Column LAD: Wilt u gereanimeerd worden?

Vorige week verscheen alweer mijn zesde column in het tijdschrift van de Landelijke Artsenvereniging in Dienstverband (LAD). ‘Wilt u gereanimeerd worden?’ gaat over dat lastige gesprek over eventuele behandelbeperkingen wat we dagelijks voeren met onze patiënten, vaak op de spoedeisende hulp. Want hoe voer je dat gesprek? Wat willen we eigenlijk weten? En wat is nou een goede vraag om te stellen? Wat is kwaliteit van leven voor onze patiënt en hoe komen we daarachter?
Het blijft lastig en zoals je kunt lezen heb ik de oplossing nog niet gevonden.
Hoe ga jij dit gesprek aan met jouw patiënten?

In gesprek met een Arts Voortplantingsgeneeskunde

Deze week een bijzondere blog, namelijk met een Arts Voortplantingsgeneeskundunde, ook wel eens IVF-arts genoemd.
Voor mij een compleet onbekend specialisme en daarom des te leuker om hier iets over te leren. Want zoals we al vaker hebben gezien via deze website: er is als basisarts zoveel meer te kiezen dan we denken!
Ik ga in gesprek met Linda, die sinds 2016 bij dit specialisme werkt in het academische ziekenhuis te Maastricht, MUMC+.

Linda, wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Hoe zien jouw dagen eruit als Arts Voortplantingsgeneeskunde
Op dit moment combineer ik dagen in de kliniek met een PhD traject. Op klinische dagen doe ik in de ochtend de eicelpuncties, maak ik cyclusdagecho’s of superviseer ik de nieuwe IVF arts(en). Tussen de middag hebben we een patiëntenbespreking en is er tijd voor lunch. Daarna zijn de plaatsingen van de embryo’s, intake gesprekken, zwangerschapsecho’s of evaluatiegesprekken. Op onderzoeksdagen zie ik (onderzoeks)patiënten op een themaspreekuur, neem ik endometriumbiopten af, verwerk ik de data of ben ik bezig met het schrijven van een artikel. Daarnaast ben ik sinds kort gestart met de begeleiding van een nieuwe PhD student.

Hoe ben je eigenlijk bij de Voortplantingsgeneeskunde terecht gekomen?
Ik heb lang gedacht huisarts te willen worden. Maar tijdens het coschap merkte ik dat ik niet echt een generalist ben, het past beter bij mij om me helemaal vast te bijten op één onderwerp. Ik maakte vrij toevallig kennis met de IVF afdeling. Tijdens een korte wetenschapsstage bij de obstetrie deelde ik een kamer met een research nurse van de IVF. Ik liep een dag mee met een IVF arts die promotieonderzoek combineerde met de kliniek. De verschillende werkzaamheden spraken me enorm aan: echo’s, eicelpuncties, embryo’s plaatsen, zwangerschapsecho’s maken, en ook de mogelijkheid om als PhD student het werk als IVF arts te combineren. Je krijgt als IVF arts een inkijkje in een hele bijzondere periode in het leven van een patiënt. Die periode is gevuld met een hele mooie wens, maar gaat vaak ook gepaard met tegenslagen en spanningen. Dit maakt het werk intens, maar ook ontzettend dankbaar. Ik deed destijds de master Arts Klinisch Onderzoeker (AKO), en toen er een kans voorbij kwam om aan de slag te gaan als IVF arts – onderzoeker was de keuze dan ook snel gemaakt!

En hoe word je dan Arts Voortplantingsgeneeskunde, ook wel IVF arts?
Toen ik startte als IVF arts was er nog geen sprake van een specifieke opleiding. De sollicitatie bestond uit het schrijven van een brief en een gesprek met een IVF arts, embryoloog en gynaecoloog. Nadien leerde je het vak op de werkvloer onder supervisie van ervaren collega’s. Sinds kort is er sprake van een opleiding tot Arts Voortplantingsgeneeskunde, welke twee jaar duurt. Je wordt opgeleid in het ziekenhuis waar je als IVF arts bent aangenomen. De ingangseis voor de opleiding is je diploma als basisarts en ingeschreven staan als lid van de Vereniging van fertiliteitsartsen. Daarnaast moet je werkzaam zijn in een kliniek die de opleiding kan aanbieden en zeker niet alle ziekenhuizen hebben deze optie. Vacatures voor een baan als IVF arts komen regelmatig voorbij via de website van de NVOG (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie).

Hoe ziet de huidige opleiding eruit?
In twee jaar leer je door middel van tien verschillende modules (zoals het oriënterend fertiliteitsonderzoek, endocrinologie van de voortplanting, echografie, zwangerschap, endometriose, etc.) alle aspecten van de Voortplantingsgeneeskunde kennen. Zelf voldeed ik door mijn ervaringsjaren en bezoeken aan (inter)nationale congressen aan de opleidingscriteria, en heb ik na het aanleveren van de benodigde documenten de registratie als arts Voortplantingsgeneeskunde verkregen. Iedere vijf jaar dient een herregistratie plaats te vinden.

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?  
De snelle ontwikkelingen op het gebied van artificiële reproductieve technieken en de ethische dilemma’s die daarbij ontstaan vind ik ontzettend interessant. Denk hierbij aan het toepassen van IVF/ICSI behandelingen voor wensouders met een erfelijke aandoening om te voorkomen dat deze aandoening doorgegeven wordt, oftewel PGT (pre-implantatie genetische test). Maar ook IVF/ICSI behandelingen bij transgender personen, of fertiliteitspreservatie (het invriezen van sperma- of eicellen) vanwege een maligniteit of in het kader van social freezing, waarbij je eicellen invriest om op een later moment je eventuele kinderwens te vervullen.
Daarnaast kan ik mijn klinische taken combineren met onderzoek wat een extra uitdaging geeft aan mijn baan. Het presenteren van onderzoek op congressen zorgt ervoor dat we up-to-date blijven en heeft mij al op verschillende plekken gebracht in Nederland, maar ook in Wenen, Copenhagen, Bilbao, Edinburgh, Geneve en onlangs in Los Angeles.    

Heb je als IVF arts ook dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit?
Ja, in het weekend hebben we soms dienst. We zijn dan bereikbaar en komen in huis voor echo’s, inseminaties of embryoplaatsingen. Een groot voordeel vind ik dat ik geen avond- of nachtdiensten heb als IVF arts. Ik ben 1,5 jaar geleden moeder mogen worden van ons zoontje Raf, en met een man als huisarts is het combineren van het gezinsleven met één agenda gevuld met onregelmatige diensten al best een uitdaging! Daarnaast blijft er zo in de avond ook tijd over voor ontspanning zoals een tennistraining, het lezen van een goed boek of een rondje wandelen met een vriendin.

En hoe staat het met de administratielast als IVF arts?
De administratie is denk ik vergelijkbaar met de meeste andere specialismen. Alle consulten worden genoteerd in het Landelijk Specialistisch Fertiliteits Dossier en we maken brieven om de huisarts te informeren over de voortgang van het traject.

Tot slot, heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?  
Kom zeker een dagje mee kijken! We zijn regelmatig op zoek naar nieuwe collega’s en door een dag mee te draaien op de werkvloer krijg je meteen een goed beeld van hoe onze werkdagen eruit zien.


Enthousiast geworden na het lezen van deze blog? Laat het ons weten via instagram of mail

In gesprek met een spoedeisende hulp arts

Deze week is het weer tijd voor een ziekenhuisspecialisme! Toen we jullie via instagram vroegen wat het volgende ziekenhuisspecialisme moest worden waar een blog over zou verschijnen waren jullie vrije duidelijk: de spoedeisende hulp arts. Daarom nemen we jullie deze week mee in het veelzijdige werk van spoedeisende hulp arts Naomi. Daarnaast mogen we de pocket Acute Geneeskunde van Compendium deze week verloten. Check snel de instagram pagina om te zien hoe je mee kunt doen.


Naomi, wat ontzettend leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als spoedeisende hulparts? 
Wat leuk dat jullie mij gevraagd hebben iets te vertellen over mijn werk. Ik ben inmiddels twee jaar klaar met de opleiding tot SEH arts. Wel ben ik nu bezig met een fellowship, een mogelijkheid die in Nederland wordt geboden om je ‘onofficieel’ verder te kunnen ontwikkelen na de opleiding tot het niveau van de vijfjarige opleiding, zoals ze die in alle landen om ons heen kennen. Dit doe ik momenteel in het ETZ in Tilburg, het tweede jaar doe ik weer in mijn opleidingsziekenhuis, het OLVG in Amsterdam. Mijn dagen zijn altijd heel wisselend, sowieso heb ik geen vastigheid in het rooster, meteen hetgeen waar je goed over na moet denken of dit bij je past als je de keuze voor de opleiding maakt. Ik switch tussen dag-, avond-, tussen- en nachtdiensten. Tijdens de dienst kan ik verschillende rollen hebben. Soms heb ik de regie waarbij ik zo veel mogelijk supervisie geef aan coassistenten en arts-assistenten, maar daarnaast ook alle communicatie met de eerste lijn (huisarts en ambulance) doe, ik schakel dan veel met de ‘oudste van dienst’, een verpleegkundige die samen met mij de logistiek van de spoedeisende hulp bewaakt. Tijdens andere diensten heb ik deze rol niet, dan zie ik zelf patiënten en ben ik vrij om supervisie aan bed te geven. De combinatie van deze twee (die overigens niet in elk ziekenhuis aanwezig is, je moet er namelijk met meerdere SEH artsen voor samen in een dienst staan) maakt dat mijn werk nog minder hetzelfde is dan het normaal gesproken al zou zijn. Ook de intensiteit van de diensten wisselt enorm. Het ene moment is er tijd voor een goede kop koffie, het volgende moment sta je alleen maar brandjes te blussen en weet je niet meer waar je het zoeken moet.

Waarom heb jij gekozen voor de spoedeisende geneeskunde? Vond je het destijds een lastige keuze?
Tijdens de studie geneeskunde werd ik vooral getrokken door de chirurgie. Dat werd tijdens mijn coschappen bevestigd, waardoor ik na het afronden van mijn coschappen eerst gekozen heb voor een baan als anios chirurgie. Ik vond dat ik daar het meeste paste, want zowel de werkzaamheden als ‘het type mens’ lagen mij goed.  Maar na twee jaar aniossen veranderde dat, de passie die ik aanvankelijk voelde voor het vak verdween en na veel gesprekken besloot ik dat als ik er niet voor 200% achter stond het niet voor mij bestemd was. Maar toen stond ik wel ineens voor een lastig vraagstuk, wat ga je dan ineens doen als je al die jaren een ander doel voor ogen hebt?! Gelukkig had ik me dat stiekem in de laatste maanden bij de chirurgie al wel afgevraagd en was ik in die periode steeds vaker op de spoedeisende hulp te vinden. Dit was niet voor consulten, maar dan stond ik bijvoorbeeld tijdens een nachtdienst mee te kijken bij een reanimatie. De diversiteit (vreselijk woord, nooit gebruiken tijdens je sollicitatie;)) van het werk van de spoedeisende hulpartsen fascineerde me en ik ben met hen in gesprek gegaan over wat het werk nou werkelijk inhield. Daarbij komt dat ik het na een buitenlands stage avontuur altijd moeilijk heb gevonden langere tijd in Nederland te zijn en zag ik in dat ik dit beroep ook heel goed in het buitenland zou kunnen uitvoeren. Ik besloot een anios plek te zoeken en kwam terecht in het OLVG in Amsterdam. Na eerst een tijd te moeten wennen aan de zeer laagdrempelige cultuur waarbij hiërarchie geen rol speelt en je continu supervisie kan vragen (totaal anders dan ik gewend was) voelde ik de passie voor het doktersvak weer terugkomen en heb ik besloten mee te solliciteren voor de opleiding. Tegenwoordig vind ik het zien van patiënten die komen voor beschouwende vakken trouwens vaak uitdagender dan de chirurgie patiënten, een leuke switch van interesse dus.

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek eruit? Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen?
Het wordt helaas steeds moeilijker om in opleiding te komen doordat er veel meer aanbod is dan dat er opleidingsplekken zijn. De sollicitatie procedure is regionaal en er zijn acht sollicitatieregio’s. De eerste selectie vindt plaats middels brief en CV. Daarna is de procedure per regio verschillend. Ikzelf heb in de eerste ronde een speeddate sessie gehad, gevolgd door een langer gesprek in de tweede ronde. Ik denk dat het belangrijkste is dat de sollicitatiecommissie je op de werkvloer heeft gezien, dus zorg dat je een ANIOS baan vindt binnen een van de opleidingsziekenhuizen. Daarnaast is het belangrijk dat je gedurende de sollicitatieprocedure duidelijk maakt waarom jij geschikt en een aanwinst voor het vak bent. Omdat we nog een jong (bijna officieel) specialisme zijn is het belangrijk dat er mensen in opleiding komen die het vak nog verder gaan helpen ontwikkelen. Wetenschap is hierin net als bij elk andere opleiding een belangrijk punt, maar ook netwerkskills, organisatietalent en doorzettingsvermogen zijn in mijn ogen belangrijke criteria.

‘Als je de passie voelt, ga er dan gerust volledig voor!’

Hoe ziet de opleiding tot SEH arts er vervolgens dan eigenlijk uit?
De opleiding is al wat veranderd sinds ik hem heb gedaan en is binnen Nederland niet overal hetzelfde. Momenteel is het een driejarige opleiding waarbij je regionaal opgeleid wordt. Dit betekent voor de regio waarin ik ben opgeleid dat je elk jaar van de opleiding opgeleid wordt binnen een van de drie ziekenhuizen in die regio. Je mede AIOS hebben in die regio hetzelfde schema, dus zit je binnen je opleidingsjaar met je ‘peers’ in hetzelfde ziekenhuis. Binnen mijn regio wordt al opgeleid volgens het plan dat geschreven is voor het vijfjarig curriculum wat inhoudt dat je werkt met EPA’s (entrusted proffesional activities) waarbij je steeds meer zelfstandigheid vergaart. De EPA’s die je behaald hebt binnen het ene ziekenhuis neem je mee naar het volgende ziekenhuis. Omdat reeds gewerkt wordt volgens het plan van het vijfjarig curriculum, wat nu in slechts drie jaar uitgevoerd kan moet worden, ligt de lat hoog, maar weet je ook goed waar je zou kunnen eindigen qua competenties. Dit maakt dat je tijdens en na je opleiding een mooi streefdoel hebt. Ik heb ervoor gekozen dit doel niet los te laten, maar me verder te ontwikkelen binnen het fellowship netwerk dat een fellowship SEH aanbiedt in drie ziekenhuizen in Nederland (Tilburg, Zwolle en Amsterdam). Tijdens dit fellowship werk ik aan mijn eigen leerdoelen die ik samen met mijn begeleiders opstel en word ik twee keer per maand geschaduwd tijdens een dienst. Dit houdt in dat ik reflecteer op mijn eigen presteren tijdens die dienst (zowel medisch inhoudelijk als op gebied van andere competenties zoals leiderschap) en een spiegel voorkrijg van mijn coach tijdens de dienst waar we dan weer samen op reflecteren. Een ontzettend leerzaam en leuk traject dat ik iedereen die klaar is zou kunnen aanraden.

Wat vind je nou echt het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst of minst leuk?
Het leukste aan mijn baan vind ik dat geen dag hetzelfde is en dat ik nooit weet wat er op mijn pad gaat komen, maar dat is ook gelijk het lastigste aan mijn baan. Het is dus een beetje een haat-liefdeverhouding. De adrenaline van altijd met spoedeisende hulp bezig zijn en snelle beslissingen te moeten nemen is heerlijk, maar vanwege dit high pressure systeem moet je goed op jezelf letten. Ik moet voldoende momenten vinden om die hoge druk weg te laten vloeien. Ik ben van mening dat we, nu we een officieel specialisme gaan worden, goed moeten nadenken hoe we ons beroep duurzaam kunnen houden. Het feit dat je als SEH arts altijd aanwezig bent in de dienst (in tegenstelling tot de bereikbaarheidsdienst waar veel andere specialisme mee werken) maakt dat we goed moeten nadenken hoe dit ook voor oudere SEH artsen haalbaar blijft. Om nog even positief te eindigen; het is heerlijk om binnen mijn vak met vrijwel iedereen van het ziekenhuis iets te maken te hebben. Ik hou ervan om veel verschillende collega’s te hebben en ik heb er ook plezier in om met iedereen een goede dynamiek te vinden.

En hoe staat het met de administratielast?
Ik heb geen goede vergelijking met anderen in het ziekenhuis, maar vind dat wij redelijk wat overbodige administratie hebben waar wij bovendien als dokters helemaal niet goed in zijn. Een ziekenhuis is uiteindelijk ook gewoon een bedrijf waarin geld verdiend moet worden en dus zouden zaken als DBC registratie in mijn ogen beter door financiële mensen gedaan kunnen worden dan door de dokter die de helft vergeet te registreren uit tijdsnood en onvoldoende kennis van zaken.

Klinkt als een mooi vak! Heb je nog tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Ga eerst een tijdje werken op de spoedeisende hulp (of elders) voordat je de keus maakt. Maar probeer je dan vooral ook buiten het stukje ‘ vind ik het leuk’ goed voor te stellen of het werk en alles dat het van je privéleven vraagt ook echt bij je past. Praat hier ook over met mensen die al klaar zijn met de opleiding. Maar als je de passie voelt ga er dan ook gerust volledig voor en geniet van alles wat het vak je te bieden heeft!

Zorg die anders kan: Groene veranderenergie

Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker of gewoon anders kan. Deze week ga ik in gesprek met Egid van Bree over verduurzaming van de zorg en veranderenergie. Hij heeft geneeskunde gestudeerd in Maastricht en is ondertussen werkzaam als arts-onderzoeker in het LUMC, waar hij zich bezighoudt met duurzaamheid van eHealth. Hij is daarnaast actief als stuurgroeplid van de Groene Zorg Alliantie.

Egid vertelt: “Ik denk dat mijn interesse voor het thema verduurzaming van de zorg al is ontstaan tijdens mijn bachelor. Ik raakte toen betrokken bij een internationale studentenorganisatie die zich onder andere bezighield met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Toen ik daarna weer verder ging met geneeskunde, verbaasde het mij dat duurzaamheid in onze opleiding nog helemaal geen topic leek te zijn; het ging ineens alleen nog maar over ziektes en het genezen daarvan.

Één casus uit mijn eerste coschap chirurgie is me altijd bijgebleven: een demente dame van in de negentig die haar heup had gebroken. Zonder enige twijfel werd besloten dat ze zou worden geopereerd. Dat ze een paar dagen later zou overlijden hadden we vooraf misschien niet kunnen weten, maar er was überhaupt niet gesproken over een andere optie dan opereren. Het zette mij aan het denken: waarom bevragen we niet wat kritischer wat we aan het doen zijn? Waarom wordt er bij het aanvragen van diagnostiek altijd zo makkelijk gezegd: ‘Baadt het niet, dan schaadt het niet’? Ondertussen werd duurzaamheid in de maatschappij een steeds groter thema, dus waarom dan niet in de zorg? Thuis plastic scheiden, maar op het werk alles in een grote container gooien waarna alles wordt verbrand. Dat stootte mij – en een hoop andere zorgprofessionals – tegen het zere been.

Tijdens mijn coschappen zag ik online een vacature voorbijkomen voor het bestuur van De Geneeskundestudent. Op hun website zag ik dat er een werkgroep duurzaamheid bestond. Als ik nu op mijn sollicitatiebrief terugkijk, lijkt het eigenlijk meer op een betoog over wat zij allemaal met het thema duurzaamheid zouden moeten doen. De conclusie van het sollicitatiegesprek was dan ook: “Dan kom je het zelf toch doen?”. En zo geschiedde. Vanuit die positie kwam ik steeds meer mensen tegen die zich ook met dit thema bezighielden en vormden we een beweging van (toekomstige) zorgprofessionals die met vergelijkbare frustraties en vragen rondliepen.

“Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen.”

Vanuit die groep mensen is twee jaar geleden op een organische manier de Groene Zorg Alliantie ontstaan. Het gaf energie om te zien hoe ieder al bezig was met het verduurzamen van de zorg en om elkaar te versterken. Wat begon met ongeveer 10 groepjes, is inmiddels uitgegroeid tot meer dan 100 green teams en 40 landelijke commissies. Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen. Wij proberen al die initiatieven als Groene Zorg Alliantie dan weer met elkaar te verbinden. Zo organiseren we bijvoorbeeld één keer per jaar het Groene Zorg Festival met als slogan “vieren dat het anders kan”. Online wisselen we zoveel mogelijk kennis en ervaringen met elkaar uit, maar denken ook na over manieren om de veranderenergie zo goed mogelijk te gebruiken. De kracht zit erin dat iedereen mee mag doen. Er zijn geen harde eisen om een green team of commissie op te starten, als je maar een bijdrage levert aan gezondheidsbevordering en verduurzaming van de zorg.   

Een duurzame zorgsector is meerledig. Enerzijds moeten we de voetafdruk van de zorgsector zelf verkleinen. Dat kunnen we doen door ons kritischer af te vragen welke dingen die we nu doen eigenlijk weinig tot geen toegevoegde waarde hebben, maar wel een milieu impact. Daarbij kun je kijken naar het aanvragen van onnodige diagnostiek, overbehandeling met medicatie of operaties, maar ook naar het afval dat we als sector creëren en hoe we daarmee omgaan. Aan de andere kant gaat verduurzaming van de zorg ook om het bevorderen van een gezonde leefomgeving, want klimaatverandering heeft onverbiddelijk gezondheidsgevolgen. Waarom mag er nog reclame worden gemaakt voor fossiele bedrijven, terwijl we weten dat door schadelijke deeltjes in de lucht mensen ziek worden? En waarom vinden we het normaal om een patiënt die geopereerd is aan darmkanker daarna weer rood vlees voor te schotelen in het ziekenhuis in plaats van een plantaardige optie?

Als Groene Zorg Alliantie zijn we dan ook niet alleen bezig met het verbinden van vergroenende initiatieven, maar proberen we ook actief aan te jagen. Daarbij denken we na over hoe we op strategische plekken de stem van zorgprofessionals het beste kunnen vertegenwoordigen. Wie zijn goede gesprekspartners? En wat zijn nieuwe plekken waar we als zorgprofessionals over het gezondheidsbelang van klimaatactie moeten laten horen? Zo geven we ook input op het mondiale klimaatbeleid en organiseren we een zorgblok tijdens de klimaatmars.

“De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien.”

Ook als geneeskundestudent of als beginnend arts kun je aan deze verandering bijdragen als je merkt dat dit iets is waar jij je graag voor wil inzetten. Bewustwording van de relatie tussen duurzaamheid en de zorg begint namelijk al tijdens onze opleiding. Je kan jezelf bevragen: ‘Waar in mijn onderwijs krijg ik iets te horen over de gezondheidseffecten van klimaatverandering? En krijg ik handvatten om me in te zetten voor leefstijl- of gedragsverandering?’ Ik denk dat er een mooie rol voor studenten ligt om hier eigenaarschap in te pakken en te zeggen: ‘Ik vind dit belangrijk en ik wil jullie helpen om dit te veranderen.’ Daarnaast zit je als coassistent of ANIOS in een unieke positie doordat je veel verschillende werkplekken ziet. Met een frisse blik kom je iedere keer weer in een nieuwe setting terecht. Tijdens onze opleiding leren we over vectorziektes, ziektes die door bepaalde organismen (vectoren) verspreid worden. Ik zie ons als studenten ook als vectoren in de zorg, maar dan om duurzame oplossingen te verspreiden van de ene naar de andere afdeling; van ziekenhuis A naar ziekenhuis B.

Vaak wordt er gesproken over de arts van de toekomst en nagedacht over hoe die eruit zou moeten zien. Het is daarbij belangrijk om je te realiseren dat er nu nog niemand is die precies invulling geeft aan dat toekomstbeeld. De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien. Dat kan lastig zijn, maar biedt ook kansen. We moeten ons eigen pad creëren en ik geloof er erg in dat dat het beste gaat door de dingen te doen die ons energie geven; of dat nou duurzaamheid is of iets anders. Als je doet wat je energie geeft, heb je de kracht om te veranderen.”

Duurzaamheid in de zorg; wat kun jij doen?

De Groene Week
Van maandag 8 mei tot en met zondag 14 mei organiseert de KNMG (Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst) de ‘Groene week’ met het motto ‘dokters gaan voor duurzaam’. De hele week zullen er lezingen zijn in de verschillende districten zodat er ook altijd bij jou in de buurt een lezing is waar je laagdrempelig kunt aansluiten. Trots dat ik mag spreken op de avond voor regio Zwolle op dinsdag 9 mei.
Voor een overzicht van alle lezingen ga je naar de website van de KNMG, thema de groene week.

Is duurzaamheid een thema wat jou bezig houdt in je thuissituatie? Eet jij bijvoorbeeld minder of geen vlees? Neem je vaker de fiets of de trein in plaats van de auto of heb jij bijvoorbeeld zonnepanelen op je dak?
En hoe houdt het je bezig tijdens je werk als co-assistent of arts-assistent? Ben je er dan ook mee bezig, of weet je dan niet zo goed waar te beginnen?
Hieronder geef ik je een aantal tips!

De getallen op een rijtje: 
De zorgsector is verantwoordelijk voor zo’n 7% van de jaarlijkse CO2 uitstoot.
De energie die gebruikt wordt in de gebouwen heeft daarvan het grootste aandeel (38%) gevolgd door de reisbewegingen van patiënten en met name medewerkers (22%). Op plaats drie staat medicatie, het produceren en verwerken nadien (18%). Daarnaast zorgt de zorgsector voor veel afval, zo’n 1,6 miljoen kg per jaar (!).

Maar wat kun jij nou doen? 
– Energie verbruik: je hebt geen invloed op hoe hoog de thermostaat staat ingesteld in jouw ziekenhuis of op jouw werkplek, maar je wél kunt doen is: je computer uitschakelen na een werkdag, het licht uitdoen in ruimtes die niet gebruikt worden en de beamer, computers én schermen uitschakelen na de overdracht (die vermoedelijk zijn gebruikt, eventueel met een videoconnectie).
– Reisbewegingen: ga op de fiets naar je werkt! Uiteraard is dat niet altijd mogelijk, omdat niet elke stad of dorp een ziekenhuis heeft en je als arts-assistent je opleiding bijna nooit in slechts één ziekenhuis volgt en dus soms ver van je woonplaats werkt. Maar is de trein een optie? Of als het een kleiner stukje betreft de bus? Of de elektrische auto of fiets? Als dat allemaal niet lukt, zijn er dan anderen waarmee je kunt carpoolen? Niet alleen duurzaam, maar ook gezellig ;). Mocht geen van bovenstaande opties een goede optie voor jou zijn, wees niet te streng en doe je best bij een van de volgende punten.
– Medicijnen: hier is winst te halen als dokter! Medicijnen moeten ontwikkeld worden, na goedkeuring moeten ze geproduceerd en vervoerd worden en helaas nadien ook heel vaak (ongebruikt) weer verwerkt/verbrandt worden. Maar wat nou als de medicijnen niet voorgeschreven worden? Dan zijn al die stappen niet nodig! Start daarom altijd met de niet medicamenteuze adviezen. Te hoge bloeddruk, schrijf je amlodipine voor of bespreek je (ook) een zoutbeperkt of zoutarm dieet? Artrose bij tevens overgewicht, schrijf je paracetamol en een NSAID voor (en wellicht ook een protonpompremmer) of neem je tijd om een gezonde leefstijl te bespreken en verwijs je patiënten voor eventuele begeleiding daarbij? Uiteraard zul je in het ziekenhuis, ondanks de niet medicamenteuze adviezen, veel medicatie voorschrijven, maar vergeet je dan niet om nieuwe medicijnen eerst voor bijvoorbeeld één of twee weken voor te schrijven? Stel dat de patiënt bijwerkingen krijgt is de kans groot dat hij of zij stopt voordat het doosje leeg is. En bespreek jij wat patiënten moeten doen met medicijnen die ze niet gebruiken? Uit onderzoek blijkt dat patiënten ze vaker weggooien of door het toilet spoelen, inleveren bij de apotheek is een betere optie. Daarnaast zijn er onderzoeken gaande om ingeleverde medicijnen te hergebruiken, maar door strenge wet- en regelgeving is dat momenteel nog geen optie.
– Afval: er wordt ontzettend veel materiaal gebruikt in het ziekenhuis, waarvan een hele hoop slechts eenmalig: zonde. Maar helaas ook iets wat je als individu niet direct kunt oplossen, maar wat jij wel kunt doen is bewust bloedonderzoek aanvragen en bewust handschoenen en isolatiemateriaal gebruiken. Ga je bij een patiënt met een isolatie indicatie naar binnen? Vraag de verpleegkundige iets of je iets kunt meenemen of doorgeven voor hem of haar (zodat de verpleegkundige niet direct daarna ook naar binnen hoeft) en zorg dat je alle vragen stelt die je wilt stellen en het lichamelijk onderzoek uitvoert waarvan jij vindt dat het nodig is. Ga je een lijn prikken of kleine ingreep doen bedenk je hoeveel spuitjes of naalden je echt nodig hebt of hoeveel gaasjes (en pak niet uit gemak een hele stapel waarvan je eigenlijk alleen de bovenste twee gebruikt). Oftewel: gebruik wegwergmaterialen bewust.

Andere opties om je steentje bij te dragen zijn een broodtrommel gebruiken in plaats van een plastic zakje, je eigen mok en waterfles meenemen in plaats van meerdere plastic bekertjes te gebruiken of vlees eens een dagje over te slaan.

Meepraten over dit onderwerp of goede tips? Stuur ons een e-mail of tag @doktersdiehetandersdoen op instagram in jouw verhaal. En houd vooral deze website in de gaten, want de komende tijd zullen we meer delen over het thema duurzaamheid.


Bronnen:
– Gupta – Een stuur voor de transitie naar duurzame gezondheidszorg (2019)
– Duurzaamheidsverslag Erasmus MC (2021)

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Claudia

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

Claudia*, AIOS interne geneeskunde, heeft patiënten met verschillende ziektebeelden gezien gedurende de afgelopen jaren als arts en komt dagelijks in aanraking met het aanvragen van aanvullende diagnostiek in de vorm van beeldvorming. Verschillende supervisoren hebben verschillende stijlen, de één is erg pragmatisch, de ander is wat defensiever. De richtlijnen zijn in sommige gevallen erg duidelijk wat betreft verrichten van aanvullende diagnostiek, maar vaak ook niet. Daarnaast is er ruimte voor eigen interpretatie en afwegingen. Een scan is zo gemaakt, maar kan vergaande gevolgen hebben. Het is dus belangrijk om bij elk individu kritisch te blijven kijken of er in die specifieke situatie een indicatie is voor aanvullend onderzoek of niet. Een casus waarbij de beslissing voor beeldvorming uiteindelijk veel consequenties had is Claudia bijgebleven.

Claudia vertelt:
‘Tijdens mijn werk als zaalarts bij de interne geneeskunde behandelde ik een 55-jarige vrouw, bekend met milde COPD waarvoor ze via de huisarts inhalatiemedicatie gebruikte. Zij was opgenomen in verband met algehele malaise, koorts, hoesten en het beeld van een longontsteking op de thoraxfoto. We behandelden haar met antibiotica, wat goed effect had. Het was een vriendelijke vrouw, die van een praatje hield. Tijdens mijn dagelijkse visite kwam ik steeds meer over haar persoonlijke leven te weten. Ze was getrouwd met een man, had twee kinderen en haar eerste kleinkind was onderweg. Ze genoot enorm van het leven. Ze had altijd in de horeca gewerkt, een echte kroegbaas, maar werkte tegenwoordig bij een supermarkt. Ze vertelde dat ze op jonge leeftijd begonnen was met roken, want dat was nou eenmaal de normale gang van zaken in haar omgeving. Ze wilde erg graag stoppen en zag deze opname als het startpunt daarvan. Ze was gelukkig goed opgeknapt onder de antibiotica en hoopte snel naar huis te kunnen.
Daarnaast had de patiënte een te laag zoutgehalte in het bloed (hyponatriëmie), wat meerdere oorzaken kon hebben. Aanvullend onderzoek in de vorm van urineonderzoek werd ingezet en er bleek sprake van een SIADH; een syndroom waarbij een bepaald hormoon ervoor zorgt dat er meer vocht wordt vastgehouden. Samen met mijn supervisor, de internist, namen we het rijtje van mogelijke oorzaken van SIAHD door. Het kon passen bij de longontsteking van de patiënte, maar ook longkanker stond als mogelijke boosdoener op dit lijstje. De patiënte had al bijna haar hele leven gerookt, waardoor haar kans op longkanker verhoogd was. Een heel aantal klachten waren tijdens de antibioticumbehandeling al flink verbeterd. Mijn supervisor wilde zekerheidshalve een CT-scan van de borstkas laten maken, om de mogelijke oorzaak longkanker uit te sluiten. Uiteraard besprak ik met patiënte de reden van de CT-scan, maar ik ging niet erg diep in op de diagnose longkanker. Ik benoemde slechts kort het woord kwaadaardigheid, omdat ik niet verwachtte dat dit eruit zou komen. De CT scan kon gelukkig de volgende dag al verricht worden. Omdat de patiënte dusdanig goed opknapte en heel erg graag naar huis wilde besloten we gezamenlijk de uitslag van de CT-scan poliklinisch te bespreken. Het zoutgehalte zouden we bij deze afspraak nog eens controleren. Deze was bij ontslag al zo goed als genormaliseerd. Enkele dagen later kwam de patiënte bij een collega van mij op de polikliniek voor de uitslag van de scan. Patiënte zelf was de scan eigenlijk al vergeten en dacht dat ze op controle kwam voor het zoutgehalte. De CT-scan toonde echter een uitgebreid beeld van longkanker met uitzaaiingen in lymfeklieren, botten en lever. De kanker had zich dusdanig uitgebreid dat patiënte niet meer in aanmerking kwam voor een curatieve behandeling, maar waarbij alleen palliatieve behandeling mogelijk was. Dit onverwachte nieuws had enorme impact op de patiënte, waarbij mijn collega, die patiënte nog niet kende, de enorm lastige taak had om alles uit te leggen op dat moment.

Ik ervaar verschillende gevoelens als ik terugkijk op deze situatie. Aan de ene kant is het goed dat er aanvullende diagnostiek is gedaan, al was de indicatie wellicht wat discutabel.  Hierdoor is de diagnose longkanker met uitzaaiingen gesteld, weet patiënte wat er aan de hand is en kan haar leven gerekt worden met palliatieve behandeling. Stel dat de kanker zich nog in een beginstadium had bevonden, dan hadden we de patiënte mogelijk nog kunnen genezen. Dan had deze scan levensreddend kunnen zijn bij een patiënte zonder klachten en een per toeval gevonden hyponatriëmie.

“Wat doe je met de uitkomst van zo’n scan?”

Aan de andere kant is de vraag wat het weten van deze diagnose in dit stadium oplevert voor de patiënte. We zien dat de geneeskunde steeds verandert en dat er meer aandacht ontstaat voor kwaliteit van leven. In het stadium waar deze scan is gemaakt, zorgt de uitslag wellicht met name voor zorgen, angst en onrust, terwijl ze ook nog een periode had kunnen leven zonder het te weten en daarmee mogelijk meer kwaliteit van leven had gehad. Met deze scan hebben wij als artsen de keuze gemaakt tussen het weten van een diagnose en het niet weten. Natuurlijk heb ik het maken van de scan besproken met de patiënte, maar ik ben hier niet dieper op in gegaan. Ik heb niet de verdere gevolgen van een slechte uitslag besproken, want ook dat kan veel (vaak onnodige) zorgen opleveren. De kans op onnodige zorgen in deze casus was vooraf mogelijk groter dan de kans op terechte zorgen. Als ik hierop terugkijk had ik deze afweging misschien meer moeten maken samen met de patiënte. Wat betekent het maken van de scan?  De scan werd gemaakt om longkanker uit te sluiten, wat doe je met de uitkomst van zo’n scan?  Wil de patiënte dit wel weten? Heeft de patiënt recht op het niet weten in deze situatie? Daarbij is het wel belangrijk dat er wordt ingeschat of patiënten zulke gevolgen kunnen overzien. Des te belangrijker vind ik het om het gesprek hierover aan te gaan met patiënten.

Door deze situatie ben ik me bewuster van de mogelijke consequenties bij het aanvragen van aanvullende diagnostiek. Ik voer niet bij elke patiënt zo’n uitgebreid gesprek, maar ik vraag mij wel af wat de aanvullende diagnostiek betekent voor mijn patiënt. Van welke indicatie is er sprake en wat betekent het voor een patiënt als de uitslag slecht is? Ik betrek de patiënt meer in het maken van deze beslissingen. De patiënt blijft immers de baas over het eigen lichaam.’

Hoe zou jij dit aanpakken als arts? Of hoe zou jij willen dat het met jou werd besproken als jij de patiënt was?

*de naam Claudia is gefingeerd. De echte naam is bekend bij de redactie.

Zorg die anders kan: Onthamster de Zorg met Stichting Zorgmakers

Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website de komende tijd verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker of gewoon anders kan. Als eerste spreken we deze week Sarah van der Lely, die samen met Veerle Smit en Rob van der Kolk achter Stichting Zorgmakers zit. Ze vertelt ons meer over de oorsprong en doelen van hun stichting, maar vooral ook over hun nieuwe initiatief dat woensdag 12 april gelanceerd wordt!

Sarah vertelt: “Tijdens mijn coschappen kwam ik erachter dat de manier waarop we zorg verlenen aan patiënten erg afhankelijk is van de manier waarop het zorgsysteem georganiseerd is. Als ik vragen stelde over hoe dingen in elkaar zaten, kreeg ik vaak een antwoord als: ‘Ach, laat maar zitten. Daar kun je toch niets aan veranderen.’ Dat frustreerde me, aangezien ik nog 40 jaar in dit zorgsysteem moest werken. Daarom besloot ik het zelf uit te zoeken. Ik kwam er in mijn zoektocht achter dat het systeem vaak best logisch bedacht is, maar er een aantal dingen zijn die gewoon niet met de praktijk overeenkomen. Meerdere mensen om mij heen waren benieuwd naar hoe het systeem in elkaar zat, dus bedacht ik om er een documentaire over te maken. Dat werd een documentaire over het Slotervaartziekenhuis, dat failliet ging terwijl ik daar coschappen liep.

Een paar jaar later toen de coronacrisis begon liep ik het coschap ziekenhuismanagement bij de Raad van Bestuur van het AMC. In de maatschappij werd covid toen nog niet heel serieus genomen, maar in de Raad van Bestuur was het al een groot thema op de agenda. Toen een paar weken later het land op slot ging leek het mij heel interessant om een documentaire te maken over de beslissingen die op dat moment gemaakt werden op bestuurlijk niveau in de zorg. Het is achteraf altijd makkelijk om te oordelen over beslissingen, maar daarom juist zo relevant om op het moment zelf de overwegingen vast te leggen. Uiteindelijk mocht ik Rob van der Kolk volgen en daarover een documentaire maken. Rob was gevraagd om de landelijke inkoop van mondkapjes te leiden. Toen ik daar aan kwam, was het één grote georganiseerde chaos waarbij mensen van alle kanten binnenkwamen en direct aan het werk gingen. Iedereen werkte samen: de ziekenhuizen, de bedrijven die normaal de mondkapjes importeren, de KLM en het ministerie. Het was een groep mensen met een geweldige oplossingsgerichte mentaliteit. In plaats van dat er maanden overheen gingen om beslissingen te nemen, konden die in kleine overleggen in een kwartier ineens worden genomen. Dat was heel inspirerend om te zien. Daar waar mijn eerste documentaire ging over de gevolgen van marktwerking in de zorg, wilde ik met deze tweede documentaire laten zien dat er een alternatief is, namelijk samenwerking.

Zo inspirerend als het was om tijdens de coronacrisis te zien hoe goed er werd samengewerkt en hoe snel verbeteringen werden doorgevoerd en gedeeld, zo teleurstellend was het om te zien hoe snel alles na de crisis terug naar het oude ging. Toen ik achteraf hierover napraatte met Rob, realiseerden we ons wat een bijzondere tijd het was geweest. Er was zoveel ruimte geweest voor verbetering vanaf de werkvloer, voor het delen van oplossingen en voor creativiteit. Hoe kon het dat het nu wel was gelukt en normaal niet? Moesten we daar niet iets mee doen? Met Veerle, die ik al kende vanuit mijn coschappen, had ik al het idee van Zorgmakers. We besloten met zijn drieën een stichting op te richten met deze naam.

Met Zorgmakers willen we graag de creativiteit en oplossingsgerichtheid die tijdens de coronacrisis was ontstaan proberen vast te houden. Er zijn al zo veel goede oplossingen in de zorg, wat nou als we wat meer van die oplossingen van elkaar zouden kopiëren? Het viel ons op dat er nog geen echte plek bestond om goede ideeën te delen; een soort pubmed voor oplossingen. Die hebben wij daarom gebouwd op onze website. Ons doel is om mensen oplossingen uit andere zorginstellingen te laten zien, zodat zij deze kunnen ‘na-apen’. Verder hopen we op een creatieve manier het gesprek over oplossingen en problemen in de zorg op te starten. Dat hebben wij bijvoorbeeld ook gedaan met ‘de Paarse Krokodil’, een negen meter lange opblaaskrokodil die van zorginstelling naar zorginstelling door het land gaat, en symbool staat voor hoeveel ruimte de bureaucratie in de zorg inneemt.

 In mijn huidige functie als arts-assistent kindergeneeskunde ben ik ook regelmatig bezig met verbeterprojecten. Laatst had ik een gesprek met een van de kinderartsen. Zij zei tegen me: ‘Als je dingen verbetert moet je oppassen dat je niet alleen het rad efficiënter maakt, maar dat de hamster er ook af en toe uit kan.’ Die metafoor bleef in mijn hoofd zitten. Elke keer als ik vervolgens weer achter mijn computer taken zat te doen, voelde ik me een hamster in een rad. Met dat idee zijn we aan de slag gegaan. We willen dat mensen vaker stilstaan bij de vragen: Hoe ziet mijn werk er nu uit, en hoe zou ik willen dat het eruit zou zien? Hoeveel van de taken die ik op een dag doe zijn nou echt taken waarvoor ik in de zorg ben gaan werken? En hoe zorg ik ervoor dat ik meer van dát soort taken kan doen? Uiteindelijk zijn wij als zorgmedewerkers degenen die samen de zorg maken, maar vaak kijken we voor oplossingen naar de mensen die rapporten schrijven. Dat is eigenlijk heel onlogisch, want die staan niet met ons op de werkvloer. Met onze stichting en initiatieven delen we problemen en oplossingen in de zorg op een manier die creatief is en niet te veel tijd kost; precies zoals we willen dat het in de zorg zelf ook zal gaan.”

Op woensdag 12 april, Wereld Hamster Dag, zal de lancering van ‘Onthamster de Zorg’ plaatsvinden. Houd hiervoor de LinkedIn pagina en het Instagramaccount van Zorgmakers in de gaten. Nieuwsgierig naar meer van hun initiatieven en oplossingen? Neem dan zeker ook een kijkje op www.zorgmakers.com

Column LAD; De vervuilende dokter

Gelukkig mag ik ook dit jaar weer columns schrijven voor de LAD. Eerder blikte ik terug op het vorige jaar en maakte ik doelen voor het nieuwe jaar, nu vraag ik me af hoe de toekomst voor de zorg eruit gaat zien als we kijken naar het klimaat en het milieu. Vind jij duurzaamheid een belangrijk thema? Hoe draag jij je steentje bij?

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Marieke

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

Marieke is specialist ouderengeneeskunde in opleiding. Tijdens haar werk in het verpleeghuis merkt ze dat ze niet alleen zorgt voor de bewoners, maar ook voor de familie van deze bewoners, wat soms wat uitdagend kan zijn.

Marieke vertelt:
‘Het is zondagochtend, de komende 24 uur heb ik dienst. “Als er maar niets geks gebeurt”, denk ik altijd. Al snel gaat die ochtend mijn telefoon: de verpleegkundige belt over een patiënte van mijn eigen psychogeriatrische (PG) afdeling. Normaal gesproken vind ik het fijn als ik over mijn eigen patiënten gebeld wordt, omdat je de mensen goed kent kan je een gemakkelijker een betere inschatting maken. Alleen bij het horen van de naam van deze patiënte werd ik juist nerveus. Mevrouw woont al jaren op deze afdeling met vergevorderde dementie en gaat sinds enkele weken fysiek en mentaal achteruit. In deze periode van achteruitgang heb ik meerdere keren met haar familie gesproken, wat af en toe erg moeizaam verliep. Ik schatte in dat dat kwam doordat familie de situatie moeilijk kon accepteren. Twee dagen eerder had ik nog uitgebreid gesproken met de zoon van de patiënte. Mevrouw at en dronk minder bij de gestelde achteruitgang en was delirant. Haar zoon verweet mij dat ik het liet gebeuren en hier niets aan deed. De situatie maakte de zoon boos. Uiteindelijk lukte het me om voldoende uit te leggen over het ziektebeeld om deze boosheid te verminderen en zijn begrip terug te krijgen. Ten minste, dat dacht ik vrijdagmiddag, toen ik uiteindelijk met een goed gevoel het gesprek afsloot. Maar nu vertelt de verpleegkundige me aan de telefoon dat er zes boze mensen, waaronder zoon, op de afdeling zijn en direct een dokter willen spreken. In hun boosheid had de familie zelfs meerdere huisartsenposten en ziekenhuizen gebeld om te vragen of ze hun moeder wilden beoordelen, maar zij werden telkens terugverwezen naar de specialist ouderengeneeskunde. Met enig lood in mijn schoenen ben ik naar de afdeling gelopen, me ondertussen afvragend hoe boos ze zouden zijn, wat ze van me zouden willen en hoe ik deze mensen zou kunnen bereiken. Stel je voor dat ze onmogelijke verwachtingen van mij zouden hebben of behandelingen zouden eisen waar ik niet achter sta? Ik ben de dokter van de patiënte, ik moet háár behandelen en ik wil haar lijden niet verlengen. Maar het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling.

Eenmaal op de afdeling zie ik aan de patiënte dat ze niet lang meer te leven heeft. Ik neem zoon apart en neem de afgelopen dagen door. Ik vraag hem hoe hij de toekomst ziet en wat hij zou willen. Hij antwoordt dat hij wil dat zijn moeder niet te lang hoeft te lijden, een antwoord dat ik niet had verwacht. Ik had verwacht dat hij nog alles op alles zou willen zetten om zijn moeder beter te maken. Het geeft me een ingang om de mogelijkheden in de laatste levensfase te schetsen. De lichaamshouding van zoon verandert zichtbaar, hij heeft meer berusting. De zoon voelde zich eerder niet gehoord, maar nu hij merkt dat ik op één lijn met hem zit is er rust en ruimte voor een gesprek. Ik heb afspraken kunnen maken met de zoon en uiteindelijk is de patiënte rustig overleden. De zoon kwam later naar me toe om me te bedanken voor mijn goede zorgen.’

” Het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling. “

Terugkijkend is Marieke erg blij dat ze zelf de dienstdoende arts van die dag was, zo heeft ze zelf het proces kunnen afronden. Ondanks dat de zoon boos was, begreep ze hem en zijn gevoelens goed. Bij de zoon was er sprake van oprechte liefde en betrokkenheid voor zijn moeder, wat boosheid kan oproepen uit machteloosheid, zeker omdat hij zich niet gehoord voelde. Voor Marieke was dit weer een bevestiging van het belang van goede communicatie. Uiteindelijk heeft ze de zoon kunnen bereiken met één simpele vraag, maar deze moet je wel (durven) stellen. Als arts wil je ook de familie steunen, die moeten door met de ervaring rondom het stervensproces van hun geliefde. Ineens zijn er twee of meerdere ‘patiënten’ waarvoor gezorgd moet worden. Er moet een balans gevonden worden tussen het ondersteunen van familie tijdens hun rouwproces en goede zorg zonder onnodig lijden van de patiënt. Marieke probeert gesprekken over de laatste levensfase zo open mogelijk in te gaan. Ze wil niet te veel invullen wat belangrijk is voor een patiënt of hun familie. Als dit soort gesprekken goed verlopen, maakt dit haar trots en geeft het haar veel voldoening. Het is een hele andere kant van de geneeskunde, maar kan ontzettend mooi zijn, vooral als je goed contact krijgt met de patiënt en hun familie.

Column BKV; Ik ben gewoon niet zo ambitieus

Droombaan

Er lijkt in de wereld van de dokters een nieuwe trend te zijn ontstaan of wellicht is het een nieuwe generatie: diegene die werken om te leven in plaats van andersom. De jonge dokters die hun werk-privé balans heel belangrijk vinden en heel bewust hun eigen keuzes maken. Zo zien alle ziekenhuizen de laatste tijd het aantal ANIOS teruglopen en zijn er veel jonge dokters die kiezen voor een vakgebied buiten het ziekenhuis. Iets wat absoluut niet betekent dat men minder ambitie heeft. Maar de verschuiving is wel opvallend. Vaker hoor je coassistenten en jonge dokters die zich oriënteren op de banenmarkt aangeven dat zij geen lange opleiding willen volgen met het risico op werkloosheid nadien of het feit dat er tijdens de opleiding geen tijd zou overblijven voor de leuke dingen in het leven.

De vraag is wat de oorzaak is van deze verschuiving. De Corona pandemie waarbij de wereld even stil stond? De toenemende onzekerheid op vele vlakken in ons leven, zoals de dure boodschappen, de hoge energieprijzen, krapte op de huizenmarkt en de jonge klaren die werkloos thuis zitten? Of hebben we eindelijk onze ogen geopend en zijn we erachter dat er meer is dan alleen werk?


Hoe je het ook went of keert, het ziekenhuissysteem moet mee met deze trend en zal zich moeten aanpassen. Zorgen dat de jonge dokters graag in het ziekenhuis willen werken, dit werk beter kunnen combineren met hun privéleven, meer zekerheid bieden en ruimte creëren voor autonomie. Dat is natuurlijk niet 1,2,3 geregeld. Ondertussen moet het wel werkbaar blijven voor de huidige A(N)IOS, want als AIOS weet ik: door het huidige artsen te kort wordt de dienstbelasting hoger en neemt de werkdruk toe. De diensten zullen immers toch gedraaid moeten worden. En daarmee geven we momenteel niet het juiste voorbeeld aan de coassistenten en semi-artsen. Zitten we hiermee in een neerwaartse spiraal? Wellicht.

Volg je hart

Tijd om stappen te zetten: door het ziekenhuis én door de jonge dokter. Probeer te kiezen met je hart, niet vanuit angst. Kies voor de leukste baan en niet voor het mindere alternatief met zekerheid. Maar laten we ook onze grenzen blijven aangeven en daarmee streven naar heel erg leuk werk én een heel erg fijn privéleven.