In gesprek met een radioloog

Het is alweer even geleden dat er een blog is geplaatst hier, maar dit interessante specialisme wilden we jullie zeker niet onthouden. Namelijk: de radiologie! Sommigen zien het als het vak van de toekomst, sommigen zien het als het specialisme dat als eerste zal worden vervangen door AI (artificial intelligence).
Ik ga in gesprek met Jorian Krol, tot een aantal maanden geleden AIOS radiologie, maar momenteel kersverse radioloog. Hij vertelt over zijn tijd als AIOS en zijn kijk op het specialisme radiologie.

Jorian aan het werk, het beoordelen en verslaan van een röntgenfoto
Jorian aan het werk, het beoordelen en verslaan van een röntgenfoto

Jorian, wat leuk dat je iets wilt vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als radioloog in opleiding?
We beginnen ‘s ochtends met het “Heilig Half Uur”, hierin laten zowel AIOS, coassistenten en de radiologen casus zien die interessant of zeldzaam zijn of een mooi voorbeeld van een ziektebeeld. Hierna gaat iedereen naar zijn sectie van de dag (bijvoorbeeld neuro, thorax, abdomen etc.) Dan versla je die dag alles wat bij jouw sectie hoort, dus conventionele onderzoeken, CT’s, MRI’s, PET/CT’s etc. Dit bespreek je in het begin allemaal met de radioloog die je superviseert, naarmate je verder in de opleiding bent, doe je meer zelfstandig.

Daarnaast heb je regelmatig echo’s of doorlichtingsonderzoeken die je maakt waarbij je best uitgebreid patiënt contact hebt. Ook doen we meerdere keren per dag echo of CT geleide puncties. Verder zijn er gedurende de week veel MDO’s die je voorbereid en naarmate de opleiding vordert doe je die ook zelfstandig.

Echokamer waar Jorian echo's verricht bij patiënten
Echokamer waar Jorian echo’s verricht bij patiënten

Waarom heb je gekozen voor het specialisme radiologie, was het een lastige keuze?
Tijdens jaar 3 van de geneeskunde opleiding kregen we college van Simon Robben, kinderradioloog uit het MUMC+ (voor de mensen uit Maastricht wel bekend). Ik vond het zo fascinerend wat hij allemaal kon zien op de plaatjes, daar wilde ik meer van weten. Een keuzecoschap en semicoschap radiologie verder wist ik dat ik radioloog wilde worden! Het was voor mij dus absoluut geen lastige keuze omdat ik tijdens mijn co-schappen radiologie echt wist wat een radioloog precies deed en hoe je als een beginnende AIOS werd behandeld (zelf onderzoeken verslaan onder supervisie, zo leer je dus echt wat het vak inhoudt).

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit?
De sollicitatie procedure gaat per regio (1 academisch ziekenhuis, minimaal 2 perifere ziekenhuizen). In de regio Arnhem, Den Bosch, Nijmegen gaat het als volgt, maar ik denk dat de andere regio’s veel overeenkomen. Je stuurt een motivatie brief en CV en meestal volgt dan een gesprek. Dit is met de opleiders van de regio, nog een radioloog van een van de ziekenhuizen en twee AIOS. Als je dan bij de laatste paar zit, volgt er meestal een meeloopdag in een of meer van de ziekenhuizen. Als beide partijen daar positief over zijn, ben je aangenomen!

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit?
De opleiding is 5 jaar. De eerste helft heet Common Trunk, hierin doe je alle verschillende onderdelen van de opleiding. In het eerste jaar ga je roulerend langs alle secties die je nodig hebt voordat je de dienst in gaat (pas in het einde van het eerste jaar). Vervolgens ga je nog verder langs de andere secties zoals interventie, mammo en nucleaire geneeskunde. Rond 2 jaar begin je met je uitwisseling (perifeer – academisch) en rond 2,5 jaar of eerder begin je met differentiëren. Hierin kies je welk subspecialisme je verder in wilt specialiseren. Er zijn behoorlijk wat subspecialisme waaruit je kunt kiezen, namelijk: cardiothoracaal, abdomen, muskuloskeletaal, neuro/hoofd-hals, mammo, kinder, nucleaire en interventie. Naarmate de opleiding vordert krijg je steeds meer verantwoordelijkheid en ga je ook jongerejaars AIOS superviseren bijvoorbeeld.

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria?
Er zijn niet echt criteria om een opleidingsplek te bemachtigen. Het belangrijkste is dat je natuurlijk een goede motivatie hebt om radioloog te worden en dat je snapt wat het vak inhoudt. Een coschap radiologie of een ANIOS plek radiologie (die zijn er steeds meer) laat dit het beste zien natuurlijk. Veel mensen zijn eerst ANIOS chirurgie, interne geneeskunde of SEH geweest, anderen hebben een PhD gedaan waar beeldvorming een rol in speelde, maar er zijn er ook genoeg die direct uit de opleiding komen!

 Hoe zie jij de toekomst van het specialisme radiologie? Is het de toekomst of zal het vervangen gaan worden door AI?
Radiologie is het specialisme wat de afgelopen jaren enorm is veranderd en ook heel erg veel zal gaan veranderen. Aangezien het zo verweven is met de technologie waar het van afhankelijk is, gaan de veranderingen net zo snel als de technische veranderingen. Kijk alleen al naar hoe computers en telefoons er 10 jaar geleden uitzagen, zo gaat dat ook met de scanners en andere apparatuur. Hierdoor gaat de beeldvorming sneller, zijn de beelden mooier en kunnen we veel gedetailleerdere beeldvorming maken. Dit is ook het leuke en uitdagende van het vak! Er wordt ook steeds vaker beeldvorming gedaan, met name CT en MRI. Dit zijn honderden, soms duizenden plaatjes per onderzoek, waardoor het langer duurt om dit te beoordelen als radioloog. Hier hebben we hulpmiddelen voor nodig om dit met de beschikbare radiologen te beoordelen. Daar zal AI een grote rol in gaan spelen. We gebruiken al steeds meer AI in het dagelijks werk. Wat je al snel merkt als je ermee werkt, is dat AI bijvoorbeeld heel goed is in detectie, maar vervolgens het daadwerkelijk beoordelen en deduceren wat er daadwerkelijk aan de hand is, daar loopt AI nog heel erg achter. AI zal de radioloog dus niet gaan vervangen, mits de radiologen leren omgaan met AI en het integreren in hun werk. AI haalt de saaiere, eenvoudigere taken weg van de radioloog, waardoor je meer tijd hebt om moeilijkere scans te beoordelen of MDO’s voor te bereiden en te doen. Radiologie is dus hét specialisme dat snel blijft veranderen in de toekomst, waarbij de radioloog en AI goed samen gaan werken en de radioloog zeker niet vervangen gaat worden! 

Werkplek van een radioloog (in opleiding)
Werkplek van een radioloog (in opleiding)

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?
Het allerleukste is de puzzel oplossen! Een patiënt heeft klachten of een bepaald klinisch beeld en aan ons de taak om uit te zoeken wat er met de patiënt aan de hand is. Daarnaast “zie” je heel veel patiënten op een dag, waardoor het heel afwisselend is.
Het lastige is dat je een klein deel uitmaakt van het ziekteproces van veel patiënten, waardoor je actief moet opzoeken wat er uiteindelijk met de patiënt gebeurd.

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Zeker draaien we ook diensten. We zijn dan meestal als enige arts van de radiologie in het ziekenhuis samen met de laboranten die dienst doen. Je wordt gebeld door de spoedeisende hulp of de kliniek over onderzoeken die ze in de dienst willen hebben. Meestal zijn dit röntgenfoto’s, CT’s en echo’s en heel soms een MRI. Vervolgens versla je die onderzoeken en bel je de uitslag door zodat de aanvragende artsen weer verder kunnen. In de dienst moeten er soms ook drains geplaatst worden, bijvoorbeeld in een galblaas of een abces, dat doen wij dan ook tijdens de dienst. Daarnaast doet de interventieradioloog veel verschillende behandelingen in de dienst zoals een trombectomie bij een stroke of coilen van bloedingen. 

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis?
Het grootste deel van ons werk is verslagwerk, wat eigenlijk ook alle administratie is die we hebben. Het enige wat we daarnaast moeten doen, is aanvragen die artsen hebben gemaakt protocolleren, dan bepalen wij wat voor onderzoek het gaat worden en hoe die precies gescand moet worden. Behalve die dingen hebben we geen administratie, dus veel minder dan gemiddeld in het ziekenhuis! Dit zorgt ervoor dat je dus meer tijd bezig bent met medisch inhoudelijke zaken, ook een van de redenen dat ik de radiologie zo leuk vind. 

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Ik zou eigenlijk iedere coassistent een coschap radiologie aanraden. Ook als je al zeker weet dat je geen radioloog wilt worden, is het super leerzaam om te weten hoe de beeldvorming gemaakt wordt en hoe je dat moet beoordelen. Daarnaast komen mensen geregeld een paar dagen meekijken om te kijken wat het vak precies inhoudt.  

Een dag bij de huisarts – korte column – 1

Ik kende meneer T al een tijdje, hij kwam zo nu en dan op het spreekuur. Hij had een aantal jaar voor zijn zieke moeder gezorgd en was zelfs bij haar ingetrokken. Enkele jaren geleden is zij overleden en sindsdien is meneer T alleen. Hij trekt zich terug en houdt sociale contacten af. De een zou hem een kluizenaar noemen, de ander vindt dat hij zichzelf verwaarloost. Meneer T zelf vindt het wel prima zo, zolang hij maar af en toe op mijn spreekuur mag komen om over zijn gezondheid te praten. Meneer T is een vriendelijke man, die het waardeert als ik over zijn eenzaamheid begin. Ik respecteer het wanneer hij alle oplossingen weigert die ik aandraag om deze eenzaamheid te verminderen. We spreken over het leven en onze vertrouwensband versterkt met elk contact.
Het is een verrassing als ik meneer T eerder op mijn spreekuur zie dan verwacht. Hij had de hele nacht al buikpijn gehad, maar wilde per se door mij beoordeeld worden. In het ziekenhuis bleek hij een darmafsluiting door een zeldzame darmtumor te hebben. Allerlei onderzoeken en gesprekken met specialisten volgden; er werd een prachtig behandelplan opgesteld. En meneer T? Die was op dat moment het meest geholpen door het ‘simpele’ advies van de huisarts om twee keer per dag een half zakje vezels te nemen. De angst voor opnieuw een afsluiting was groot, maar een heel zakje in één keer gaf hem veel diarree. ‘Dank u dat u er bent en naar mijn zorgen wil luisteren’. Wat is het toch mooi, zo’n vertrouwensband.

Brief aan mijn jonge zelf – Iris

Advies voor mijn jongere ik als co-assistent

Lieve (jonge) Iris,

Wat ben je ongelofelijk zenuwachtig voor je eerste dag als co-assistent. Je slaapt al een aantal nachten niet en je hebt de hele dag een beetje buikpijn. Het grote onbekende staat te beginnen en je weet niet hoe je je moet voorbereiden. Tegelijkertijd ben je zo trots dat je een witte jas aan mag, eindelijk! Natuurlijk heb je die tijdens de bachelor al wel eens aan gehad, maar nu is het voor het ‘echie’. Ik kan je alvast vertellen; de eerste weken worden bikkelen, je gaat het niet leuk vinden. Je gaat je ook afvragen of dit vak wel bij je past. Maar je ziet dat anderen ook moeten wennen, ook al lijkt dat bij hen sneller te gaan. Je gaat denken dat andere co-assistenten veel sneller leren en beter zijn in hun vak. Het vergelijken met collega co-assistenten vind je lastig los te laten en gaat je nog in de weg staan. Uiteindelijk ga je je meer richten op jezelf, wat je ook meer zelfvertrouwen gaat geven, dus probeer je minder aan te trekken van anderen. Je gaat goede en positieve feedback ontvangen van je supervisoren; geloof dit dan ook. Probeer niet in elk compliment ook een kritische noot te zoeken, vaak gaat het ook gewoon heel goed. Uiteindelijk ga je meer lol beleven, omdat je de geneeskunde beter gaat snappen. Je gaat meer ruimte voelen om ook eens een praatje te maken met patiënten en collega’s, waardoor je je meer betrokken voelt bij een afdeling. Uiteindelijk ga je daar de kracht vinden in je werkplezier; samenwerking met je team en patiënten. Dit ga je voor het eerst beseffen tijdens je coschap huisartsgeneeskunde. Al snel ga je voelen dat je je hier op je plek bent, dat je je op je gemak voelt en dat je beter kunt aansluiten bij je patiënten. Het zal even duren voordat je dit gevoel erkent. Er is een hele COVID-19 pandemie voor nodig, maar uiteindelijk is het gevoel wat je tijdens je coschappen hebt opgedaan datgene wat je naar de eerste lijn zal leiden.

Dus lieve co-assistent Iris, geloof in jezelf en in je kunnen. Geniet van de momenten dat je gave patiënten casussen mag meemaken en alle ervaring die je op doet bij alle specialismen. Je gaat namelijk nog erg lachen om die strenge specialisten en bijzondere arts-assistenten, je hebt er stiekem ook veel van geleerd. En volg je gevoel, gun jezelf de tijd om uit te zoeken waar je naar toe wil. Het maakt niet uit dat iedereen dit al lijkt te weten, behalve jij. Jouw zoektocht duurt zo lang als ie duurt.

Veel liefs,

Je oudere zelf.

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – David (euthanasie)

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

David* is aios huisartsgeneeskunde. Tijdens zijn derde opleidingsjaar wordt hij geconfronteerd met een patiënt die hem vraagt zijn leven te beëindigen. David deelt zijn ervaring hoe dit voor hem is geweest tot en met de dag van de euthanasie.

David vertelt:
‘Ik ging regelmatig op visite bij deze patiënt: een 90-jarige man die samenwoont met zijn vrouw. Tijdens deze visites kwam ik meestal voor de vrouw van de patiënt, maar kletste ook veel met hemzelf. Ik leerde beiden kennen en we hadden het vaak over het levenseinde. De patiënt vertelde dan over het leven dat hij had gehad met zijn vrouw en dat het voor hem wel goed was geweest. De maanden daarna ging de patiënt lichamelijk achteruit: sneller vermoeid, afvallen en toenemend kortademig. Na aanvullend onderzoek en een consult bij de MDL-arts bleek er sprake te zijn van uitgezaaide darmkanker. De patiënt wilde geen verdere diagnostiek of behandeling meer. De MDL-arts dacht dat hij nog enkele maanden zou leven. Toen ik na dit nieuws op visite ging bij de patiënt, lag hij in bed. Het leven was voor hem al voltooid, maar na dit nieuws van de MDL-arts was hij overtuigd dat hij dood wilde. Na uitleg wat euthanasie inhoudt, zou hij dat graag willen. Hierna volgden meerdere gesprekken waarin we bespraken waarom de patiënt ondragelijk lijdt. Dat de situatie uitzichtloos is, is wel duidelijk. De patiënt vertelt mij dat hij geen kracht meer heeft om uit bed te komen of om zelfs te gaan verliggen in bed. Hij was altijd een zeer zelfstandige man die voor zijn gezin zorgde, maar nu is hij helemaal afhankelijk van thuiszorg en hij maakt naar eigen zeggen geen deel meer uit van de maatschappij. Hij ontwikkelde meer kortademigheid, meer pijn en doorligplekken van het vele liggen. Het werd mij zeer duidelijk dat de patiënt ondragelijk leed en zag dat dit toenam bij elke visite die ik bij hem aflegde. De situatie werd enorm invoelbaar en ik wilde de patiënt helpen om uit deze situatie te komen. De scen-arts die ik consulteerde bevestigde mijn visie en ik sprak met de patiënt de dag van euthanasie af.

De dagen voor de euthanasie moest ik allerlei zaken regelen: alles goed in het dossier noteren, verklaringen invullen, bewoorden waarom de euthanasie aan de eisen voldeed, de schouwarts inschakelen, de medicatie via de apotheker regelen en vooral mezelf mentaal voorbereiden. Ik was wat zenuwachtig, ik wist niet goed wat me te wachten zou staan. Ik had eerder al meegekeken bij een euthanasie, maar dat ik het nu zelf moest gaan doen voelde toch anders.

De patiënt was opgelucht toen ik binnen kwam lopen op het afgesproken tijdstip op de dag van de euthanasie. Bij het vragen of hij nog door wilde gaan met de procedure zei hij volmondig ja. Nadat we het bed midden in de kamer hadden gezet, zodat de familie rondom de patiënt kon zitten, konden we beginnen. De patiënt wilde nog graag wat tegen zijn kinderen zeggen. Dit bleek uiteindelijk een prachtige en beladen speech te zijn, ik merkte dat het me raakte. Ik voelde mij als arts al betrokken bij deze patiënt, maar ik voelde mij hierdoor ook betrokken bij de hele familie. Ineens besefte ik dat mijn rol niet alleen belangrijk was voor de patiënt, maar ook voor zijn vrouw en kinderen. Die hebben de afgelopen weken hun man en vader ook zien inleveren en met hem gesproken over zijn levenseinde. Nadat de patiënt duidelijk aangaf dat hij niets meer wilde zeggen en het afscheid genomen was, begon ik met het inspuiten van het slaapmiddel. Al na een paar seconden begon de patiënt te snurken en zag je het leven uit hem wegtrekken. Het gevoel dat ik met deze spuit heb mogen beslissen over het leven van deze man, is moeilijk te beschrijven. Normaal wordt er iets ingespoten om patiënten beter te maken, terwijl ik nu de tegenovergestelde reactie zag. En toch voelde het goed. Deze patiënt had mij zo duidelijk gemaakt waarom hij wilde sterven, dat ik met deze handeling mijn patiënt had kunnen helpen. Ik heb hem zijn laatste wens gegeven. In het bijzijn van zijn familie is hij rustig gaan slapen. Wat mooi en bijzonder was dat.

“Ik heb hem zijn laatste wens gegeven.”

Het moment dat ik weer terug naar de praktijk reed gingen er meerdere dingen door mijn hoofd. Ik voelde wat adrenaline vanwege mijn eerdere zenuwen rondom de situatie en het feit dat alles goed is gegaan. Ik voelde verdriet, omdat een patiënt waarmee je de laatste weken intensief bent opgetrokken is overleden. Ik voelde ook spanning, omdat mijn medisch handelen nu getoetst gaat worden door de euthanasiecommissie; heb ik alles wel goed gedaan? Mijn hoofd tolde ervan. Op de praktijk werd ik opgevangen door de assistenten en de andere huisartsen, wat ik erg prettig vond. Ik kon mijn verhaal doen en zij hadden alle begrip.

Enkele dagen erna ontvang ik de rouwkaart van de patiënt. De kaart zorgt ervoor dat ik weer terug op het moment van de euthanasie ben, maar met alleen maar positieve emoties. Ik glimlach; rust zacht, lieve patiënt.

*de naam David is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.

Column LAD; directeur baby

Benieuwd naar de overeenkomsten tussen het moederschap en mijn werk als aios interne geneeskunde? Maar ook de belangrijkste verschillen? Lees dan nu mijn nieuwste column, gepubliceerd in het magazine van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD).

In gesprek met een donorarts

Bij het profiel Arts Maatschappij & Gezondheid kan er naast infectieziektebestrijding (lees de blog daarover hier) ook gekozen worden voor donorgeneeskunde. Vandaag gaan we in gesprek met twee artsen: Sanneke, voormalig anios bij Sanquin en Inge, donorarts bij Sanquin. Sanneke vertelt over haar ervaring als anios donorgeneeskunde en Inge vult aan.

Wat leuk dat jullie ons iets willen vertellen over het specialisme donorarts! Hoe zijn jullie hier terecht gekomen?
Sanneke: Na een aantal jaar op meerdere plekken als arts gewerkt te hebben, wist ik eigenlijk niet goed meer wat ik wilde. Ik had net ontslag genomen als anios chirurgie, omdat de hectische werkomgeving van het ziekenhuis toch niet goed bij me bleek te passen. Ik wilde even totaal iets anders, vooral iets met wat meer structuur. Zodoende ben ik gaan zoeken op internet naar interessante vacatures en kwam ik de vacature donorarts bij Sanquin tegen. Ik kon een dag meelopen, waardoor ik een beter beeld kreeg van de basistaken van een donorarts bij Sanquin en had het idee dat dit werk me wel de rustigere en meer gestructureerde werkomgeving kon bieden die ik op dat moment nodig had. Zodoende ben ik gestart met het werk als donorarts bij Sanquin, wat ik uiteindelijk één jaar heb gedaan. Momenteel ben ik op zoek naar de volgende uitdaging.

Inge: Zelf ben ik bij Sanquin terecht gekomen na één jaar als anios interne geneeskunde te hebben gewerkt. Het idee dat ik van de interne geneeskunde had, bleek in de praktijk toch anders te zijn: weinig tijd voor de patiënten, veel overleggen, regelen van onderzoeken, hiërarchie in het ziekenhuis. Dat waren allemaal factoren die mij opbraken. Toen kreeg ik een oproep voor bloeddonatie binnen, en per toeval kwam ik op de website het kopje ‘vacatures’ tegen. Ik reageerde op de functie donorarts en nu, 15 jaar later, werk ik hier nog steeds met plezier.

Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Sanneke: Als donorarts ben je (eind)verantwoordelijk voor de medische zaken van de keuringssessies. De meeste keuringen worden uitgevoerd door specialisten bloedinzameling, de mensen die bij het gehele bloedafnameproces betrokken zijn, maar onder andere nieuwe donoren en sommige senioren keur je zelf. Bij zo’n donorkeuring neem je de vragenlijst, die zij vooraf hebben ingevuld, door en bepaal je of de donor wel of niet (die dag) mag doneren. Daarnaast meet je de bloeddruk en het hemoglobine middels een vingerprik. Bij nieuwe donoren geef je uitleg over het proces en aandachtspunten van doneren.

Verder ben je als donorarts het aanspreekpunt voor de specialisten bloedinzameling en zorg je dat de donor, als er complicaties optreden tijdens het doneren, de juiste zorg krijgt. Daarnaast controleer je de keuringen die uitgevoerd zijn door de specialisten bloedinzameling op medische inhoud.

Naast de basistaken kun je bijvoorbeeld ook de landelijke telefoondienst op je nemen, afwijkende testuitslagen (zoals positieve hepatitis B en hiv testen of een te laag ferritine) afhandelen of deelnemen aan een werkgroep; zoals de werkgroep die richtlijnen maakt waar donoren aan moeten voldoen voor een veilige donatie. Daarnaast heeft elke bloedbank locatie een ‘senior donorarts op locatie’ die zich meer met organisatie bezighoudt.

Inge: Ik ben begonnen als algemeen donorarts. Later ben ik doorgegroeid naar senior donorarts, waarbij je meer verdieping en taken buiten de afnamesessies om hebt.
Verder is mijn grootste nevenfunctie keyuser eProgesa DG. eProgesa is ons belangrijkste softwaresysteem, waarin alles wordt bijgehouden, van registratie van de donor aan de balie tot uitgifte van het product richting ziekenhuis. Indien er bijvoorbeeld een vraag op de vragenlijst moeten worden veranderd, is het aan mij om dit goed te regelen met onze ICT-afdeling.
Je kan dus naast het reguliere werk veel leuke andere dingen doen. En ondanks dat je vaak alleen bent op locatie, leer je toch je collega’s via werkgroepen kennen.

Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Sanneke: Het leuke aan dit werk is de sfeer van de gesprekken met donoren en binnen het team. Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst. Daardoor kun je erg leuke en grappige gesprekken over allerlei willekeurige onderwerpen hebben met donoren. Daarnaast vond ik het leuk om over de moeilijkere vraagstukken van de specialisten bloedinzameling na te denken en een weloverwogen beslissing te nemen over het wel of niet doneren. Niet alle aandoeningen staan in de richtlijnen, dus me verdiepen in een niet veelvoorkomende aandoening en beslissen over het mogelijke bijbehorende risico voor donor of ontvanger was een leerzame uitdaging

Het minder leuke aan het werk vond ik de verdeling van de werkdruk. Op het ene moment had ik maar een paar keuringen gepland in de agenda, terwijl op andere momenten naast een volgeplande agenda ook nog een aantal seniorenkeuringen en vraagstukken stonden te wachten.

Heb je veel administratie tijdens je dag?
Sanneke: De administratie vond ik goed te doen, het is niet zoveel als in het ziekenhuis. Tijdens de keuringen is het de bedoeling dat bepaalde medische informatie in het dossier wordt genoteerd en dat de vragenlijst die de donor heeft ingevuld ook in de computer gezet wordt. Dit kon ik bijna altijd helemaal tijdens de keuring doen, terwijl de metingen bezig waren. Hierdoor was een keuring ook echt afgesloten als de donor de kamer weer uitliep om de donatie te gaan geven.

Het andere deel van de administratie, het controleren van de medische inhoud van de keuringen uitgevoerd door de specialisten bloedinzameling, probeerde ik zoveel mogelijk tussendoor te doen. Dit betreft vooral het doorlezen van de toelichting op het vragenformulier en zorgen dat dat in lijn was met de regels van de richtlijnen. Op het moment dat daar iets niet leek te kloppen, zocht je verheldering in het dossier of bij degene die de keuring verricht had en probeerde je dit, waar nodig, (samen) op te lossen.

“Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst.”

Werk je veel samen met andere artsen of ben je met name met je eigen taken bezig?
Sanneke: Als donorarts ben je voornamelijk met je eigen taken bezig. Tijdens de keuringssessies ben je in principe de enige arts op locatie en werk je samen met de specialisten bloedinzameling. Je werkt in sommige werkgroepen wel samen met andere artsen en je ziet de artsen uit je eigen regio eens in de paar maanden tijdens een training of intercollegiaal bespreekmoment.

Hoe werkt de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot donorarts? Hoe ziet vervolgens de opleidingstijd eruit?
Inge: Sinds 2015 is donorgeneeskunde een erkend profiel geworden. Sinds vorig jaar is de volledige opleiding eindelijk van start gegaan, deze wordt via de NSPOH geregeld en valt onder de opleiding arts Maatschappij + Gezondheid. Je solliciteert via artsMG.nl en de selectieprocedure is competentiegericht.
De opleiding bestaat uit twee fasen, waarbij in de eerste fase de sociaalgeneeskundige basis wordt gelegd en de specialisatie in één van de acht profielen wordt voldaan; jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding, medische milieukunde, sociaal medische indicatiestelling en advisering, beleid en advies, vertrouwensarts en donorgeneeskunde.

Je start als arts in opleiding tot specialist met een opleidingsperiode van negen maanden bij een als opleidingsinstelling erkende organisatie binnen de donorgeneeskunde: Sanquin, Matchis, NTS of Eurotransplant. Ben je bij start van de opleiding al minstens een jaar werkzaam als donorarts bij een erkende opleidingsinstelling? Dan start je de eerste opleidingsperiode in principe bij een andere opleidingsinstelling. Daarna volg je twee stages van drie maanden: een klinische stage en een stage in de breedte van het werkveld van de arts Maatschappij + Gezondheid. De stages zijn gericht op verbreding en verdieping van je expertise en worden afgestemd op je individuele opleidingsplan. Vervolgens ga je door met een opleidingsperiode van zes maanden. Dit doe je bij een andere opleidingsinstelling dan de organisatie waar je je eerste opleidingsperiode hebt gevolgd. Je sluit de opleiding af met een keuzestage op basis van je individuele opleidingsplan. Deze stage duurt drie maanden.
Gedurende de hele opleiding volg je gemiddeld één dag per week over diverse thema’s cursorisch onderwijs bij de NSPOH. Ook de juridische grondslag van je werk en advies- en gespreksvaardigheden komen aan bod. Voor verdieping volg je keuzeonderwijs.  Daarnaast volg je – samen met de deelnemers van de andere eerste faseopleidingen M+G – sociaalgeneeskundige onderwijsmodules bij NSPOH.
De opleiding tot donorarts KNMG is duaal ingestoken: deels theoretisch, maar vooral ook praktijkgericht. Je krijgt opdrachten die je toepast in je dagelijkse werk bij je opleidingsinstelling. Afhankelijk van de omvang van je dienstverband, duurt de opleiding tot donorarts KNMG twee jaar.
Na afronding van de eerste fase kun je doorstromen naar de tweede fase arts M+G.  In de tweede opleiding word je opgeleid tot arts Maatschappij + Gezondheid. Je hoeft de tweede fase niet dírect na de eerste fase (profielopleiding) te volgen. Je kunt ook eerst een tijd aan de slag als donorarts. 

Draai je als donorarts diensten? Hoe zien deze diensten eruit en voor wat voor zaken word je dan gebeld?
Sanneke: In principe heb je geen diensten naast je reguliere werk. Als donorarts word je ingeroosterd voor de keuringssessies, die zowel in de ochtend, middag als de avond zijn, waarbij de eindtijd in principe 21:00 uur is. Eens in de maand zijn de bloedbank locaties ook open op zaterdagochtend, dus dat is de enige ‘extra’ onregelmatigheid waar je als donorarts mee te maken krijgt.

Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Sanneke: Dit specialisme is anders dan je als arts gewend bent. Het gaat om gezonde mensen die vrijwillig komen en dat geeft een andere sfeer. Je bent als donorarts wel medisch inhoudelijk bezig, maar benadert dat op een andere manier. Het gaat dus niet om het uitzoeken wat iemand heeft en dat vervolgens behandelen, maar juist om het volledig samenvatten van iemands gezondheid en daarover oordelen of het wel of niet samengaat met donorschap. Je doet weinig ‘echte’ verrichtingen, dus geen kleine ingreepjes of bloedprikken, alleen een bloeddruk- en hemoglobinemeting. Het is een rustigere werkomgeving dan het ziekenhuis, maar kan op sommige momenten alsnog wel aanvoelen als ‘hollen of stilstaan’. Het vereist dat je kunt schakelen tussen je eigen werkzaamheden en vragen en problemen vanuit de werkvloer. Wel is je werk (bijna altijd) echt klaar aan het einde van je dienst en de meeste dingen die nog gedaan zouden moeten worden als je sessie voorbij is, kunnen overgedragen worden aan de aflossende donorarts of kun je zelf op een later moment oppakken.

Belangrijkste tip die ik mee kan geven, is dat je iets zoekt wat je echt leuk vindt. Ga bij jezelf na wat voor soort werk en werkomstandigheden bij je passen, wat je leuk vindt en waardoor je het naar je zin hebt tijdens werk. Ook weten wat niet goed bij je past, is waardevol in de zoektocht naar wat je later wilt worden.

Je bent zelf ook nog bezig met jouw zoektocht. Hoe pak je dat aan?
Sanneke: Tijdens mijn werk bij Sanquin heb ik extra tijd gestoken in het uitzoeken wat voor werk bij me past via onder andere loopbaan coaching. Het is naar mijn idee erg helpend om met iemand, die daar meer verstand van heeft, door te nemen waar de knelpunten in je werk zitten en wat voor werkomstandigheden helpend en niet-helpend zijn. Uit dat traject zijn een aantal werkrichtingen, zowel binnen als buiten het ziekenhuis en als arts en als niet-arts, naar voren gekomen. Mijn volgende stappen zijn om die richtingen verder uit te diepen, zoveel mogelijk meelopen om een goed beeld te vormen of het bij me past en uiteindelijk een weloverwogen keuze maken. En blijven uitproberen, want zolang je iets niet probeert en dus niet zelf ervaart, weet je ook niet hoe het is om dat werk te doen en of het bij je past.

Brief aan mijn jonge zelf

Advies voor mijn jongere ik als co-assistent

Lieve (jonge) Inoek,

Wat goed dat je zo geniet van je coschappen en ziet dat je bevoorrecht bent. Het geluk dat je dokter mag worden en nu tijdens je coschappen op allerlei plekken in het ziekenhuis mag meekijken en proeven wat het beste bij je past. Ik weet nog goed hoe je een aantal jaren geleden met lichte jaloezie naar de dokters in witte jas rondkeek toen je in het ziekenhuis was. Zij hadden állemaal geneeskunde gestudeerd, de studie die jij zo graag wilde doen, maar waarbij je uitgeloot was. En nu: nu heb je de bachelor gewoon al afgerond! De tijd vliegt. Blijf zo genieten van je studie en het ziekenhuisleven, je bent een geluksvogel.

En wat doe je je best en wat werk je hard! Altijd pro-actief als co-assistent overdag, maar ook vaak ’s avonds wanneer je alle moeilijke woorden of termen die je overdag niet snapte opzoekt of dingen voorbereidt. Je bent soms zo bang dat je te weinig weet als co-assistent en als jonge dokter straks. Je bent vaak zo onzeker. Zonde! Ik kan je nu vertellen: het komt allemaal goed. Kennis vergaren, ervaring opdoen en dokter zijn, het kost tijd. Dat lukt je niet in een coschap, dat moet je ook niet willen. Gun jezelf die tijd en probeer niet zo ongeduldig te zijn ;).

En wat betreft die eeuwige vraag ‘weet je al welk specialisme je wilt gaan doen?’. Blijf eerlijk toegeven dat je het nog niet weet, dat maakt helemaal niet uit. Er is nog meer dan genoeg tijd! En iedereen die zegt dat je het toch echt al wel een beetje moet weten, omdat je er anders niet meer tussen komt, negeer ze! Het is onzin. Neem de tijd om een weloverwogen beslissing te nemen en vertrouw op je gevoel. En als je het toch even niet meer weet? Geen paniek, dan ga je toch gewoon in gesprek met anderen en richt je een website op ;)?

Alle gekheid op een stokkie. Wees jezelf, wees dankbaar en maak je niet te druk. Het komt allemaal goed!

Liefs,
Je oudere zelf

 

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Annemiek

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

Deze week het verhaal van Annemiek. Zij was in opleiding tot cardioloog, maar besloot over te stappen naar de opleiding tot huisarts. Het niet op je plek voelen in een bepaalde opleiding of op een bepaalde werkplek kan enorm lastig zijn. Het laat je twijfelen over eerdere keuzes, je toekomst en misschien wel jezelf. Wat moet je doen als je deze twijfels hebt? Annemiek vertelt hoe zij dit ervaren heeft.

Annemiek:
‘Op de neurologie na vond ik al mijn coschappen leuk. Ik had plezier in het patiëntencontact en de (patho-)fysiologie van de bijbehorende ziektebeelden. Ik merkte ook dat een goede werksfeer en fijne collega’s ervoor zorgde dat ik het ergens naar mijn zin kon hebben. Al snel kwam ik tot de conclusie dat ik meer een beschouwend type ben, maar dat ik het ook leuk vind om praktisch te kunnen handelen. Tijdens mijn master geneeskunde heb ik voor het eerst kennis gemaakt met het specialisme cardiologie. In mijn vierde en vijfde jaar liep ik een coschap bij dit specialisme en in mijn zesde jaar mijn wetenschappelijke en semi-arts stage. Ik had er dus al een flink aantal uur cardiologie op zitten toen ik afstudeerde als arts. Ik wilde graag promotieonderzoek doen, maar ik zag het niet zitten om vier jaar uit de kliniek te gaan. Uiteindelijk kon ik als anios cardiologie aan de slag en tegelijkertijd starten met een promotietraject. Dit leek me een ideale combinatie voor de komende jaren. Echter, na een jaar bleek er geen geschikte kandidaat te zijn voor aios cardiologie en kreeg ik deze plek aangeboden. Hier ontstonden mijn eerste twijfels, maar ik wist dat ik graag in het ziekenhuis wilde gaan werken en dit was een mooie kans, dus ben ik ervoor gegaan. 

Als ik achteraf naar dit moment terugkijk, denk ik niet dat ik de keuze voor de cardiologie heel bewust heb gemaakt. Ik had het naar mijn zin, maar ik heb nooit heel goed overwogen of dit vak ook op de lange termijn bij me zou passen. Na eerst een jaar opleiding cardiologie, begon ik met mijn vooropleiding bij de interne geneeskunde. Hier werd al iets meer duidelijk dat de cardiologie mogelijk geen goede match voor mij was. Ik vond de werksfeer bij de interne geneeskunde fijner, merkte dat ik bepaalde fysiologie en ziektebeelden interessanter vond en kreeg ik meer tijd om de patiënt in zijn geheel te kunnen behandelen. Ik wilde zowel het somatische als het psychische deel van de patiënt aandacht geven; wat betekent een ziekte voor mijn patiënt? Daar was binnen de cardiologie naar mijn mening weinig ruimte voor. Ik ervaarde daarnaast ook veel stress: diensten die altijd langer waren dan gepland, continu bezig met leven of dood en ontelbare telefoontjes. Ik had het gevoel dat ik de hele dag aan moest staan. Stages die andere aios cardiologie erg leuk vonden, vond ik juist niet leuk en dat maakte me ook aan het twijfelen of ik wel een echte aios cardiologie was (voor zover die bestaat). Daarnaast waren er ook andere factoren die in deze periode meespeelde: ik had mijn eerste kindje gekregen, ik was mijn promotieonderzoek aan het afronden en ik merkte dat de banenmarkt niet veelbelovend was. 

Ik ben veel gaan praten toen ik merkte dat de twijfels meer en serieus werden. Vooral met mensen buiten de cardiologie: de opleider van de interne geneeskunde, een coach, mijn man en andere familie die belangrijk voor me was. Wat me opviel was dat niemand eigenlijk snapte waar mijn twijfels vandaan kwamen. Deze mensen dachten dat ik moe was van het harde werken en de flinke periode waar ik even doorheen moest. Door deze gesprekken verdween de keuze om wel of niet door te gaan als aios cardiologie naar de achtergrond. Toen ik verder in de opleiding kwam en vaardigheden moest leren waar ik helemaal geen plezier in had, vroeg ik mezelf af; waar ben ik mee bezig? Ik wilde mijn kinderen helemaal niet het voorbeeld geven dat je kostte wat kost moet doorgaan met iets waar je aan begonnen bent en dat was wel wat ik op dat moment aan het doen was. Dat was voor mij het moment dat ik de keuze maakte om te stoppen. Ik heb hierover nog met mijn coach gesproken, wat mijn besluit alleen maar bevestigde. 

” En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt. “

Uiteindelijk heb ik er ruim drie jaar over gedaan om een definitief besluit te nemen. Die periode was bij vlagen heel zwaar, maakte me onzeker en ik voelde me soms eenzaam. Dit kwam onder andere doordat mijn omgeving mij niet echt steunde en mijn gedachtes niet goed begrepen. Ook is het lastig om dit onderwerp met je opleider te bespreken. Maar terugkijkend is het ook een belangrijke periode in mijn leven geweest; ik heb mijzelf beter leren kennen, ben dokter geworden, heb veel ervaring opgedaan en ik zou deze periode ook echt niet hebben willen missen. Ik weet nog goed toen ik zeker wist dat ik ging stoppen met de cardiologie, dat ik op weg naar huis heb moeten huilen. Het voelde een beetje als rouw: ik moest iets gaan loslaten wat een hele poos mijn leven was en waar ik als klein meisje al van droomde: dokter worden in het ziekenhuis en dat beeld moest ik bijstellen Daarnaast had ik er natuurlijk veel tijd en energie in had gestoken en waar ik zo veel geleerd had als dokter en als mens. En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt.

Ik ben tijdens de periode van twijfel gaan zoeken naar wat ik wel wilde. Ik wilde namelijk niet stoppen voordat ik iets anders had. Ik heb de interne geneeskunde overwogen, maar uiteindelijk is het huisartsengeneeskunde geworden. De vrijheid van het vak, dichtbij huis kunnen werken, het belang van goede communicatieve vaardigheden en het echt naast de patiënt kunnen staan, is iets waar ik energie van krijg. Tot op de dag van vandaag bevalt het me erg goed. Ik ben ook blij met alle ervaringen die ik in het ziekenhuis heb opgedaan, maar ook wat ik in die periode over mezelf heb geleerd; wat ik echt belangrijk vind in mijn werk en mijn leven ernaast. 

Mijn tip: blijf dichtbij jezelf: wat vind jij leuk om te doen? Waar krijg jij energie van? Hoe zie je je baan passen in de rest van je leven? Dit kan per fase in je leven veranderen, want jij kan zelf als mens ook veranderen, en dat is oké.’

Zorg die anders kan: palliatieve zorg

Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker, beter of gewoon anders kan. Deze week ga ik in gesprek met Sander de Hosson en Nick Dekker over palliatieve zorg en waarom dat veel meer aandacht mag krijgen in de opleiding tot arts, maar ook in de vervolgopleidingen tot medisch specialist en in zijn algemeenheid in het ziekenhuis. Sander de Hosson, longarts, auteur van twee boeken en ervaren columnist, is medeoprichter van Carend, een zorgplatform voor en door zorgverleners om palliatieve zorg onder de aandacht te brengen. Nick Dekker, aios interne geneeskunde wil graag oncoloog worden, heeft een actieve rol binnen Carend in is recent gestart met ‘de Carend podcast’ waar hij in gesprek gaat met iedereen die betrokken is bij de palliatieve zorg: van arts tot patiënt en van verpleegkundige tot uitvaartverzorger.

Sander: ‘Carend is zo’n twintig jaar geleden eigenlijk al ontstaan. Ik was in opleiding tot longarts en een van mijn collega’s, Sabine, was in opleiding tot internist-oncoloog. Op de afdeling waar wij werkten overleden veel patiënten en kwamen we tot het besef dat we daarover weinig geleerd hadden in onze opleiding tot arts. Want hoe praat je met iemand die dood gaat? Wat voor zorg is dan belangrijk? En hoe begeleid je iemand op zijn sterfbed? Allemaal essentiële taken van dokters, maar waarover niets geleerd werd in de geneeskunde opleiding. Er werd, en misschien wel wordt, dokters vooral geleerd welke ziekte bestaan en hoe deze te behandelen, maar niet zozeer wat we voor patiënten kunnen betekenen als ze niet meer beter worden. Het voelde als de olifant in de kamer: de dood, een gespreksonderwerp om te vermijden. Dat moest anders vonden wij, we wilden het taboe doorbreken en de palliatieve zorg op de kaart zetten. Zo hebben we destijds al samen met drie anderen het boek ‘Probleemgeörienteerd denken in de palliatieve zorg’ geschreven. Nadien ben ik verhalen en columns gaan schrijven. Die zijn uiteindelijk gebundeld tot het boek ‘Slotcouplet’ dat in 2018 uitkwam. In 2023 verscheen tevens het boek ‘Leven toevoegen aan de dagen’ dat ik samen met Els Quaegebeur geschreven heb.
Pas jaren later, in september 2020, werd Carend officieel opgericht. De ziekenhuizen werden destijds overspoeld met doodzieke patiënten die besmet waren met het COVID-19 virus. Veel patiënten werden niet meer beter en palliatieve zorg werd plotsklaps enorm actueel op vrijwel alle afdelingen van het ziekenhuis. Het doel van Carend is maatschappelijke bewustwording en kennis overbrengen voor zorgverleners. Dat laatste doen we door middel van webinars, congressen, maar ook door regionale en zelfs landelijke scholingen. Maatschappelijke bewustwording doen we doormiddel van bijvoorbeeld de sire reclame ‘praat over de dood’ die we mee ontwikkeld hebben, maar ook door mijn columns en door de Carend podcast die Nick recent heeft opgezet.’

Nick: ‘Ik heb inderdaad de Carend podcast opgezet. De eerste aflevering is in september 2023 online gekomen en we hebben al 10.000 luisteraars bereikt, een prachtige mijlpaal! Recent hebben we de goedkeuring gekregen om nog eens 40 afleveringen te maken in 2024. We hebben een podcast ontwikkeld omdat dat een breder publiek trekt dan de webinars, die met name door zorgverleners worden bijgewoond. Daarnaast vinden we het belangrijk om juist ook door de ogen van de patiënt naar palliatieve zorg te kijken. Want er wordt veelal over de patiënt gepraat, maar niet met de patiënt, dat doen we in de podcast dus wel. Bij de webinars en congressen staat vaak de zorgverlener centraal, dat is meer informatief.’

Wat een mooie doelen en wat goed dat jullie je hiervoor inzetten! In mijn opleiding tot arts heb ik inderdaad, als ik er zo eens over nadenk, weinig colleges gehad over doodgaan en palliatieve zorg. Terwijl dat vrijwel het enige gegeven is in een mensenleven en dus iets is waar al onze patiënten uiteindelijk mee te maken krijgen.

Sander: ‘Ja, eigenlijk is dat ook echt gek. Maar het is aan de andere kant wellicht ook begrijpelijk, want het is best een lastig gespreksonderwerp. Palliatieve zorg en het gesprek daarover aangaan vraagt in zekere mate wel om lef. Doorbehandelen is soms makkelijker. Velen hebben de overtuiging dat dokters er zijn om te genezen. Dus als patiënten dan toch overlijden kan dat als falen voelen. Daarnaast heerst er veel onzekerheid bij dokters, mede omdat ze vaak weinig kennis hebben over het stervensproces. Patiënten willen er vaak wel over praten, maar durven er niet zelf over te beginnen. Ze willen dat de arts erover begint. Maar omdat veel dokters er niet over beginnen om allerlei redenen, wordt er niet over gesproken.’

Nick: ‘Weinig kennis speelt zeker mee, maar ook het feit dat er vaak over de patiënt gesproken wordt in plaats van met de patiënt. Of dat er met name in het EPD (elektronisch patiëntendossier red.) gekeken wordt in plaats van het gesprek aan te gaan. De menselijke connectie maken wordt zeker niet altijd gedaan, en ook dat wordt jonge dokters niet altijd geleerd in de opleiding. Ik probeer echt in contact te komen met de patiënt. Op de poli vraag ik patiënten vaak ‘wat moet ik van jou als mens weten om de beste zorg te leveren?’ in plaats van te vragen hoe het gaat en direct de scanuitslagen en dergelijke te bespreken. Die vraag levert vaak direct een mooi en open gesprek op. Ik probeer de patiënt echt te leren kennen. Ik vraag ze bij het eerste poli contact ook vaak eerst of ze iets over zichzelf willen vertellen, praten over de verwijzing en ziekte komt daarna. Wat de patiënten me dan vertellen schrijf ik apart op, zo kan ik in een later contact altijd nog eens vragen naar de kleinkinderen of hobby’s. Doordat ik de patiënten echt probeer te leren kennen, kan ik vaak beter inschatten welke behandeling of aanpak past bij de patiënt.
De podcast heeft er eigenlijk voor gezorgd dat ik hier nog bewuster mee bezig ben. Eén van de patiënten die ik sprak voor de podcast vertelde namelijk ‘iedereen vraagt hoe het met de kanker gaat, maar niemand vraagt echt hoe het met mij gaat’. Dat vond ik zo schrijnend.’

Sander: ‘En niet alleen praten over het sterven is belangrijk, er zijn ook middelen nodig. We moeten echt af van het idee dat als iemand geen medische behandeling meer krijgt ‘we niets meer voor diegene kunnen doen’. Elke patiënt verdient de beste zorg, ook de patiënt die niet meer beter wordt. Maar ook op dit vlak hebben we zeker al stappen gezet! Zo werd een blaaskatheter in de stervensfase niet vergoed, beschamend vond ik dat. Recent hebben zorgverzekeraars aangegeven dit te gaan oplossen. Ook de palliakit gaat vergoed worden, dit is een kit met de belangrijkste middelen voor de stervensfase thuis zoals katheters, infuusbenodigdheden en middelen voor eventuele palliatieve sedatie. Een ander mooi initiatief is de waakmand, voor familie die waakt in het ziekenhuis of een verzorgingstehuis. We hopen dat dit soort zaken standaard zorg gaan worden. Want zoals vaker gezegd: elke patiënt verdient de beste zorg.’

Wil je meer weten over palliatieve zorg? Bezoek dan de website www.carend.nl, woon een van de webinars bij of luister naar de Carend podcast op Spotify.

In gesprek met een AIOS dermatologie

 Voor het eerste interview van het nieuwe jaar gaan we in gesprek met Sean Retra, aios dermatologie in het RaboudUMC in Nijmegen. Huidproblematiek is iets waar iedere dokter mee te maken krijgt in zijn of haar loopbaan. Maar wat houdt dit specialisme eigenlijk in?

Wat leuk dat je ons iets wil vertellen over jouw specialisme: dermatologie! Wat maakte dat je voor dit specialisme hebt gekozen?
Aan het begin van mijn geneeskundeopleiding wilde ik neuroloog of huisarts worden, maar die coschappen vielen mij wat tegen. Ik werd daar niet warm van. Tijdens mijn wetenschappelijke stage in het vijfde jaar van de master ben ik uiteindelijk (per toeval) bij de dermatologie beland. Ik heb daar mijn enthousiasme voor het vak ontwikkeld. Voor mijn keuzecoschap en laatste coschap heb ik dan ook voor de dermatologie gekozen. De combinatie van (snelle) poliklinische contacten en de operatieve vaardigheden maakt het vak mijns inziens super uitdagend en gevarieerd. Binnen de dermatologie kan je vaak op het oog een (differentiaal) diagnose stellen. Als dermatoloog ben je verder overwegend zelf (monodisciplinair) verantwoordelijk voor je patiënt van het begin (stellen van de diagnose) tot het eind (de behandeling en de follow-up). Daarnaast is de huid een uitermate interessant orgaan met verschillende uitingen: van eczeem tot huidkanker en van spataderen tot psoriasis. Zelfs binnen hetzelfde huidbeeld zie je een zeer diverse populatie, iedereen ervaart zijn huidprobleem anders. De ene patiënt kan vertrekken met een zalfje en de andere patiënt heeft orale medicatie nodig.

 Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Dat is een beetje afhankelijk van de werkplek en eventuele stages die je als AIOS doet, maar over het algemeen betreft het een spreekuur op de polikliniek, een OK-programma of tijd om je administratie uit te werken. Verder heb je een (middag)overdracht, patiëntbesprekingen en mogelijke neventaken zoals het organiseren van onderwijs, interne commissies en coassistentenonderwijs. Maar al met al: iedere dag verschilt en dat maakt het juist zo leuk. Elke patiënt die je ziet heeft een andere huid, een ander verhaal en een andere achtergrond. Je benadert iedere patiënt dan ook anders.
Daarnaast vind ik mijn werk-/privébalans belangrijk.  Na een dag werken doe ik niks liever dan ’s avonds nog lekker (uit) eten, sporten, borrelen en/of bankhangen.

 Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Naast de algemene dermatologie en de patiënten die op je spreekuur langs komen, vind ik vooral de operaties erg leuk en uitdagend. Van ‘simpele’ huidplekjes wegsnijden op de romp tot uitgebreide reconstructies en verschuivingen in het gelaat nadat de patiënt geopereerd is vanwege huidkanker. En verder zoals net genoemd: iedere dag is anders en je dagen zijn gevarieerd met een scala aan verschillende personen. Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.
Maar er zijn natuurlijk ook aspecten die minder leuk zijn binnen het vak. Vooral de administratieve last die bij de vele patiëntcontacten hoort is het minst motiverend, maar dat zal bij ieder specialisme het geval zijn.

Hoe vond jij de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot dermatoloog?
Ik heb in totaal twee jaar als ANIOS ervaring opgedaan voordat ik in opleiding kwam. Eén jaar in een groot perifeer ziekenhuis (Catharina ziekenhuis in Eindhoven) en één jaar academisch (Radboudumc in Nijmegen). Ik heb heel veel geleerd in mijn ANIOS-tijd en zowel de combinatie van perifeer als academisch heeft mij veel gebracht.
De opleiding voor dermatoloog volg je grotendeels bij de universitair medische centra en de sollicitatieprocedure verschilt per ziekenhuis. Op de ene plek vinden ze graag dat iemand gepromoveerd is, terwijl een andere plek wil dat iemand eerst als ANIOS in hun centrum heeft gewerkt zodat ze iemand kunnen leren kennen. Ook het aantal vacatures voor AIOS-plekken verschilt per ziekenhuis.

 

“Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.”

 

 Hoe ziet vervolgens jouw opleidingstijd eruit?
De opleiding tot dermatoloog duurt fulltime vijf jaar. Je volgt de opleiding deels in de academische ziekenhuizen en deels in perifere ziekenhuizen. Gedurende deze periode doorloop je verschillende stages en facetten die bij het dermatologisch specialisme thuishoren. Voorbeelden hiervan zijn een kwartaal spataderstage waarin je zelf echo-onderzoeken en laserbehandelingen uitvoert, een kwartaal het gecombineerde reumatologie-/dermatologiespreekuur samen met een reumatoloog en een kwartaal verdieping bij het seksuologie spreekuur waarbij SOA’s aanbod komen. Een verdieping in bijvoorbeeld cosmetische dermatologie is ook mogelijk. Kortom: zeer gevarieerd. Je kan het landelijke opleidingsplan online vinden als je het nog uitgebreider wilt bekijken. Tijdens de opleiding heb je onder andere ook meerdere congresdagen met collega AIOS uit alle opleidingscentra van het land. Dit is behalve leerzaam ook een goed moment om je toekomstige collega’s te leren kennen (tot in de late uurtjes).

 Wat mogelijk niet veel mensen weten, is dat de dermatologen ook diensten draaien. Heb je vaak dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit? Voor wat voor problemen word je gebeld?
Je hebt inderdaad als dermatoloog en assistent diensten. Dit zijn bereikbaarheidsdiensten. Aansluitend na je werkdag of in het weekend kan je gebeld worden over patiënten. Denk dan bijvoorbeeld aan nabloedingen na operaties of vragen over opgenomen patiënten in het ziekenhuis.
Vaak kan je de vragen telefonisch beantwoorden. Het aantal telefoontjes varieert ook sterk.  Soms is een fysieke beoordeling vereist. Veel huidaandoeningen kunnen prima wachten tot de volgende werkdag of na het weekend, maar er zijn ook zeker indicaties om in de nacht in huis te komen. Gelukkig komen deze spoedsituaties zelden voor. In een universitair medisch centrum zul je wat vaker gebeld worden, omdat de huidproblematiek daar wat ingewikkelder kan zijn. De ene keer word je helemaal niet gebeld in een dienst en de andere keer hang je als een telefoniste aan de telefoon. Gelukkig weten de collega’s van de andere specialismen over het algemeen wel dat de dermatoloog ’s avonds gewoon in zijn bed ligt en vinden de telefoontjes vooral overdag plaats.
Hoe vaak je dienst hebt verschilt per centrum. Ikzelf heb gemiddeld vier weekdiensten en vier weekenddiensten in een jaar. In de periferie had ik wat vaker dienst.

Hoe zie jij jezelf later als dermatoloog werken als je je opleiding hebt afgerond?
Ik zie mezelf werken op een plek waarbij ik mijn passie voor het vak zowel poliklinisch als operatief kan uitvoeren en mezelf nog verder kan blijven uitdagen. Een combinatie met het opleiden en begeleiden van zowel AIOS als ANIOS zou mij daarnaast veel energie geven. Maar het belangrijkste vind ik een werkplek waar ik met plezier naar toe ga.

 Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Houd je ogen open tijdens je coschappen, maar ook als je ergens al als (jonge) dokter werkt. Waar word je enthousiast van en waarvan denk je: hier ga ik met plezier naar toe? Het is goed om bij jezelf na te gaan of je vooral beschouwende specialismes leuk vindt of dat je ook graag praktisch bezig wilt zijn. Ook of je binnen of buiten het ziekenhuis wilt werken en het wel of niet willen draaien van (bereikbaarheids)diensten draagt bij aan de keuze. Deze keuze hoeft zeker niet gemaakt te zijn aan het eind van de coschappen of als jonge dokter. Doe eerst ervaring op en geniet van het mooie doktersvak. Er zijn zo veel wegen die je kan bewandelen met je artsendiploma. Ook buiten het ziekenhuis en buiten de eerstelijnszorg. Het belangrijkste is gewoon dicht bij jezelf te blijven, want dan maak je voor jezelf de beste keuzes. Je moet niet kiezen voor een ander!