Ik kende meneer T al een tijdje, hij kwam zo nu en dan op het spreekuur. Hij had een aantal jaar voor zijn zieke moeder gezorgd en was zelfs bij haar ingetrokken. Enkele jaren geleden is zij overleden en sindsdien is meneer T alleen. Hij trekt zich terug en houdt sociale contacten af. De een zou hem een kluizenaar noemen, de ander vindt dat hij zichzelf verwaarloost. Meneer T zelf vindt het wel prima zo, zolang hij maar af en toe op mijn spreekuur mag komen om over zijn gezondheid te praten. Meneer T is een vriendelijke man, die het waardeert als ik over zijn eenzaamheid begin. Ik respecteer het wanneer hij alle oplossingen weigert die ik aandraag om deze eenzaamheid te verminderen. We spreken over het leven en onze vertrouwensband versterkt met elk contact.
Het is een verrassing als ik meneer T eerder op mijn spreekuur zie dan verwacht. Hij had de hele nacht al buikpijn gehad, maar wilde per se door mij beoordeeld worden. In het ziekenhuis bleek hij een darmafsluiting door een zeldzame darmtumor te hebben. Allerlei onderzoeken en gesprekken met specialisten volgden; er werd een prachtig behandelplan opgesteld. En meneer T? Die was op dat moment het meest geholpen door het ‘simpele’ advies van de huisarts om twee keer per dag een half zakje vezels te nemen. De angst voor opnieuw een afsluiting was groot, maar een heel zakje in één keer gaf hem veel diarree. ‘Dank u dat u er bent en naar mijn zorgen wil luisteren’. Wat is het toch mooi, zo’n vertrouwensband.
