Ik kende meneer T al een tijdje, hij kwam zo nu en dan op het spreekuur. Hij had een aantal jaar voor zijn zieke moeder gezorgd en was zelfs bij haar ingetrokken. Enkele jaren geleden is zij overleden en sindsdien is meneer T alleen. Hij trekt zich terug en houdt sociale contacten af. De een zou hem een kluizenaar noemen, de ander vindt dat hij zichzelf verwaarloost. Meneer T zelf vindt het wel prima zo, zolang hij maar af en toe op mijn spreekuur mag komen om over zijn gezondheid te praten. Meneer T is een vriendelijke man, die het waardeert als ik over zijn eenzaamheid begin. Ik respecteer het wanneer hij alle oplossingen weigert die ik aandraag om deze eenzaamheid te verminderen. We spreken over het leven en onze vertrouwensband versterkt met elk contact.
Het is een verrassing als ik meneer T eerder op mijn spreekuur zie dan verwacht. Hij had de hele nacht al buikpijn gehad, maar wilde per se door mij beoordeeld worden. In het ziekenhuis bleek hij een darmafsluiting door een zeldzame darmtumor te hebben. Allerlei onderzoeken en gesprekken met specialisten volgden; er werd een prachtig behandelplan opgesteld. En meneer T? Die was op dat moment het meest geholpen door het ‘simpele’ advies van de huisarts om twee keer per dag een half zakje vezels te nemen. De angst voor opnieuw een afsluiting was groot, maar een heel zakje in één keer gaf hem veel diarree. ‘Dank u dat u er bent en naar mijn zorgen wil luisteren’. Wat is het toch mooi, zo’n vertrouwensband.
Brief aan mijn jonge zelf – Iris
Advies voor mijn jongere ik als co-assistent
Lieve (jonge) Iris,
Wat ben je ongelofelijk zenuwachtig voor je eerste dag als co-assistent. Je slaapt al een aantal nachten niet en je hebt de hele dag een beetje buikpijn. Het grote onbekende staat te beginnen en je weet niet hoe je je moet voorbereiden. Tegelijkertijd ben je zo trots dat je een witte jas aan mag, eindelijk! Natuurlijk heb je die tijdens de bachelor al wel eens aan gehad, maar nu is het voor het ‘echie’. Ik kan je alvast vertellen; de eerste weken worden bikkelen, je gaat het niet leuk vinden. Je gaat je ook afvragen of dit vak wel bij je past. Maar je ziet dat anderen ook moeten wennen, ook al lijkt dat bij hen sneller te gaan. Je gaat denken dat andere co-assistenten veel sneller leren en beter zijn in hun vak. Het vergelijken met collega co-assistenten vind je lastig los te laten en gaat je nog in de weg staan. Uiteindelijk ga je je meer richten op jezelf, wat je ook meer zelfvertrouwen gaat geven, dus probeer je minder aan te trekken van anderen. Je gaat goede en positieve feedback ontvangen van je supervisoren; geloof dit dan ook. Probeer niet in elk compliment ook een kritische noot te zoeken, vaak gaat het ook gewoon heel goed. Uiteindelijk ga je meer lol beleven, omdat je de geneeskunde beter gaat snappen. Je gaat meer ruimte voelen om ook eens een praatje te maken met patiënten en collega’s, waardoor je je meer betrokken voelt bij een afdeling. Uiteindelijk ga je daar de kracht vinden in je werkplezier; samenwerking met je team en patiënten. Dit ga je voor het eerst beseffen tijdens je coschap huisartsgeneeskunde. Al snel ga je voelen dat je je hier op je plek bent, dat je je op je gemak voelt en dat je beter kunt aansluiten bij je patiënten. Het zal even duren voordat je dit gevoel erkent. Er is een hele COVID-19 pandemie voor nodig, maar uiteindelijk is het gevoel wat je tijdens je coschappen hebt opgedaan datgene wat je naar de eerste lijn zal leiden.

Dus lieve co-assistent Iris, geloof in jezelf en in je kunnen. Geniet van de momenten dat je gave patiënten casussen mag meemaken en alle ervaring die je op doet bij alle specialismen. Je gaat namelijk nog erg lachen om die strenge specialisten en bijzondere arts-assistenten, je hebt er stiekem ook veel van geleerd. En volg je gevoel, gun jezelf de tijd om uit te zoeken waar je naar toe wil. Het maakt niet uit dat iedereen dit al lijkt te weten, behalve jij. Jouw zoektocht duurt zo lang als ie duurt.
Veel liefs,
Je oudere zelf.
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – David (euthanasie)
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
David* is aios huisartsgeneeskunde. Tijdens zijn derde opleidingsjaar wordt hij geconfronteerd met een patiënt die hem vraagt zijn leven te beëindigen. David deelt zijn ervaring hoe dit voor hem is geweest tot en met de dag van de euthanasie.
David vertelt:
‘Ik ging regelmatig op visite bij deze patiënt: een 90-jarige man die samenwoont met zijn vrouw. Tijdens deze visites kwam ik meestal voor de vrouw van de patiënt, maar kletste ook veel met hemzelf. Ik leerde beiden kennen en we hadden het vaak over het levenseinde. De patiënt vertelde dan over het leven dat hij had gehad met zijn vrouw en dat het voor hem wel goed was geweest. De maanden daarna ging de patiënt lichamelijk achteruit: sneller vermoeid, afvallen en toenemend kortademig. Na aanvullend onderzoek en een consult bij de MDL-arts bleek er sprake te zijn van uitgezaaide darmkanker. De patiënt wilde geen verdere diagnostiek of behandeling meer. De MDL-arts dacht dat hij nog enkele maanden zou leven. Toen ik na dit nieuws op visite ging bij de patiënt, lag hij in bed. Het leven was voor hem al voltooid, maar na dit nieuws van de MDL-arts was hij overtuigd dat hij dood wilde. Na uitleg wat euthanasie inhoudt, zou hij dat graag willen. Hierna volgden meerdere gesprekken waarin we bespraken waarom de patiënt ondragelijk lijdt. Dat de situatie uitzichtloos is, is wel duidelijk. De patiënt vertelt mij dat hij geen kracht meer heeft om uit bed te komen of om zelfs te gaan verliggen in bed. Hij was altijd een zeer zelfstandige man die voor zijn gezin zorgde, maar nu is hij helemaal afhankelijk van thuiszorg en hij maakt naar eigen zeggen geen deel meer uit van de maatschappij. Hij ontwikkelde meer kortademigheid, meer pijn en doorligplekken van het vele liggen. Het werd mij zeer duidelijk dat de patiënt ondragelijk leed en zag dat dit toenam bij elke visite die ik bij hem aflegde. De situatie werd enorm invoelbaar en ik wilde de patiënt helpen om uit deze situatie te komen. De scen-arts die ik consulteerde bevestigde mijn visie en ik sprak met de patiënt de dag van euthanasie af.
De dagen voor de euthanasie moest ik allerlei zaken regelen: alles goed in het dossier noteren, verklaringen invullen, bewoorden waarom de euthanasie aan de eisen voldeed, de schouwarts inschakelen, de medicatie via de apotheker regelen en vooral mezelf mentaal voorbereiden. Ik was wat zenuwachtig, ik wist niet goed wat me te wachten zou staan. Ik had eerder al meegekeken bij een euthanasie, maar dat ik het nu zelf moest gaan doen voelde toch anders.
De patiënt was opgelucht toen ik binnen kwam lopen op het afgesproken tijdstip op de dag van de euthanasie. Bij het vragen of hij nog door wilde gaan met de procedure zei hij volmondig ja. Nadat we het bed midden in de kamer hadden gezet, zodat de familie rondom de patiënt kon zitten, konden we beginnen. De patiënt wilde nog graag wat tegen zijn kinderen zeggen. Dit bleek uiteindelijk een prachtige en beladen speech te zijn, ik merkte dat het me raakte. Ik voelde mij als arts al betrokken bij deze patiënt, maar ik voelde mij hierdoor ook betrokken bij de hele familie. Ineens besefte ik dat mijn rol niet alleen belangrijk was voor de patiënt, maar ook voor zijn vrouw en kinderen. Die hebben de afgelopen weken hun man en vader ook zien inleveren en met hem gesproken over zijn levenseinde. Nadat de patiënt duidelijk aangaf dat hij niets meer wilde zeggen en het afscheid genomen was, begon ik met het inspuiten van het slaapmiddel. Al na een paar seconden begon de patiënt te snurken en zag je het leven uit hem wegtrekken. Het gevoel dat ik met deze spuit heb mogen beslissen over het leven van deze man, is moeilijk te beschrijven. Normaal wordt er iets ingespoten om patiënten beter te maken, terwijl ik nu de tegenovergestelde reactie zag. En toch voelde het goed. Deze patiënt had mij zo duidelijk gemaakt waarom hij wilde sterven, dat ik met deze handeling mijn patiënt had kunnen helpen. Ik heb hem zijn laatste wens gegeven. In het bijzijn van zijn familie is hij rustig gaan slapen. Wat mooi en bijzonder was dat.
“Ik heb hem zijn laatste wens gegeven.”
Het moment dat ik weer terug naar de praktijk reed gingen er meerdere dingen door mijn hoofd. Ik voelde wat adrenaline vanwege mijn eerdere zenuwen rondom de situatie en het feit dat alles goed is gegaan. Ik voelde verdriet, omdat een patiënt waarmee je de laatste weken intensief bent opgetrokken is overleden. Ik voelde ook spanning, omdat mijn medisch handelen nu getoetst gaat worden door de euthanasiecommissie; heb ik alles wel goed gedaan? Mijn hoofd tolde ervan. Op de praktijk werd ik opgevangen door de assistenten en de andere huisartsen, wat ik erg prettig vond. Ik kon mijn verhaal doen en zij hadden alle begrip.
Enkele dagen erna ontvang ik de rouwkaart van de patiënt. De kaart zorgt ervoor dat ik weer terug op het moment van de euthanasie ben, maar met alleen maar positieve emoties. Ik glimlach; rust zacht, lieve patiënt.
*de naam David is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.
In gesprek met een donorarts
Bij het profiel Arts Maatschappij & Gezondheid kan er naast infectieziektebestrijding (lees de blog daarover hier) ook gekozen worden voor donorgeneeskunde. Vandaag gaan we in gesprek met twee artsen: Sanneke, voormalig anios bij Sanquin en Inge, donorarts bij Sanquin. Sanneke vertelt over haar ervaring als anios donorgeneeskunde en Inge vult aan.
Wat leuk dat jullie ons iets willen vertellen over het specialisme donorarts! Hoe zijn jullie hier terecht gekomen?
Sanneke: Na een aantal jaar op meerdere plekken als arts gewerkt te hebben, wist ik eigenlijk niet goed meer wat ik wilde. Ik had net ontslag genomen als anios chirurgie, omdat de hectische werkomgeving van het ziekenhuis toch niet goed bij me bleek te passen. Ik wilde even totaal iets anders, vooral iets met wat meer structuur. Zodoende ben ik gaan zoeken op internet naar interessante vacatures en kwam ik de vacature donorarts bij Sanquin tegen. Ik kon een dag meelopen, waardoor ik een beter beeld kreeg van de basistaken van een donorarts bij Sanquin en had het idee dat dit werk me wel de rustigere en meer gestructureerde werkomgeving kon bieden die ik op dat moment nodig had. Zodoende ben ik gestart met het werk als donorarts bij Sanquin, wat ik uiteindelijk één jaar heb gedaan. Momenteel ben ik op zoek naar de volgende uitdaging.
Inge: Zelf ben ik bij Sanquin terecht gekomen na één jaar als anios interne geneeskunde te hebben gewerkt. Het idee dat ik van de interne geneeskunde had, bleek in de praktijk toch anders te zijn: weinig tijd voor de patiënten, veel overleggen, regelen van onderzoeken, hiërarchie in het ziekenhuis. Dat waren allemaal factoren die mij opbraken. Toen kreeg ik een oproep voor bloeddonatie binnen, en per toeval kwam ik op de website het kopje ‘vacatures’ tegen. Ik reageerde op de functie donorarts en nu, 15 jaar later, werk ik hier nog steeds met plezier.
Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Sanneke: Als donorarts ben je (eind)verantwoordelijk voor de medische zaken van de keuringssessies. De meeste keuringen worden uitgevoerd door specialisten bloedinzameling, de mensen die bij het gehele bloedafnameproces betrokken zijn, maar onder andere nieuwe donoren en sommige senioren keur je zelf. Bij zo’n donorkeuring neem je de vragenlijst, die zij vooraf hebben ingevuld, door en bepaal je of de donor wel of niet (die dag) mag doneren. Daarnaast meet je de bloeddruk en het hemoglobine middels een vingerprik. Bij nieuwe donoren geef je uitleg over het proces en aandachtspunten van doneren.
Verder ben je als donorarts het aanspreekpunt voor de specialisten bloedinzameling en zorg je dat de donor, als er complicaties optreden tijdens het doneren, de juiste zorg krijgt. Daarnaast controleer je de keuringen die uitgevoerd zijn door de specialisten bloedinzameling op medische inhoud.
Naast de basistaken kun je bijvoorbeeld ook de landelijke telefoondienst op je nemen, afwijkende testuitslagen (zoals positieve hepatitis B en hiv testen of een te laag ferritine) afhandelen of deelnemen aan een werkgroep; zoals de werkgroep die richtlijnen maakt waar donoren aan moeten voldoen voor een veilige donatie. Daarnaast heeft elke bloedbank locatie een ‘senior donorarts op locatie’ die zich meer met organisatie bezighoudt.
Inge: Ik ben begonnen als algemeen donorarts. Later ben ik doorgegroeid naar senior donorarts, waarbij je meer verdieping en taken buiten de afnamesessies om hebt.
Verder is mijn grootste nevenfunctie keyuser eProgesa DG. eProgesa is ons belangrijkste softwaresysteem, waarin alles wordt bijgehouden, van registratie van de donor aan de balie tot uitgifte van het product richting ziekenhuis. Indien er bijvoorbeeld een vraag op de vragenlijst moeten worden veranderd, is het aan mij om dit goed te regelen met onze ICT-afdeling.
Je kan dus naast het reguliere werk veel leuke andere dingen doen. En ondanks dat je vaak alleen bent op locatie, leer je toch je collega’s via werkgroepen kennen.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Sanneke: Het leuke aan dit werk is de sfeer van de gesprekken met donoren en binnen het team. Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst. Daardoor kun je erg leuke en grappige gesprekken over allerlei willekeurige onderwerpen hebben met donoren. Daarnaast vond ik het leuk om over de moeilijkere vraagstukken van de specialisten bloedinzameling na te denken en een weloverwogen beslissing te nemen over het wel of niet doneren. Niet alle aandoeningen staan in de richtlijnen, dus me verdiepen in een niet veelvoorkomende aandoening en beslissen over het mogelijke bijbehorende risico voor donor of ontvanger was een leerzame uitdaging
Het minder leuke aan het werk vond ik de verdeling van de werkdruk. Op het ene moment had ik maar een paar keuringen gepland in de agenda, terwijl op andere momenten naast een volgeplande agenda ook nog een aantal seniorenkeuringen en vraagstukken stonden te wachten.
Heb je veel administratie tijdens je dag?
Sanneke: De administratie vond ik goed te doen, het is niet zoveel als in het ziekenhuis. Tijdens de keuringen is het de bedoeling dat bepaalde medische informatie in het dossier wordt genoteerd en dat de vragenlijst die de donor heeft ingevuld ook in de computer gezet wordt. Dit kon ik bijna altijd helemaal tijdens de keuring doen, terwijl de metingen bezig waren. Hierdoor was een keuring ook echt afgesloten als de donor de kamer weer uitliep om de donatie te gaan geven.
Het andere deel van de administratie, het controleren van de medische inhoud van de keuringen uitgevoerd door de specialisten bloedinzameling, probeerde ik zoveel mogelijk tussendoor te doen. Dit betreft vooral het doorlezen van de toelichting op het vragenformulier en zorgen dat dat in lijn was met de regels van de richtlijnen. Op het moment dat daar iets niet leek te kloppen, zocht je verheldering in het dossier of bij degene die de keuring verricht had en probeerde je dit, waar nodig, (samen) op te lossen.
“Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst.”
Werk je veel samen met andere artsen of ben je met name met je eigen taken bezig?
Sanneke: Als donorarts ben je voornamelijk met je eigen taken bezig. Tijdens de keuringssessies ben je in principe de enige arts op locatie en werk je samen met de specialisten bloedinzameling. Je werkt in sommige werkgroepen wel samen met andere artsen en je ziet de artsen uit je eigen regio eens in de paar maanden tijdens een training of intercollegiaal bespreekmoment.
Hoe werkt de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot donorarts? Hoe ziet vervolgens de opleidingstijd eruit?
Inge: Sinds 2015 is donorgeneeskunde een erkend profiel geworden. Sinds vorig jaar is de volledige opleiding eindelijk van start gegaan, deze wordt via de NSPOH geregeld en valt onder de opleiding arts Maatschappij + Gezondheid. Je solliciteert via artsMG.nl en de selectieprocedure is competentiegericht.
De opleiding bestaat uit twee fasen, waarbij in de eerste fase de sociaalgeneeskundige basis wordt gelegd en de specialisatie in één van de acht profielen wordt voldaan; jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding, medische milieukunde, sociaal medische indicatiestelling en advisering, beleid en advies, vertrouwensarts en donorgeneeskunde.
Je start als arts in opleiding tot specialist met een opleidingsperiode van negen maanden bij een als opleidingsinstelling erkende organisatie binnen de donorgeneeskunde: Sanquin, Matchis, NTS of Eurotransplant. Ben je bij start van de opleiding al minstens een jaar werkzaam als donorarts bij een erkende opleidingsinstelling? Dan start je de eerste opleidingsperiode in principe bij een andere opleidingsinstelling. Daarna volg je twee stages van drie maanden: een klinische stage en een stage in de breedte van het werkveld van de arts Maatschappij + Gezondheid. De stages zijn gericht op verbreding en verdieping van je expertise en worden afgestemd op je individuele opleidingsplan. Vervolgens ga je door met een opleidingsperiode van zes maanden. Dit doe je bij een andere opleidingsinstelling dan de organisatie waar je je eerste opleidingsperiode hebt gevolgd. Je sluit de opleiding af met een keuzestage op basis van je individuele opleidingsplan. Deze stage duurt drie maanden.
Gedurende de hele opleiding volg je gemiddeld één dag per week over diverse thema’s cursorisch onderwijs bij de NSPOH. Ook de juridische grondslag van je werk en advies- en gespreksvaardigheden komen aan bod. Voor verdieping volg je keuzeonderwijs. Daarnaast volg je – samen met de deelnemers van de andere eerste faseopleidingen M+G – sociaalgeneeskundige onderwijsmodules bij NSPOH.
De opleiding tot donorarts KNMG is duaal ingestoken: deels theoretisch, maar vooral ook praktijkgericht. Je krijgt opdrachten die je toepast in je dagelijkse werk bij je opleidingsinstelling. Afhankelijk van de omvang van je dienstverband, duurt de opleiding tot donorarts KNMG twee jaar.
Na afronding van de eerste fase kun je doorstromen naar de tweede fase arts M+G. In de tweede opleiding word je opgeleid tot arts Maatschappij + Gezondheid. Je hoeft de tweede fase niet dírect na de eerste fase (profielopleiding) te volgen. Je kunt ook eerst een tijd aan de slag als donorarts.
Draai je als donorarts diensten? Hoe zien deze diensten eruit en voor wat voor zaken word je dan gebeld?
Sanneke: In principe heb je geen diensten naast je reguliere werk. Als donorarts word je ingeroosterd voor de keuringssessies, die zowel in de ochtend, middag als de avond zijn, waarbij de eindtijd in principe 21:00 uur is. Eens in de maand zijn de bloedbank locaties ook open op zaterdagochtend, dus dat is de enige ‘extra’ onregelmatigheid waar je als donorarts mee te maken krijgt.

Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Sanneke: Dit specialisme is anders dan je als arts gewend bent. Het gaat om gezonde mensen die vrijwillig komen en dat geeft een andere sfeer. Je bent als donorarts wel medisch inhoudelijk bezig, maar benadert dat op een andere manier. Het gaat dus niet om het uitzoeken wat iemand heeft en dat vervolgens behandelen, maar juist om het volledig samenvatten van iemands gezondheid en daarover oordelen of het wel of niet samengaat met donorschap. Je doet weinig ‘echte’ verrichtingen, dus geen kleine ingreepjes of bloedprikken, alleen een bloeddruk- en hemoglobinemeting. Het is een rustigere werkomgeving dan het ziekenhuis, maar kan op sommige momenten alsnog wel aanvoelen als ‘hollen of stilstaan’. Het vereist dat je kunt schakelen tussen je eigen werkzaamheden en vragen en problemen vanuit de werkvloer. Wel is je werk (bijna altijd) echt klaar aan het einde van je dienst en de meeste dingen die nog gedaan zouden moeten worden als je sessie voorbij is, kunnen overgedragen worden aan de aflossende donorarts of kun je zelf op een later moment oppakken.
Belangrijkste tip die ik mee kan geven, is dat je iets zoekt wat je echt leuk vindt. Ga bij jezelf na wat voor soort werk en werkomstandigheden bij je passen, wat je leuk vindt en waardoor je het naar je zin hebt tijdens werk. Ook weten wat niet goed bij je past, is waardevol in de zoektocht naar wat je later wilt worden.
Je bent zelf ook nog bezig met jouw zoektocht. Hoe pak je dat aan?
Sanneke: Tijdens mijn werk bij Sanquin heb ik extra tijd gestoken in het uitzoeken wat voor werk bij me past via onder andere loopbaan coaching. Het is naar mijn idee erg helpend om met iemand, die daar meer verstand van heeft, door te nemen waar de knelpunten in je werk zitten en wat voor werkomstandigheden helpend en niet-helpend zijn. Uit dat traject zijn een aantal werkrichtingen, zowel binnen als buiten het ziekenhuis en als arts en als niet-arts, naar voren gekomen. Mijn volgende stappen zijn om die richtingen verder uit te diepen, zoveel mogelijk meelopen om een goed beeld te vormen of het bij me past en uiteindelijk een weloverwogen keuze maken. En blijven uitproberen, want zolang je iets niet probeert en dus niet zelf ervaart, weet je ook niet hoe het is om dat werk te doen en of het bij je past.
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Annemiek
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Deze week het verhaal van Annemiek. Zij was in opleiding tot cardioloog, maar besloot over te stappen naar de opleiding tot huisarts. Het niet op je plek voelen in een bepaalde opleiding of op een bepaalde werkplek kan enorm lastig zijn. Het laat je twijfelen over eerdere keuzes, je toekomst en misschien wel jezelf. Wat moet je doen als je deze twijfels hebt? Annemiek vertelt hoe zij dit ervaren heeft.

Annemiek:
‘Op de neurologie na vond ik al mijn coschappen leuk. Ik had plezier in het patiëntencontact en de (patho-)fysiologie van de bijbehorende ziektebeelden. Ik merkte ook dat een goede werksfeer en fijne collega’s ervoor zorgde dat ik het ergens naar mijn zin kon hebben. Al snel kwam ik tot de conclusie dat ik meer een beschouwend type ben, maar dat ik het ook leuk vind om praktisch te kunnen handelen. Tijdens mijn master geneeskunde heb ik voor het eerst kennis gemaakt met het specialisme cardiologie. In mijn vierde en vijfde jaar liep ik een coschap bij dit specialisme en in mijn zesde jaar mijn wetenschappelijke en semi-arts stage. Ik had er dus al een flink aantal uur cardiologie op zitten toen ik afstudeerde als arts. Ik wilde graag promotieonderzoek doen, maar ik zag het niet zitten om vier jaar uit de kliniek te gaan. Uiteindelijk kon ik als anios cardiologie aan de slag en tegelijkertijd starten met een promotietraject. Dit leek me een ideale combinatie voor de komende jaren. Echter, na een jaar bleek er geen geschikte kandidaat te zijn voor aios cardiologie en kreeg ik deze plek aangeboden. Hier ontstonden mijn eerste twijfels, maar ik wist dat ik graag in het ziekenhuis wilde gaan werken en dit was een mooie kans, dus ben ik ervoor gegaan.
Als ik achteraf naar dit moment terugkijk, denk ik niet dat ik de keuze voor de cardiologie heel bewust heb gemaakt. Ik had het naar mijn zin, maar ik heb nooit heel goed overwogen of dit vak ook op de lange termijn bij me zou passen. Na eerst een jaar opleiding cardiologie, begon ik met mijn vooropleiding bij de interne geneeskunde. Hier werd al iets meer duidelijk dat de cardiologie mogelijk geen goede match voor mij was. Ik vond de werksfeer bij de interne geneeskunde fijner, merkte dat ik bepaalde fysiologie en ziektebeelden interessanter vond en kreeg ik meer tijd om de patiënt in zijn geheel te kunnen behandelen. Ik wilde zowel het somatische als het psychische deel van de patiënt aandacht geven; wat betekent een ziekte voor mijn patiënt? Daar was binnen de cardiologie naar mijn mening weinig ruimte voor. Ik ervaarde daarnaast ook veel stress: diensten die altijd langer waren dan gepland, continu bezig met leven of dood en ontelbare telefoontjes. Ik had het gevoel dat ik de hele dag aan moest staan. Stages die andere aios cardiologie erg leuk vonden, vond ik juist niet leuk en dat maakte me ook aan het twijfelen of ik wel een echte aios cardiologie was (voor zover die bestaat). Daarnaast waren er ook andere factoren die in deze periode meespeelde: ik had mijn eerste kindje gekregen, ik was mijn promotieonderzoek aan het afronden en ik merkte dat de banenmarkt niet veelbelovend was.
Ik ben veel gaan praten toen ik merkte dat de twijfels meer en serieus werden. Vooral met mensen buiten de cardiologie: de opleider van de interne geneeskunde, een coach, mijn man en andere familie die belangrijk voor me was. Wat me opviel was dat niemand eigenlijk snapte waar mijn twijfels vandaan kwamen. Deze mensen dachten dat ik moe was van het harde werken en de flinke periode waar ik even doorheen moest. Door deze gesprekken verdween de keuze om wel of niet door te gaan als aios cardiologie naar de achtergrond. Toen ik verder in de opleiding kwam en vaardigheden moest leren waar ik helemaal geen plezier in had, vroeg ik mezelf af; waar ben ik mee bezig? Ik wilde mijn kinderen helemaal niet het voorbeeld geven dat je kostte wat kost moet doorgaan met iets waar je aan begonnen bent en dat was wel wat ik op dat moment aan het doen was. Dat was voor mij het moment dat ik de keuze maakte om te stoppen. Ik heb hierover nog met mijn coach gesproken, wat mijn besluit alleen maar bevestigde.
” En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt. “
Uiteindelijk heb ik er ruim drie jaar over gedaan om een definitief besluit te nemen. Die periode was bij vlagen heel zwaar, maakte me onzeker en ik voelde me soms eenzaam. Dit kwam onder andere doordat mijn omgeving mij niet echt steunde en mijn gedachtes niet goed begrepen. Ook is het lastig om dit onderwerp met je opleider te bespreken. Maar terugkijkend is het ook een belangrijke periode in mijn leven geweest; ik heb mijzelf beter leren kennen, ben dokter geworden, heb veel ervaring opgedaan en ik zou deze periode ook echt niet hebben willen missen. Ik weet nog goed toen ik zeker wist dat ik ging stoppen met de cardiologie, dat ik op weg naar huis heb moeten huilen. Het voelde een beetje als rouw: ik moest iets gaan loslaten wat een hele poos mijn leven was en waar ik als klein meisje al van droomde: dokter worden in het ziekenhuis en dat beeld moest ik bijstellen Daarnaast had ik er natuurlijk veel tijd en energie in had gestoken en waar ik zo veel geleerd had als dokter en als mens. En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt.
Ik ben tijdens de periode van twijfel gaan zoeken naar wat ik wel wilde. Ik wilde namelijk niet stoppen voordat ik iets anders had. Ik heb de interne geneeskunde overwogen, maar uiteindelijk is het huisartsengeneeskunde geworden. De vrijheid van het vak, dichtbij huis kunnen werken, het belang van goede communicatieve vaardigheden en het echt naast de patiënt kunnen staan, is iets waar ik energie van krijg. Tot op de dag van vandaag bevalt het me erg goed. Ik ben ook blij met alle ervaringen die ik in het ziekenhuis heb opgedaan, maar ook wat ik in die periode over mezelf heb geleerd; wat ik echt belangrijk vind in mijn werk en mijn leven ernaast.
Mijn tip: blijf dichtbij jezelf: wat vind jij leuk om te doen? Waar krijg jij energie van? Hoe zie je je baan passen in de rest van je leven? Dit kan per fase in je leven veranderen, want jij kan zelf als mens ook veranderen, en dat is oké.’
In gesprek met een AIOS dermatologie
Voor het eerste interview van het nieuwe jaar gaan we in gesprek met Sean Retra, aios dermatologie in het RaboudUMC in Nijmegen. Huidproblematiek is iets waar iedere dokter mee te maken krijgt in zijn of haar loopbaan. Maar wat houdt dit specialisme eigenlijk in?
Wat leuk dat je ons iets wil vertellen over jouw specialisme: dermatologie! Wat maakte dat je voor dit specialisme hebt gekozen?
Aan het begin van mijn geneeskundeopleiding wilde ik neuroloog of huisarts worden, maar die coschappen vielen mij wat tegen. Ik werd daar niet warm van. Tijdens mijn wetenschappelijke stage in het vijfde jaar van de master ben ik uiteindelijk (per toeval) bij de dermatologie beland. Ik heb daar mijn enthousiasme voor het vak ontwikkeld. Voor mijn keuzecoschap en laatste coschap heb ik dan ook voor de dermatologie gekozen. De combinatie van (snelle) poliklinische contacten en de operatieve vaardigheden maakt het vak mijns inziens super uitdagend en gevarieerd. Binnen de dermatologie kan je vaak op het oog een (differentiaal) diagnose stellen. Als dermatoloog ben je verder overwegend zelf (monodisciplinair) verantwoordelijk voor je patiënt van het begin (stellen van de diagnose) tot het eind (de behandeling en de follow-up). Daarnaast is de huid een uitermate interessant orgaan met verschillende uitingen: van eczeem tot huidkanker en van spataderen tot psoriasis. Zelfs binnen hetzelfde huidbeeld zie je een zeer diverse populatie, iedereen ervaart zijn huidprobleem anders. De ene patiënt kan vertrekken met een zalfje en de andere patiënt heeft orale medicatie nodig.
Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Dat is een beetje afhankelijk van de werkplek en eventuele stages die je als AIOS doet, maar over het algemeen betreft het een spreekuur op de polikliniek, een OK-programma of tijd om je administratie uit te werken. Verder heb je een (middag)overdracht, patiëntbesprekingen en mogelijke neventaken zoals het organiseren van onderwijs, interne commissies en coassistentenonderwijs. Maar al met al: iedere dag verschilt en dat maakt het juist zo leuk. Elke patiënt die je ziet heeft een andere huid, een ander verhaal en een andere achtergrond. Je benadert iedere patiënt dan ook anders.
Daarnaast vind ik mijn werk-/privébalans belangrijk. Na een dag werken doe ik niks liever dan ’s avonds nog lekker (uit) eten, sporten, borrelen en/of bankhangen.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Naast de algemene dermatologie en de patiënten die op je spreekuur langs komen, vind ik vooral de operaties erg leuk en uitdagend. Van ‘simpele’ huidplekjes wegsnijden op de romp tot uitgebreide reconstructies en verschuivingen in het gelaat nadat de patiënt geopereerd is vanwege huidkanker. En verder zoals net genoemd: iedere dag is anders en je dagen zijn gevarieerd met een scala aan verschillende personen. Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.
Maar er zijn natuurlijk ook aspecten die minder leuk zijn binnen het vak. Vooral de administratieve last die bij de vele patiëntcontacten hoort is het minst motiverend, maar dat zal bij ieder specialisme het geval zijn.
Hoe vond jij de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot dermatoloog?
Ik heb in totaal twee jaar als ANIOS ervaring opgedaan voordat ik in opleiding kwam. Eén jaar in een groot perifeer ziekenhuis (Catharina ziekenhuis in Eindhoven) en één jaar academisch (Radboudumc in Nijmegen). Ik heb heel veel geleerd in mijn ANIOS-tijd en zowel de combinatie van perifeer als academisch heeft mij veel gebracht.
De opleiding voor dermatoloog volg je grotendeels bij de universitair medische centra en de sollicitatieprocedure verschilt per ziekenhuis. Op de ene plek vinden ze graag dat iemand gepromoveerd is, terwijl een andere plek wil dat iemand eerst als ANIOS in hun centrum heeft gewerkt zodat ze iemand kunnen leren kennen. Ook het aantal vacatures voor AIOS-plekken verschilt per ziekenhuis.
“Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.”
Hoe ziet vervolgens jouw opleidingstijd eruit?
De opleiding tot dermatoloog duurt fulltime vijf jaar. Je volgt de opleiding deels in de academische ziekenhuizen en deels in perifere ziekenhuizen. Gedurende deze periode doorloop je verschillende stages en facetten die bij het dermatologisch specialisme thuishoren. Voorbeelden hiervan zijn een kwartaal spataderstage waarin je zelf echo-onderzoeken en laserbehandelingen uitvoert, een kwartaal het gecombineerde reumatologie-/dermatologiespreekuur samen met een reumatoloog en een kwartaal verdieping bij het seksuologie spreekuur waarbij SOA’s aanbod komen. Een verdieping in bijvoorbeeld cosmetische dermatologie is ook mogelijk. Kortom: zeer gevarieerd. Je kan het landelijke opleidingsplan online vinden als je het nog uitgebreider wilt bekijken. Tijdens de opleiding heb je onder andere ook meerdere congresdagen met collega AIOS uit alle opleidingscentra van het land. Dit is behalve leerzaam ook een goed moment om je toekomstige collega’s te leren kennen (tot in de late uurtjes).
Wat mogelijk niet veel mensen weten, is dat de dermatologen ook diensten draaien. Heb je vaak dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit? Voor wat voor problemen word je gebeld?
Je hebt inderdaad als dermatoloog en assistent diensten. Dit zijn bereikbaarheidsdiensten. Aansluitend na je werkdag of in het weekend kan je gebeld worden over patiënten. Denk dan bijvoorbeeld aan nabloedingen na operaties of vragen over opgenomen patiënten in het ziekenhuis.
Vaak kan je de vragen telefonisch beantwoorden. Het aantal telefoontjes varieert ook sterk. Soms is een fysieke beoordeling vereist. Veel huidaandoeningen kunnen prima wachten tot de volgende werkdag of na het weekend, maar er zijn ook zeker indicaties om in de nacht in huis te komen. Gelukkig komen deze spoedsituaties zelden voor. In een universitair medisch centrum zul je wat vaker gebeld worden, omdat de huidproblematiek daar wat ingewikkelder kan zijn. De ene keer word je helemaal niet gebeld in een dienst en de andere keer hang je als een telefoniste aan de telefoon. Gelukkig weten de collega’s van de andere specialismen over het algemeen wel dat de dermatoloog ’s avonds gewoon in zijn bed ligt en vinden de telefoontjes vooral overdag plaats.
Hoe vaak je dienst hebt verschilt per centrum. Ikzelf heb gemiddeld vier weekdiensten en vier weekenddiensten in een jaar. In de periferie had ik wat vaker dienst.
Hoe zie jij jezelf later als dermatoloog werken als je je opleiding hebt afgerond?
Ik zie mezelf werken op een plek waarbij ik mijn passie voor het vak zowel poliklinisch als operatief kan uitvoeren en mezelf nog verder kan blijven uitdagen. Een combinatie met het opleiden en begeleiden van zowel AIOS als ANIOS zou mij daarnaast veel energie geven. Maar het belangrijkste vind ik een werkplek waar ik met plezier naar toe ga.
Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Houd je ogen open tijdens je coschappen, maar ook als je ergens al als (jonge) dokter werkt. Waar word je enthousiast van en waarvan denk je: hier ga ik met plezier naar toe? Het is goed om bij jezelf na te gaan of je vooral beschouwende specialismes leuk vindt of dat je ook graag praktisch bezig wilt zijn. Ook of je binnen of buiten het ziekenhuis wilt werken en het wel of niet willen draaien van (bereikbaarheids)diensten draagt bij aan de keuze. Deze keuze hoeft zeker niet gemaakt te zijn aan het eind van de coschappen of als jonge dokter. Doe eerst ervaring op en geniet van het mooie doktersvak. Er zijn zo veel wegen die je kan bewandelen met je artsendiploma. Ook buiten het ziekenhuis en buiten de eerstelijnszorg. Het belangrijkste is gewoon dicht bij jezelf te blijven, want dan maak je voor jezelf de beste keuzes. Je moet niet kiezen voor een ander!
Terugblik op 2023…
Het jaar 2023 zit er bijna op. Dat betekent dat het tijd is om terug te kijken op het afgelopen jaar, maar ook om vooruit te blikken op het nieuwe jaar.
Inoek:
Het jaar 2023 zit er alweer bijna op en wat is het jaar voorbij gevlogen! Voor mij persoonlijk is was 2023 een enorm bijzonder jaar. De eerst helft van het jaar was ik zwanger en de tweede helft van het jaar waren mijn eerste maanden als moeder. En daarmee is 2023 voor mij het meest bijzondere jaar ooit en een jaar dat ik nooit zal vergeten. Moeder zijn is een prachtig avontuur. De combinatie met werk is soms pittig. Al met al moet je nog meer prioriteren. Maar ook het kennen van je energiegevers en -vreters is belangrijker dan ooit. Daarom heb ik dit jaar zelf veel gehad aan alle tips op deze website. Maar eerlijk is eerlijk, het lukte echt niet allemaal altijd, want nadenken en reflecteren wordt door de gebroken nachten soms best een uitdaging 😅. Ook op werkgebied was 2023 een mooi jaar: ik rondde mijn IC stage af, startte met mijn consulten stage, bezocht meerdere lesdagen en congressen en deed voor het eerst poli. Daarnaast werd ik de voorzitter van de assistenten, gaf een workshop op een congres met mijn JNIV commissie, kreeg goedkeuring om een pilot te starten in het ziekenhuis met diezelfde commissie, werd gevraagd om nog een jaar columns te schrijven voor de LAD, nam een podcast op, gaf praatjes en werd gevraagd onderwijs te verzorgen voor enthousiaste ANIOS in Naarden. Stuk voor stuk leuke dingen waar ik veel energie van krijg! Om nog maar te zwijgen over de mooie blogs die ik, samen met Iris en Renée, heb mogen schrijven voor de website. Ik ben een dankbaar mens.

Voor 2024 hoop ik evenveel te genieten van het moederschap, wat meer te slapen (🙊), meer mooie blogs en columns te mogen schrijven en wat vaker praatjes/onderwijs/workshops te mogen geven. En natuurlijk blijf ik jullie meenemen via Instagram. Voor nu wens ik iedereen hele fijne feestdagen en alvast een goed, gelukkig en bovenal gezond 2024!
Iris:
Mijn eerste volle jaar bij dokters die het anders doen zit er alweer op. Wat is dit snel gegaan. In augustus 2022 besprak ik met Inoek wat ik zou kunnen bijdragen aan de website en nu kijk ik terug op een heel aantal blogs en interviews. Aan het begin van het jaar wilde ik graag verschillende verhalen schrijven voor de website. Dat is goed gelukt. Ik heb leuke en interessante mensen mogen spreken. Ondanks dat de website in eerste instantie richt op jonge dokters die nog niet weten wat ze willen, merkte ik dat ik zelf ook geïnspireerd raakte door de verhalen die ik hoorde. Het doet me goed om breder naar het geneeskundevak te kijken, ook al weet ik dat ik huisarts wil worden. Om te weten hoeveel verschillende mogelijkheden er zijn, verbreedt ook mijn eigen horizon, wat ik weer gebruik in mijn vak.
Als ik verder terugkijk op afgelopen jaar, dan zie ik dat ik grenzen heb verlegd op werkgebied. Ik heb een stage bij de SEH gelopen, waarbij ik totaal niet op mijn gemak was. Als co-assistent heb ik steeds korte periodes op de SEH gestaan, maar nooit voor langere tijd. Ik moest weer terug naar het ziekenhuis, cursussen volgen en snelle beslissingen maken over ziektebeelden die ik normaalgesproken juist naar het ziekenhuis stuur. Ik ben er vol voor gegaan, af en toe met een beetje gezonde tegenzin, maar ik probeerde er het beste van te maken. Uiteindelijk heb ik een leuke tijd gehad, waarbij ik veel inzichten heb gekregen wat ik weer kan gebruiken in het huisartsen vak. Daarnaast heb afgelopen jaar mezelf uitgedaagd met een differentiatie tijdens mijn opleiding: onderwijs maken en geven. Een verdiepende lessenreeks boven op mijn huidige opleiding met als doel om te ontdekken of mijn interesse in lesgeven klopt en of het iets is wat ik later met mijn werk als huisarts wil combineren. Ondanks dat het veel tijd van me vraagt, merk ik dat ik er ook juist energie van krijg. Bezig zijn met de theorie achter onderwijs en dat vervolgens te kunnen uitvoeren spreekt me erg aan. Ik ben blij dat ik deze, toch, spannende stap heb durven zetten.
Ik heb enorm veel zin in 2024. Er zal veel gaan gebeuren dit jaar! Ik ga trouwen met de liefde van mijn leven en zal afstuderen als huisarts.
Ik wens jullie allemaal fijne feestdagen en een mooi, inspirerend 2024.

Renée:
Met een beetje heimwee kijk ik terug naar het begin van 2023, waarin ik me zo verheugde op het geweldige jaar dat eraan zat te komen. Sneller dan welk jaar dan ook vloog het helaas voorbij, maar gelukkig blijf ik achter met ontelbare onvergetelijke herinneringen. Heel graag wilde ik naar het buitenland, en alle plannen lukten: ik mocht 10 weken coschappen lopen bij de huisarts in Paramaribo, Suriname, om vervolgens 18 weken mijn wetenschapsstage te lopen bij de psychiatrie in Madrid. Het werden drukke tijden, waarin ik tussen alle tripjes naar de Surinaamse jungle, fietsrondleidingen door Madrid en Spaans lessen door af en toe vergat dat ik nog met het laatste jaar van mijn studie bezig was. Ik ontmoette geweldige mensen, leerde veel nieuwe culturen kennen en zag hoe de medische zorg eruit zag buiten Nederland en Europa. Ik leerde om minder op de klok te kijken (want dat had toch geen nut), at lekkerder eten dan ooit en zag een recordaantal mooie zonsondergangen. Ik interviewde leuke mensen en schreef blogs voor de website en, jawel, rondde mijn buitenlandstages succesvol af.
Hoewel 2024 ongetwijfeld minder roti, patatas bravas en zon voor mij in petto heeft, kijk ik toch erg uit naar dit jaar. Terug naar Utrecht, mijn laatste coschap lopen en dan eindelijk; mijn eerste baan! Hoewel ik een paar jaar geleden nog niet wist wat ik wilde, en stopte met mijn coschappen om tussendoor een master bestuurskunde te volgen, heb ik ondertussen heel veel zin om op zoek te gaan naar een baan. Daar heeft deze website me bij geholpen, en daarom vind ik het ook zo leuk dat ik samen met Inoek en Iris me hier afgelopen tijd voor heb mogen inzetten. Volgend jaar een nieuw jaar, waarin het tijd is voor nieuwe dingen. Daarom is dit is het laatste dat ik zal schrijven voor de website, en wil ik iedereen graag heel erg bedanken voor alle leuke interviews, voor het lezen en voor jullie leuke reacties!
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Inez
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Inez is huisarts in opleiding. Voordat zij begon aan deze opleiding startte zij met een promotietraject. Elk promotietraject is anders, maar het eindigt altijd met een verdediging van het proefschrift. We kennen allemaal wel iemand die gepromoveerd is, maar wat houdt een promotietraject in? En hoe spannend is zo’n verdediging? Inez neemt ons mee in haar ervaringen tijdens haar promotiejaren.
Inez vertelt:
‘In 2019 ben ik gaan werken als fertiliteitsarts, waarbij ik ook startte aan mijn promotietraject op de afdeling Gynaecologie & Fertiliteit. Hiervoor had ik mijn wetenschappelijke stage bij de gynaecologie gedaan, waarin ik positief verrast was door zowel de gynaecologie als het doen van wetenschappelijk onderzoek. Toen de mogelijkheid zich voordeed om een promotietraject te starten was deze keuze dan ook snel was gemaakt. De titel van mijn proefschrift is “Safety and efficacy of tubal flushing with ethiodized oil”. Wanneer koppels doorverwezen worden naar de fertiliteitspoli wordt er vaak aanvullend onderzoek ingezet. Een mogelijkheid is het testen van de doorgankelijkheid van de eileiders. Hier zouden namelijk afwijkingen kunnen worden gevonden, die een verklaring zouden kunnen zijn voor het uitblijven van een zwangerschap. Tijdens mijn promotietraject heb ik onderzoek gedaan naar het gebruik van oliehoudend contrastmiddel bij verschillende vormen van diagnostiek naar de doorgankelijkheid van de eileiders bij vrouwen met een verminderde vruchtbaarheid. Deze diagnostiek wordt tubadiagnostiek genoemd. Hysterosalpingografie is een specifieke methode van tubadiagnostiek. Daarbij kan er zowel oliehoudend als waterhoudend contrast worden gebruikt. Uit eerdere onderzoeken bleek dat de vrouwen die oliehoudend contrastmiddel hadden gekregen tijdens zo’n onderzoek, tien procent meer kans hadden op een levend geboren kindje. Mijn onderzoek ging over het achterliggende werkingsmechanisme van dit vruchtbaarheidsbevorderende effect van het oliehoudend contrastmiddel, de veiligheid van het contrastmiddel en de toepasbaarheid bij andere methoden van tubadiagnostiek.
Ik kijk terug op mijn promotietraject als een prachtige aanvulling op mijn klinisch werk als arts. Met name de afwisseling en het samenwerken met andere onderzoekers gaf mij veel energie. Ik werkte in een enthousiast en internationaal team met onderzoekers van binnen en buiten de medische wereld. Hierdoor heb ik vaardigheden geleerd die ik in de rest van mijn carrière kan gebruiken, zoals effect samenwerken, coördineren en plannen. Ik kreeg de ruimte om mijn nieuwsgierigheid de vrije loop te laten en me helemaal te verdiepen in dit specifieke onderwerp. Het was daardoor goed mogelijk om snel een expert te worden, wat mij motiveerde om de hiaten in de huidige wetenschappelijke kennis op te kunnen vullen met mijn eigen onderzoeken. Zelfs het Engels wetenschappelijk schrijven zag ik als een leuke uitdaging. Dat had ik niet verwacht van mezelf, normaal houd ik niet zo van schrijven. Natuurlijk kent een promotietraject ook zijn keerzijde. Voor mij was dat de bureaucratie rondom het opstarten van een onderzoek, de ellenlange protocollen die ik heb geschreven en de vele formulieren die met een ‘natte’ handtekening ondertekend moesten worden. Een digitale handtekening voldoet helaas vaak niet bij de medisch ethische toetsingscommissie. Gelukkig heb ook ik de noodzakelijke procedures uiteindelijk goed doorlopen, het enthousiasme in het vakgebied en het onderzoek wat we gingen uitvoeren zorgde ervoor dat ik gemotiveerd bleef.
“Doordat ik me goed had voorbereid, had ik er alle vertrouwen in dat ik op de dag zelf mijn proefschrift kon verdedigen.”
Na drie-en-een-half jaar was het zo ver: ik mocht mijn promotie gaan verdedigen. Ik had voldoende artikelen gepubliceerd en mocht het traject gaan afronden. Het is heel gek dat je jarenlang naar die ene dag toe hebt gewerkt en ondanks dat je proefschrift al beoordeeld is door de commissie en de verdediging grotendeels een formaliteit is, wilde ik dit traject graag afsluiten met een mooie dag. Ik wist al een beetje wat ik kon verwachten van een verdediging, omdat ik in de jaren ervoor verdedigingen van collega’s had kunnen bijwonen. Hierdoor kon ik enerzijds zien hoe het er in het algemeen aan toe gaat tijdens zo’n dag qua gebruiken en tradities, maar kon ik ook alvast horen wat voor vragen er gesteld worden door de commissie. Zelf heb ik als extra voorbereiding een proefverdediging gehouden met mijn promotieteam. De hoofdstukken van mijn proefschrift hadden we verdeeld, waardoor iedereen mij over één hoofdstuk een aantal vragen kon stellen. Dit vond ik een fijne manier om te oefenen met de formele vragen en de manier om hierop te antwoorden. Doordat ik me goed had voorbereid, had ik er alle vertrouwen in dat ik op de dag zelf mijn proefschrift kon verdedigen. Toch was ik gespannen voor en op de dag van de verdediging. Dit was niet zo zeer voor de verdediging zelf; ik was namelijk degene die alle artikelen had geschreven. Ik was zenuwachtiger voor de formele tradities. Uiteindelijk viel juist dit laatste me alles mee. De commissie zat wel grotendeels in toga, maar vrijwel direct na binnenkomst ervaarde ik de sfeer als vriendelijk en gezellig. Wat ik me toch wel voor had gesteld als een ‘verhoor’ vanuit de commissie, voelde als een interessante discussie op het gebied waar ik me meer dan thuis in voelde. Doordat ik me al snel op mijn gemak voelde, kon ik tegen al mijn verwachtingen in zelfs tijdens deze discussie van het moment genieten. Dit had ik me vooraf echt niet kunnen voorstellen. Ik kijk hierdoor met een voldaan gevoel terug op deze dag en ik zie het echt als een prachtige afsluiting voor al het werk van de jaren daarvoor.
Het is een mooie ervaring, maar ik zou adviseren echt alleen een promotietraject aan te gaan als je dit zelf wil en niet omdat dit nodig is voor een specialisatie. Het is een lang traject waarin je je volledig gaat verdiepen in één onderwerp. Daarnaast wordt er verwacht dat je erg zelfstandig te werk gaat. Als je voor de start van het traject niet zelf enthousiast bent, dan kan het erg zwaar worden om je over de toch regelmatig ook saaie administratieve klusjes heen te zetten en gemotiveerd te blijven voor jouw onderzoek. Als voorbereiding voor een verdediging adviseer ik om vooraf verschillende verdedigingen te bezoeken, zodat je een beter beeld kan krijgen van hoe het eraan toe gaat. Daarnaast vond ik, zoals ik al eerder heb beschreven, de proefpromotie met je eigen team prettig om te doen. Maar vertrouw vooral op het feit dat jij uiteindelijk toch als beste in de zaal op de hoogte bent van het onderwerp: al die jaren en energie zijn de beste voorbereiding.
In gesprek met aios Maatschappij en Gezondheid (M&G) – infectieziektebestrijding
Marijke Langenberg is aios Maatschappij en Gezondheid (M&G) – infectieziektebestrijding. Zij heeft geneeskunde gestudeerd in Leiden, was aios interne geneeskunde en promoveerde binnen de infectieziekten. Na 10 jaar binnen de interne geneeskunde gewerkt te hebben, heeft zij het roer om gegooid.

Wat leuk dat je ons iets wilt vertellen over jouw werk, Marijke. Wat is jouw functie en wat houdt deze functie in?
Ik ben in opleiding tot arts Maatschappij en Gezondheid met het profiel infectieziektebestrijding. Dagelijks houd ik mij bezig met verschillende onderdelen van dit profiel. Denk hierbij aan de meldingsplicht die artsen en laboratoria hebben voor bepaalde infectieziekten en het bron- en contactonderzoek (wie is er allemaal in contact gekomen met de patiënt en hoe wordt verdere verspreiding voorkomen). Daarnaast horen ook de reizigersgeneeskunde (het vóórkomen van ziekte bij reizigers, zoals vaccinaties) en het centrum seksuele gezondheid bij de infectieziektebestrijding. Het centrum seksuele gezondheid richt zich met name op voorlichting en behandeling van seksuele aandoeningen bij specifieke doelgroepen. Daarnaast zijn er vaccinatiecampagnes, zoals de HPV 18+ campagne, en worden er richtlijnen geïmplementeerd als deze vernieuwd zijn.
Ook kan ik werken als een voorzitter of adviseur tijdens overleggen, als supervisor voor basisartsen en verpleegkundigen en ga ik met mijn collega’s, zoals de deskundige infectieziektebestrijding, verpleegkundige en anios, mee naar locaties om adviezen te geven. Een voorbeeld van zo’n locatie is een AZC of verpleeghuis waar een schurft uitbraak is.
Ik werk veel op kantoor achter de computer, deels thuis en deels op locatie. Als ik uiteindelijk arts M&G ben, sluit ik ook aan bij provinciale en landelijke overleggen, waar ik politici adviseer.
Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Ik loop nu stage bij Veilig Thuis, daar kijk ik vooral mee en heb ik zelf wat minder taken. Tijdens mijn stage bij de GGD was dat anders. Daar begonnen we de dag met een ochtendrondje. Bij dit ochtendrondje waren verpleegkundigen, artsen en deskundigen infectieziektebestrijding aanwezig en werd er bijvoorbeeld gesproken over dringende casuïstiek of vragen over processen binnen de preventie. Eén keer per week was er een overleg waar de niet dringende casuïstiek werd besproken. Een voorbeeld van zo’n casus was dat de partner van de patiënt met een bepaalde infectieziekte werkte als kok. Dan is het van belang dat het proces van preventief handelen goed verloopt, omdat de kans op verspreiding hier een stuk hoger is. Ook wordt er tijdens zo’n overleg kritisch gekeken naar de gemaakte keuzes van andere preventieve maatregelen; kon of moest dit anders? In de tijd dat ik bij de GGD stage liep, hadden we bij uitbraken overleggen met het Outbreak Management Team (OMT) vanwege COVID-19. Ik kon dit soort overleggen bijwonen als voorzitter, maar ook als adviseur. Daarbij werkte ik aan projecten, welke ik dan implementeerde bij de GGD, zoals het ‘Vaccinaties Op Maat’ project: vaccinaties die niet in het Rijksvaccinatieprogramma zitten, maar waar iemand wel voorkeur en indicatie voor kan hebben. Daarnaast hebben we vergaderingen over nieuwe richtlijnen, welke vaak multi-interpretabel kunnen zijn. Het is dan belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op wijzen.
Hoe ben jij bij deze functie terecht gekomen?
Ik heb altijd gedroomd om internist-infectioloog te worden. Ik begon als anios bij de interne geneeskunde en moest enorm wennen aan de lange dagen en het verschil in de verantwoordelijkheid in vergelijking met de coschappen. Na vier jaar in opleiding te zijn geweest merkte ik dat ik eruit wilde. Ik heb mijn specialisatie uitgesteld en heb gesolliciteerd voor promotietraject. Ik heb vier jaar promotieonderzoek uitgevoerd binnen de infectieziekten. In die periode heb ik mijn gezin uitgebreid en vond ik de vrijheid van het indelen van mijn een eigen agenda heerlijk. Nadat ik mijn promotieonderzoek had afgerond twijfelde ik of ik de kliniek wel weer in wilde. Ik wist even niet hoe ik mijn gezinsleven ging combineren met de lange werkdagen en de diensten die ik moest draaien. Toch heb ik dit enkele maanden geprobeerd, maar het voelde niet meer goed. Ik ben in gesprek gegaan met mijn opleider en promoter en ben tot de conclusie gekomen dat ik wilde stoppen met de opleiding. Ik had 10 jaar binnen de interne geneeskunde gewerkt, wat moest ik nu? Gelukkig zijn er veel opties buiten het ziekenhuis en heb ik een aantal meeloopdagen kunnen regelen. Ik wist dat mijn interesse nog steeds bij infectieziekten lag. Er bleven toen twee opties over: bij de GGD gaan werken of bij de farmaceutische industrie in het kader van vaccinatieonderzoek. Uiteindelijk nam ik me voor om één jaar bij de GGD te gaan werken en het daarna weer verder te zien. Dit jaar beviel mij zo goed dat ik heb gesolliciteerd voor de opleiding.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuk?
Ik vind het erg leuk om projectmatig te werken samen met verschillende disciplines. Een voorbeeld is de HPV-vaccinatie campagne. Daar waren een verpleegkundige en ik de enige projectleden met een medische achtergrond. Er zat bijvoorbeeld ook iemand in het team die de doorstroomprocessen van de vaccinaties berekende: hoeveel mensen kan je vaccineren als je berekent hoelang het duurt om één vaccinatie te zetten? Ik leerde hier ontzettend veel van, ik had namelijk geen kennis van de andere onderdelen binnen zo’n project.
Waar ik nog erg aan moet wennen is het politieke deel van mijn werk. Wanneer ik signaleer dat er iets anders moet, probeer ik dat op de politieke agenda te krijgen. Echter zijn dit vaak preventieve maatregelen waarvan de resultaten meestal langer nodig hebben dan de politieke doorstroomtijd van vier jaar. Daarnaast is het moeilijk om van deze preventieve maatregelen al te kunnen bewijzen wat de effecten over tien jaar zijn. De politici overtuigen van het belang van deze maatregelen is dus erg lastig. Ik vind dit onderdeel niet per se het minst leuk, maar nog wel erg ingewikkeld. Ik hoor vaker van andere artsen M&G dat zij dit een lastig onderdeel van het werk blijven vinden.
Heb je patiëntencontact?
Het patiëntencontact is minimaal. Tijdens mijn stage binnen de seksuele gezondheid en reizigersgeneeskunde kon ik als achterwacht nog wel eens een patiënt zien die op het spreekuur van de verpleegkundige stond. Ik dacht dat ik dat patiëntencontact enorm ging missen, maar ik communiceer veel met de mensen binnen mijn team. Ik doe weinig werk alleen en ik heb veel interactie met mijn collega’s. Ik haal mijn voldoening uit het samenwerken met collega’s en werken aan projecten, wat ik misschien zelfs leuker vind dan direct patiëntencontact.

Hoe verloopt het opleidingstraject?
De opleiding tot arts M&G is verdeeld in twee fasen. Zowel de eerste als de tweede fase zijn twee jaar. De eerste fase is een profielopleiding, zoals infectieziekten bestrijding, jeugdarts, vertrouwensarts, etc. De tweede fase is voor elke profielopleiding hetzelfde, dit is dan ook overkoepelend. Je leert hoe je zaken kan signaleren en hoe je advies geeft. Je krijgt vakken als ‘integraal vernieuwen’ en ‘sturing en beleid’. Dit is dan wel toegespitst op jouw interessegebied, maar dat wordt overstijgend benaderd.
Binnen de opleiding heb je verschillende stages, waarbij je gebonden bent aan jouw GGD-regio. We kunnen bijvoorbeeld stage lopen bij de microbiologie, het RIVM of een keuzestage. Ook is er elke week een landelijke terugkomdag met een vaste groep waar je meer de diepte in gaat. Binnen het onderwijs is er ook ruimte voor keuzeonderwijs, dit kan alles zijn zoals het leren schrijven van wetenschappelijke artikelen of het bijwonen van congressen. Alles mag zolang het maar binnen jouw leerdoelen ligt.
Hoe kom je in opleiding tot arts M&G – infectieziekte bestrijding?
Na de coronapandemie is het wat lastiger om in opleiding te komen, omdat het vak veel aandacht heeft gekregen in het nieuws. Voor de pandemie waren er vaak plekken die niet gevuld werden, maar dat is gelukkig niet meer zo. Tijdens mijn sollicitatieprocedure zijn er voor het eerst mensen uitgeloot. Gelukkig is het aantal plekken voor de opleiding uitgebreid.
De sollicitatieprocedure verloopt landelijk en je kan twee keer per jaar solliciteren. Op basis van een motivatiebrief mag je naar de volgende ronde of niet. In deze ronde wordt een STARR-interview afgenomen; een interview waar je casus beschrijft binnen de competenties en jouw reflectie daarop. Als je dit goed afrondt, dan kom je in de landelijke loting terecht, waarbij je jouw voorkeur voor GGD-regio kan opgeven. Op basis van beschikbare plekken word je dan gekoppeld aan een GGD-regio.
En draai je diensten?
De meeste aios doen aan het begin van hun opleiding geen dienst, maar pas in de tweede fase. Vanwege mijn ervaring ben ik eerder gestart met het draaien van diensten. Tijdens een dienst ben je bereikbaar en word je gebeld als er iets is dat niet kan wachten tot de volgende werkdag, zoals hepatitis A of meningokokken. Ik geef dan advies en probeer verspreiding te voorkomen. In coronatijd ben ik vaak ’s avonds en ’s nachts gebeld voor schepen die de Rotterdamse haven in wilde varen, maar één of meerdere personen aan boord hadden met een COVID-19 infectie. Ik moest dan de beslissing nemen of ze veilig de haven in konden en of er een risico was voor de loods die aan boord moest komen. Nu heb ik gemiddeld één keer per week dienst, maar deze diensten zijn qua drukte niet te vergelijken met de ziekenhuisdiensten en zijn vanuit huis goed te doen.
Wat vind jij het grootste verschil tussen jouw werk in het sociale domein en het ziekenhuiswerk?
Ik vind met name het tempo wat lager en rustiger. Voor mijn gevoel was het in het ziekenhuis continu rennen, terwijl ik bij de GGD wat meer achterover kan en soms ook moet leunen. Bepaalde zaken hebben tijd nodig. Daar moet ik nog aan wennen. Er wordt vaak minder snel een knoop doorgehak dan in het ziekenhuis. Een ander verschil ten opzichte van het ziekenhuis, is dat er taken kunnen blijven liggen tot morgen. Er is weinig reden tot overwerken. Natuurlijk zijn er ook zaken die echt die dag gedaan moeten worden, maar dat is eerder uitzondering dan regel.
“Bij bijna elke infectieziekte heb ik wel een patiëntencasus in mijn hoofd, waardoor het belang van preventie wordt benadrukt.”
Komt jouw ervaring bij de interne geneeskunde van pas in jouw huidige baan? En kan je jouw functie uitoefenen zonder ziekenhuiservaring?
Door mijn ervaring bij de interne geneeskunde weet ik wat bepaalde infectieziekten kunnen doen en welke impact ze kunnen hebben. Bij bijna elke infectieziekte heb ik wel een patiëntencasus in mijn hoofd, waardoor het belang van preventie wordt benadrukt. Ik wil niet dat een andere patiënt ook zo’n ziekteproces moet doormaken. Door deze ervaringen kan ik goed prioriteren; ik realiseer me namelijk wat er gebeurt als ik bepaalde taken te lang uitstel. Ik kan goed inschatten hoe snel een bron- en contactonderzoek ingezet moet worden, omdat ik weet hoe fulminant een infectieziekte kan verlopen.
Ervaring als basisarts voor het starten met de opleiding is naar mijn mening niet per se nodig, je leert alles tijdens je werk, maar zonder klinische ervaring is het moeilijker voor te stellen waarom je handelt zoals je handelt. Als je nog nooit een hersenvliesontsteking hebt gezien, is het ziekteproces moeilijk in te schatten en is het daardoor moeilijker om prioriteiten te bepalen. Als je klinische ervaring op wilt doen voorafgaande aan de infectieziektebestrijding zou mijn advies zijn om bij de interne geneeskunde of op de SEH te gaan werken, want daar zie je de ziektebeelden waar je later de preventieve maatregelen voor gaat inzetten.
Heb je nog tips voor dokters die twijfelen over hun beroepskeuze?
Ik heb gemerkt dat je vanuit een baan in het ziekenhuis gemakkelijk switcht naar een baan in het sociale domein. Andersom is dat veel moeilijker heb ik in mijn omgeving ervaren. Dus als je twijfelt tussen deze twee werelden zou ik adviseren om eerst in het ziekenhuis te gaan werken en daarna pas in de sociale geneeskunde. Besef dat je altijd mag veranderen van gedachten, welke keuze je ook maakt. Dit wordt voor jezelf vaak moeilijker als je eenmaal een plek hebt, maar zeker niet onmogelijk. Twijfel niet aan jezelf, denk niet dat je faalt als je toch een andere keuze wilt maken: het leven verandert. Ik heb het altijd leuk gehad bij de interne geneeskunde, maar ik heb uiteindelijk gekozen voor iets wat beter bij mijn leven op dat moment paste. Als je twijfelt, zoek dan iemand op die je vertrouwt en praat erover. Laat iemand met je meedenken, je hoeft het niet alleen te doen.
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Nina
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Nina* is anios dermatologie. Tijdens haar coschappen werd ze overladen met dermatologische vraagstukken, waar ze moeilijk antwoord op kon geven. Hierdoor is Nina zich meer gaan verdiepen in het grootste orgaan van de mens; de huid. Al snel kwam zij erachter dat er ontzettend veel verschillende huidziekten bestaan en dat ze erg op elkaar kunnen lijken. Soms wordt de verkeerde behandeling gestart, maar bij een onschuldige huidziekte is dat gelukkig niet levensbedreigend. Bij kwaadaardige huidaandoeningen wil je dit voorkomen. Nina vertelt over een patiënte waarbij het bijna mis ging.
‘Als anios draai ik verschillende programma’s op de polikliniek, zoals spreekuur en kleine ingreepjes op de operatiekamer. Ik kan tijdens mijn werkzaamheden altijd supervisie van een dermatoloog vragen. Op onze afdeling hebben we afgesproken dat patiënten die voor het eerst op de polikliniek komen overlegd moeten worden met een dermatoloog. Zo kan je als onervaren arts veel leren, maar wordt de kans op het stellen van een verkeerde diagnose klein gemaakt. 
Tijdens één van mijn ochtendspreekuren kwam een patiënte in verband met een bruine plek op haar voorhoofd. Deze plek zat er al een tijdje en ze vond de plek cosmetisch storend. De huisarts had haar doorgestuurd, omdat hij het toch niet helemaal vertrouwde. Ik heb het plekje op haar voorhoofd goed nagekeken. Het was een bruine plek die alle kenmerken had van een ouderdomswrat. Het liefst had ik haar weer naar huis laten gaan, maar vanwege de afspraken op de afdeling ging ik eerst overleggen met de superviserende dermatoloog. Hij wilde de patiënte graag nog even zien en was het daarna eens met mijn conclusie. De patiënte wilde graag van het plekje af, dus heb ik deze van de huid afgeschraapt en zekerheidshalve opgestuurd naar de patholoog. Ik zou haar over 2 weken bellen met de uitslag.
Ik had in die 2 weken niet meer aan de patiënte gedacht, vrijwel direct was zij uit mijn systeem na het consult. De dag voordat ik haar zou moeten bellen met de uitslag, klikte ik haar dossier alvast open om te zien wat de patholoog had opgeschreven. Toen ik de uitslag zag kreeg ik het ineens heel warm. Mijn hart begon sneller te kloppen en ik kreeg een weeïg gevoel in mijn onderbuik. Het huidstukje wat ik had opgestuurd bleek een melanoom te zijn. Dit is een kwaadaardige moedervlek, die kan uitzaaien als je het niet behandelt. Dit had ik totaal niet verwacht. Ik was zo overtuigd geweest van mijn eigen oordeel, dat ik de patiënte (en mezelf) gerustgesteld had. Ik zou haar morgen moeten gaan bellen met het nieuws dat het helemaal fout was. Er spookten allerlei gedachtes door mijn hoofd. Ik voelde me schuldig ten opzichte van de patiënte; ik had een verkeerde diagnose gesteld. Gelukkig had ik het stukje huid opgestuurd, maar wat nou als ik dat niet had gedaan? Dan had ze mogelijk onderhuids een kwaadaardige moedervlek gehad die was gaan uitzaaien. Hoe ging ik dit uitleggen aan de patiënte? Ik wist zeker dat ze enorm boos zou gaan worden, dat kon niet anders na wat er gebeurd was. Met lood in de schoenen liep ik naar de oncologisch gespecialiseerde dermatoloog. Ik vertelde het verhaal en de onverwachte uitslag. De dermatoloog was enorm begripvol, gaf aan dat het juist goed was dat het huidstukje uiteindelijk wel was opgestuurd en benoemde dat ik gesuperviseerd was door een dermatoloog. Ik ervaarde steun uit haar woorden en dat deed me goed, maar toch bleef het aan me knagen. Ik moest de situatie ook nog aan de patiënte gaan uitleggen. Uiteindelijk heb ik samen met de oncologisch gespecialiseerde dermatoloog de patiënte gezien op het spreekuur. Ik had de hele dag een steen in mijn maag. Continu probeerde ik me het gesprek in te beelden en de reactie van de patiënte te voorspellen. In elke voorspelling was de patiënte boos, en in mijn ogen terecht. Tijdens het gesprek met de patiënte gebeurde er iets heel anders dan ik me had voorgesteld. Ze was me dankbaar en opgelucht dat het stukje huid wel was nagekeken. Nadat ik haar vertelde dat dit niet de normale gang van zaken was en dat mij dat betreurde, wuifde ze deze excuses weg. Ze vond het fijn dat ik zo open communiceerde met haar en me kwetsbaar durfde op te stellen. Ze benoemde dat ik mijn supervisor had mee laten kijken, het huidstukje heb laten nakijken en nu met haar in gesprek ging over de uitslag. Ze benoemde dat ze het prettiger had gevonden als het direct goed was gegaan, maar dat er zorgvuldig was gekeken. Ze was totaal niet boos. Na dit gesprek was ik enorm opgelucht.
“Fouten maken we allemaal, de manier hoe we hiermee omgaan is belangrijk.”
Wij dokters zijn mensen. En waar mensen werken kunnen fouten worden gemaakt. Van deze casus heb ik geleerd dat een fout maken en dit moeten toegeven aan een patiënt absoluut niet leuk is, maar dat het juist dan goed is om hier open over te communiceren. Fouten maken we allemaal, de manier hoe we hiermee omgaan is belangrijk. Er zullen genoeg patiënten zijn die niet zo begripvol zouden hebben gereageerd als deze patiënte, maar het kwetsbaar en toetsbaar opstellen van een arts is een onmisbare vaardigheid. Durf het gesprek met je patiënt aan te gaan, hoe vervelend dat ook voelt. Je zult zien dat je patiënten je kunnen verrassen en vergevingsgezind kunnen zijn.
*de naam Nina is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.
