten na, stonden de weekenden vaak in het teken van het ontdekken van het binnenland met de groep. Op vrijdagavond of zaterdagochtend vetrokken we dus vaak op trip. Deze tripjes varieerden van ontspannen in het natuurgebied Bigi Pan, bergen beklimmen zoals de Fredberg of Brownsberg, tot zelf jagen en survivallen in de omgeving van de Blanche Marie watervallen. Iedere trip had zijn eigen charmes en er was altijd voldoende gezelligheid met de groep. Op deze manier heb ik ook echt de parels van Suriname kunnen bezoeken.’
“Cultureel gezien viel mij vooral een groot gebrek aan ziekte-inzicht op bij veel patiënten.”
3. Ben je tegen veel culturele of taalkundige uitdagingen aangelopen tijdens dit coschap?
Sam: ´Tegen taalkundige problemen ben ik best wel aangelopen. Van tevoren werd namelijk gezegd dat ze ter plekke Engels zouden spreken, maar dat bleek in de praktijk toch wel tegen te vallen. Vooral patiënten spraken eigenlijk geen Engels. Dat maakte het voor mij lastig om met hen te communiceren, anders dan met gebaren of hele makkelijke woorden, want er was niemand die alles woord voor woord kon vertalen voor mij, daarvoor was het te druk. De artsen spraken op zich wel goed Engels. De overdracht probeerden ze voor mij in het Engels te doen, maar uiteindelijk schakelden ze toch vaak weer onbewust terug naar Maleis.
Qua cultuur was het ook heel anders. De stad waar ik zat was streng Islamitisch, waardoor ik opviel, omdat ik als één van de weinigen geen hoofddoek droeg. Qua kleding moest ik me wat aanpassen; kleding die in Nederland normaal zou zijn, was hier ongepast. Ook klonken iedere ochtend om zes uur de kreten van de moskee, waar ik in het begin toch ook wel aan moest wennen. Toen ik deze keuze opgaf, wist ik niet dat Maleisië zo’n Islamitisch land was.´
Norman: ´De voertaal in Suriname is Nederlands, dus op enkele Surinaamse woorden of uitspraken na was dit geen echte uitdaging. Een aantal patiënten sprak Sranantongo of Saramaccaans, maar ook dit leverde eigenlijk weinig problemen op. Vaak waren er namelijk familieleden, verpleging of Surinaamse coassistenten die mij dan met de communicatie konden helpen. Dus de taalkundige barrières vielen veelal erg mee.
Cultureel gezien viel mij vooral een groot gebrek aan ziekte-inzicht op bij veel patiënten. Ik zag bijvoorbeeld een vrouw met uitgezaaide borstkanker die voor de initiële operatie niet was komen opdagen en vervolgens ook niet voor de poliklinische afspraken omdat zij geen klachten meer ervoer. Ook op de afdeling waar veel patiënten met necrotiserende diabetische wonden lagen had het gros niet door dat dit te maken had met hun ongereguleerde bloedsuikers. Vaak wisten ze niet eens dat ze überhaupt diabetes hadden, ondanks dat ze hiervoor wel dagelijks pillen slikten. Natuurlijk is het de taak van de coassistenten en artsen om goede uitleg te geven, maar dit werd vaak niet gedaan.´
“Op de SEH lag bijvoorbeeld iedereen in één grote zaal, op bedjes naast elkaar, terwijl in Nederland iedereen een eigen kamertje heeft.”
4. Wat waren de grootste verschillen tussen het medische systeem en de patiëntenzorg in het buitenland en in Nederland?
Sam: ´Hetgeen dat mij het meeste opviel was dat in Maleisië nog gewerkt werd met papieren patiëntendossiers, terwijl hier in Nederland natuurlijk alles elektronisch gaat. Wanneer een patiënt aankwam op de SEH, moest je eerst op zoek naar de papieren map van deze persoon om zijn of haar voorgeschiedenis op te zoeken. En aangezien doktershandschriften niet altijd even leesbaar zijn, was zelfs wanneer je de map kon vinden, lang niet altijd alles duidelijk.
Een tweede groot verschil was dat alles chaotischer was. Op de SEH lag bijvoorbeeld iedereen in één grote zaal, op bedjes naast elkaar, terwijl in Nederland iedereen een eigen kamertje heeft. Op de poli chirurgie zaten er ook vaak twee patiënten tegelijkertijd in één kamer. Niet alleen hadden de patiënten daardoor veel minder privacy, dit maakte alles ook luidruchtiger en chaotischer.
Tot slot was de medische wereld nog veel hiërarchischer dan bij ons. De specialisten staan echt ver boven de jonge artsen en coassistenten. Hierdoor durven studenten ook niet zomaar vragen te stellen.´
Norman: ´Bijna alles gaat er nog op papier. Recepten, statussen, operatieverslagen… Dat is erg wennen in het begin, en vaak genoeg verlies je daardoor (kostbare) tijd met het zoeken van de juiste map voor de bijbehorende patiënt.
Het grootste verschil was echter het moeten werken met de vele tekorten. We mochten maximaal 2 echo’s per dag aanvragen voor patiënten op de afdeling, en bij een CT-scan was het zelfs zo dat patiënten eerst moesten betalen voordat de scan werd gemaakt. Ook medicatie was schaars. Regelmatig kwam het voor dat wij recepten moesten uitschrijven voor medicatie aangezien die niet in het ziekenhuis meer aanwezig waren. Familie moest dan, als ze überhaupt langskwamen, deze medicatie halen bij een apotheek. Dat was natuurlijk niet altijd mogelijk. Zo werden er ook vaak genoeg kleine ingrepen gedaan zonder lokale verdoving doordat lidocaïne weer een aantal dagen niet op voorraad was. Ook van laboratoriumonderzoek kregen wij vaak incomplete uitslagen, gezien het reagens niet aanwezig was. Dit is zelfs een aantal weken het geval geweest voor de bepaling van het CRP. Aan de andere kant leer je ook wel erg veel van het werken met de tekorten. Wat doe je bijvoorbeeld met een wond na een teenamputatie op de afdeling terwijl het verbandmateriaal op is? Maandverband en tape werkt ook best goed… Je leert echt roeien met de riemen die je hebt.´

5. Wat is je meest bijzondere ervaring?
Sam: ´De situatie die mij het meest is bijgebleven was een reanimatie op de spoedeisende hulp. Het was voor mij de eerste keer dat ik een reanimatie bijwoonde. Het maakte extra veel indruk, omdat het gebeurde terwijl ik erbij stond. Ik was bij de patiënt die op de SEH was wegens een groot hartinfarct, en ineens kreeg ze een soort epileptische aanval waarna ze buiten bewustzijn raakte.´
Norman: ´Een van de mooiste meest waardevolle momenten die me bij blijft was een gesprek met een zestigjarige vrouw met een ernstige infectie van een diabetische voet. Deze infectie breidde uit ondanks antibiotica en adequate wondverzorging, waardoor de volgende en laatste stap een onderbeenamputatie zou zijn. Hiervoor moest mevrouw uiteraard eerst toestemming geven. Tijdens de ochtendvisite werd haar dit medegedeeld en door alle emoties die daarbij vrij kwamen gaf zij aan deze behandeling niet te willen ondergaan. Dit alles gebeurde in een gesprek met de zaalarts van nog geen drie minuten. Na de ochtendvisite en na de meest urgente handelingen op de afdeling ben ik teruggegaan naar de patiënt om samen met haar te gaan zitten om het er nog een keer over te hebben. Hier werd zij wederom emotioneel; ze had ontzettend veel vragen. Geduldig besprak ik alles met haar, en we spraken af dat ik later op de dag terug zou komen, zodat ze nog wat bedenktijd had. Die middag hebben we nog een keer het hele traject doorgelopen van de anesthesie, operatie, pijnstilling tot revalidatie, waarna zij akkoord gaf voor de operatie. De ochtend erna werd de amputatie met succes verricht. Enkele dagen later kon zij in goede conditie worden ontslagen. In de weken daaropvolgend ben ik de patiënt en haar partner meerdere keren tegengekomen tijdens poliklinische controles en de dankbaarheid die zij had was enorm. Ze stelde het ontzettend op prijs dat ik de tijd voor haar had genomen en de waarde hiervan werd mij door dit voorbeeld erg duidelijk.´
6. Wat vond je het meest waardevol aan je coschap in het buitenland, zowel op persoonlijk als professioneel vlak?
Sam: ´Op persoonlijk vlak merk ik dat ik zelfstandiger ben geworden en veel heb geleerd van andere culturen. Ik mocht meemaken hoe ze feestdagen vieren in Kota Bharu met veel eten (en absoluut geen alcohol). Ik ben bevriend geraakt met Islamitische, Hindoeïstische en Christelijke meiden, die me vertelden hoe zij hun geloof uitoefenden.
Medisch gezien heb ik het meest geleerd van de practica over trauma opvang van patiënten en het maken van een bedside echo, omdat ik dit gedurende mijn opleiding in Nederland nog niet echt behandeld had. Verder kon ik daar helaas niet echt zelfstandig te werk gaan, ik kreeg geen verantwoordelijkheden en kreeg moeilijk contact met patiënten door de taalbarrière.´
Norman: ´De verantwoordelijkheid die je hier krijgt. Je hebt niet het gevoel dat je ‘maar een coassistent bent.’ Je staat daadwerkelijk aan het front van de zorg. Tijdens de operaties ben je de operatieassistent en sta je dus altijd steriel. Mocht er geen coassistent zijn ingedeeld of is die afwezig, dan is er een reële kans dat de operatie niet door kan gaan. Daarnaast manageden coassistenten de afdeling na de ochtendronde. Als er problemen waren, probeerden we die eerst zelf op te lossen, en pas wanneer het echt nodig was belden we de zaalarts of chirurg in de hoop dat je die op tijd te pakken zou krijgen. Je leert dus echt hard en zelfstandig werken. Persoonlijk weet ik bijna zeker dat ik hierdoor een stuk beter ben voorbereid op het werken als ANIOS in de toekomst in vergelijking met wanneer ik dit coschap in Nederland gelopen had.´
“Doordat er zo ontzettend veel tekorten in Suriname waren leer je wel erg goed klinisch redeneren, triëren en out of the box denken.”
7. Is er iets wat je mee terug wil nemen naar Nederland, dat je in het buitenland geleerd hebt?
Sam: ´De discipline van de studenten. In Nederland heerst natuurlijk echt de studentencultuur met veel feestjes en weinig contacturen. Je merkt dat studenten in Maleisië hun studie serieuzer nemen en er meer tijd aan besteden.´
Norman: ´Vooral het besef dat wij het hier echt ontzettend goed hebben. Niet alleen met voldoende goed geschoolde zorgmedewerkers, maar al helemaal met alle voorzieningen. In Nederland is er geen gebrek aan hechtdraden, medicatie, beeldvormende onderzoeksmogelijkheden en wondbehandelingsmiddelen. Doordat er zo ontzettend veel tekorten in Suriname waren leer je wel erg goed klinisch redeneren, triëren en out of the box denken. Algemeen lichamelijk onderzoek is daar nog meer van belang, daarnaast moet je ook je creativiteit inzetten door bijvoorbeeld zelf spalkjes in elkaar te knutselen.´
8. Heb je plannen om in de toekomst nog meer ervaringen in het buitenland op te doen?
Sam: ´Ik weet nog niet zeker of ik mijn tweede keuzecoschap in het buitenland wil doen. Ik wil graag nog een coschap lopen bij de plastische chirurgie, dus het hangt er vanaf waar ik dat kan doen. Het lijkt me echter ook wel erg waardevol om te zien hoe dat in Nederland gaat. In het buitenland doe je het toch meer voor de ervaring, waar je in Nederland wellicht meer leert over het vakgebied en een ziekenhuis waar je misschien later zelf wil gaan werken. Wel lijkt het me leuk om later nog een periode te werken in een ander land en zo kennis uit te wisselen!´
Norman: ´Zeker weten! Ik heb gemerkt hoeveel je kan bijdragen aan de zorg in het buitenland. Helemaal mooi lijkt het mij om in de (verre) toekomst niet alleen hulp in het buitenland te verlenen, maar ook om de kennis te delen die wij hier in NL allemaal al hebben opgedaan met ons vooruitstrevende zorgsysteem. Ook weet ik zeker dat je er zo veel voor terugkrijgt, en dan heb ik het niet over waardering, maar ook over kennis van andere ziektebeelden bijvoorbeeld. Daarnaast leer je een land echt van de andere kant kennen.´
“Aan het begin voelde ik me soms alleen, maar uiteindelijk kom je daaroverheen en leer je er erg veel van.”
9. Welke adviezen zou je geven aan andere medische studenten die overwegen om een coschap in het buitenland te doen?
Sam: ´Ik zou andere medische studenten allemaal aanraden om naar het buitenland te gaan. Als je het wat spannender vindt, dan kun je misschien samen met een medestudent gaan. Maar ik denk dat juist alleen gaan echt een toevoeging is; daardoor duik je veel meer in de nieuwe cultuur en leer je meer nieuwe mensen kennen. Aan het begin voelde ik me soms alleen, maar uiteindelijk kom je daaroverheen en leer je er erg veel van. Dus ik zou het zeker aanraden! Zoek van tevoren wel wat op over bijvoorbeeld de taal en cultuur, zodat je weet waar je voor kiest en op een plek terecht komt die aansluit bij jouw verwachtingen.´
Norman: ´Bewaak je grenzen en blijf dicht bij jezelf. In het buitenland mag je als coassistent over het algemeen een stuk meer dan in Nederland. Praktische vaardigheden kan je echt in veelvoud leren, maar niet alles wat mag moet je ook willen. Wordt er van je gevraagd om een bepaalde handeling te verrichten maar voel je je daar niet bekwaam of onzeker bij; geef dat aan. Dit betekent dus ook dat je wel stevig in je schoenen moet staan. Mogelijk krijg je hier en daar een zucht of een kreun terug, maar met de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid die je daar krijgt, is het extra van belang om de grens voor jezelf te kennen en deze aan te geven.´