Blog 28; In gesprek met een AIOS bedrijfsgeneeskunde

Deze week een blog over de bedrijfsgeneeskunde: een onmisbaar specialisme op deze website! En wie kan daar nou beter over vertellen dan dokter Anne Marie, een gezellige, enthousiaste dokter die tijd en aandacht wil besteden aan ‘haar’ werknemers en bedrijven, maar daarnaast ook ruim tijd besteedt aan haar eigen hobby’s. Tegenwoordig omschrijven haar vrienden haar als ‘de goeroe in de werk/privé balans’. Ze studeerde van 2012 tot 2018 in Utrecht en deed van alles naast haar studie. Zo werkte ze op de huisartsenpost en heeft ze meegeschreven aan het dermatologie hoofdstuk in Compendium Geneeskunde (eerste editie). Vanaf september 2022 start ze met veel plezier aan de opleiding tot bedrijfsarts. 

‘Wist je dat…’
–          Een arboarts is een arts met een basisopleiding. Een bedrijfsarts heeft nog een extra vierjarige opleiding gedaan op het gebied van arbeid en gezondheid. Daarmee is de titel ‘bedrijfsarts’ een wettelijk beschermde titel.

–          Een zieke werknemer kost gemiddeld 260 euro per dag voor de werkgever.

–          In de Arbowet is opgenomen dat werknemers (desgewenst anoniem!) ook zelf een gesprek kunnen aanvragen met de bedrijfsarts

We vallen meteen met de deur in huis. Waarom is de bedrijfsgeneeskunde het specialisme voor jou? 
Dat bedrijfsgeneeskunde het specialisme zou zijn voor mij, dat werd pas later in mijn jonge dokters carrière duidelijk. Vanaf dat ik het specialisme leerde kennen, merkte ik steeds meer dat dit vak past bij wie ik wil zijn als dokter. Het is een breed specialisme, waarbij je je bezighoudt met gezondheid van werknemers én het bedrijf waar zij werken. Je bent generalist en hebt hierbij aandacht voor de mens in zijn totaalplaatje. Het draait hierbij niet alleen om de ziekte, maar ook om alle factoren die hierop van invloed zijn. Denk bijvoorbeeld aan knieklachten bij overgewicht door een eetverslaving, of rugklachten als uiting van stress bij een alleenstaande ouder of een werknemer die naast zijn of haar werk ook mantelzorger is voor een partner of familielid. Mensen zijn niet alleen hun ziekte, ze zijn zoveel meer. Als bedrijfsarts mag je de mensen echt begeleiden in plaats van alleen de ziekte van een patiënt behandelen. Je maakt daarmee je werknemers, maar ook het bedrijf waar zij werken, vitaler en dat is een prachtige uitdaging! Het is bij uitstek een vak wat zich kan bezighouden met preventie. Het voorkómen van ziekte, dat geeft een extra dimensie aan het werk.

‘Mensen zijn niet alleen hun ziekte, ze zijn
zoveel meer’

Je zegt dat het niet direct duidelijk was dat je bedrijfsarts zou worden, hoe heb je de keuze gemaakt?
Ik heb lang gedacht dat ik internist-infectioloog zou willen worden. Ik heb m’n coschappen hier ook altijd op gericht: een IC stage, mijn onderzoeksstage naar HIV en stage in Tanzania, naast m’n algemene stage bij de interne geneeskunde. Na mijn studie ben ik gaan werken als arts-assistent bij de interne geneeskunde. Ik vond het inhoudelijk prachtig: ik hou van het leggen van de puzzelstukjes bij complexe problematiek. Het leven naast m’n werk deed ik echter vaak maar met de helft van m’n aandacht. De manier waarop ik bezig was met m’n werk, zorgde ook voor lange werkdagen. Daardoor bleef minder of weinig tijd over voor andere dingen. Het kantelpunt was voor mij het moment dat ik doorkreeg dat ik tijdens een gesprek met vriendinnen halverwege niet meer wist wat er gezegd was. Ik had letterlijk maar met een half oor, en dus met halve aandacht, geluisterd. Het begon nadien steeds meer aan me te knagen dat ik stukjes van mijn enthousiaste ik kwijtraakte. Het bracht me aan het twijfelen over m’n carrière keuze. Er kwamen vragen in me op als: wil ik dit? Is de interne geneeskunde daarvoor leuk genoeg? Hoe ziet m’n leven er straks uit als ik op deze manier doorwerk? En, wat ik ook interessant vond en vaak in het ziekenhuis niet mee kreeg, was de vraag: hoe gaat het na het ziekenhuis met de patiënt? Lukt dat allemaal wel thuis en op het werk? Ik wilde overal, zowel in werk als mijn privé leven, voldoende aandacht hebben. Mijn aniostijd bij de interne geneeskunde zat er in februari 2020 op, toen heb ik een pas op de plaats gemaakt en begon mijn zoektocht naar wat ik nou eigenlijk écht wilde.

Hoe zag die zoektocht eruit, en hoe kwam je uiteindelijk bij de bedrijfsgeneeskunde terecht?
Om te beginnen ben ik me gewoon gaan inlezen op internet. Ik heb bijvoorbeeld de KNMG-website bekeken en hierop filmpjes gekeken. Ik kwam tot de conclusie dat er eigenlijk nergens een mooi overzicht bestond, zoals jij eigenlijk aan het creëren bent op jouw blog. Uiteindelijk ben ik bij meerdere specialismen gaan meelopen. Tijdens mijn zoektocht vroeg een oud-huisgenoot of de bedrijfsgeneeskunde niet iets voor mij was. Hij kende iemand, die precies daar vond wat hij mij hoorde zoeken. Eerlijk gezegd, mijn eerste reactie was: ‘hè, gadver, denk het niet’. Ik moest meteen denken aan het ene stoffige college van de bedrijfsgeneeskunde, welke gecombineerd werd met de verzekeringsgeneeskunde. Het stoffige karakter werd ik nu niet meteen erg enthousiast van. Achteraf gezien is dat zo jammer! Want het klopt totaal niet met hoe ik er nu tegenaan kijk. Toch nieuwsgierig gemaakt door zijn suggestie, ben ik ook een dag meegelopen met die connectie van m’n oud-huisgenoot. De manier waarop zij haar spreekuur vormgaf, en hoe trots ze vertelde over haar vak, maakte mij eigenlijk direct enthousiast. Zij liet me zien dat je voor de werknemers echt een luisterend oor kunt bieden en hen helpen met hun klachten. Daarnaast mag je op grote schaal meedenken over preventie en vitaliteit binnen een bedrijf, waarvoor je de signalen binnen je spreekuur ook gebruikt. Je hebt veel autonomie en kunt daarom invloed uitoefenen op je eigen agenda. Binnen de arbodienstverlener waar ik werkzaam ben, gericht op de grootzakelijke markt, wordt het aangemoedigd om je eigen ik, inclusief sterke en zwakke punten, onder de loep te blijven nemen. Zo ontwikkel je je tot de bedrijfsarts die jij wil zijn. Voor mij is dit een topcombinatie gebleken.
Ik moet er wel bij zeggen dat die zoektocht best lastig was. Ik had heel erg het idee dat wanneer ik naar banen buiten het ziekenhuis zou kijken, ik nooit meer in het ziekenhuis aan de slag zou kunnen. Ik vond de interne geneeskunde ontzettend leuk (en nog steeds!). Het voelde alsof ik dat eerst helemaal aan de kant moest zetten voordat ik verder mocht kijken. Dus het vergde best een beetje lef om dat te durven doen. Maar ik ben blij dat ik mezelf die oriëntatie gegund heb! Een passende opleiding en baan: het is zo’n groot en belangrijk iets, daar moet je goed over nadenken. Die vooroordelen over de specialismen buiten het ziekenhuis en dat idee dat je niet meer in het ziekenhuis kunt werken als je verder gekeken hebt, helpen natuurlijk niet. Tijdens de opleiding maken we elkaar soms zo bang voor van alles en nog wat. Echt onnodig! Want uiteindelijk komt alles altijd op z’n pootjes terecht, als je maar actief naar jezelf en je keuze durft te blijven kijken. Ik ben ervan overtuigd dat wij, als dokters (in spe), het ons meer mogen gunnen om buiten de comfort zone te kijken richting het onbekende en dit ook te ervaren.  

Zonde dat negatieve imago rondom de bedrijfsgeneeskunde!  
Ja, dat absoluut! Vooral omdat het op zo weinig gebaseerd is. Mensen weten er te weinig van. Ik mocht laatst met een collega spreken op het nationaal coassistenten congres over de bedrijfsgeneeskunde. De vragen uit de zaal bleven maar komen. Geneeskunde studenten kennen het specialisme nauwelijks. En, onbekend maakt onbemind!

Ik moet eerlijk zeggen dat ik eigenlijk ook geen idee hebt wat een bedrijfsarts precies doet en hoe het werkt met de opleiding enzovoorts. 
Dat snap ik! Hoe veel onderwijs heb je erover gehad? Meestal is dat weinig tot niets. En qua coschappen: bij de meeste universiteiten kun je ingedeeld worden bij de bedrijfsgeneeskunde tijdens het korte coschap sociale geneeskunde, maar velen worden ook elders ingedeeld. En onderwijs of colleges over de bedrijfsgeneeskunde van enthousiaste artsen zijn er eigenlijk ook te weinig. Dus tja, het is logisch dat de meesten er zo weinig van weten. 

‘We maken elkaar soms zo bang tijdens de opleiding, onnodig! Uiteindelijk komt alles toch wel op z’n pootjes terecht’

Aangezien zo weinig geneeskunde studenten en jonge dokters weten wat een bedrijfsarts doet. Vertel eens over jouw werkdagen/weken! 
Elk bedrijf heeft in principe een bedrijfsarts in dienst. Als iemand ziek is (gedeeltelijk of geheel niet kan werken) gaat iemand naar de bedrijfsarts. Het is een beetje verschillend op welke termijn dat is, dat is afhankelijk van de werkgever, maar maximaal na zes weken. Als bedrijfsarts begeleidt je dan iemand in zijn of haar ziekteproces en het terugkeren naar de werkzaamheden. Dit noemen we re-integratie. Vanuit mijn bevindingen tijdens het spreekuur stel ik vast wat iemands beperkingen zijn, en die vertaal ik dan in mogelijkheden richting het werk. Soms lukt het werken helemaal niet, maar veelal kan iemand in aangepaste vorm in het arbeidsproces blijven. Uiteindelijk breng ik een onafhankelijk oordeel en advies uit naar de werknemer en werkgever. Inhoudelijke informatie wordt nooit gedeeld, ook wij hebben ons beroepsgeheim. Stel je een werknemer voor, normaliter oefent diegene een fysiek beroep uit, die zijn been heeft gebroken. Dan kan een advies er als volgt uitzien: ‘Uw werknemer is ziekgemeld sinds XXX ten gevolge van een medische aandoening, waardoor uw werknemer beperkt is in langdurig (trap)lopen, knielen, hurken, kruipen, klimmen, staan.’ Daarna omschrijven we de mogelijkheden voor de werknemer en werkgever zoals: ‘uw werknemer is geschikt voor zittende werkzaamheden’. We leggen de nadruk op het denken in mogelijkheden in plaats van beperkingen. Dit maakt het erg positief. Ten aanzien van de ziekte win ik gedurende het ziekteproces veelal informatie in bij behandelaren zoals de huisarts, een specialist in het ziekenhuis, psycholoog of fysiotherapeut. Ik merk vaak dat behandelaren terughoudend zijn om iets te zeggen over de medische gegevens als ik contact opneem. Ze vragen zich af wat ze wel en niet mogen en kunnen zeggen. Het is goed om te beseffen dat we als artsen, naast ons beroepsgeheim, allemaal het zelfde doel hebben: een gezonde participatie van de samenleving. Ik vind het belangrijk om nog even in te gaan op het woord onafhankelijk, dit wordt soms in twijfel getrokken gezien werkgevers verplicht zijn om een bedrijfsarts in de arm te nemen. Ik durf hier volmondig op te zeggen dat wij als bedrijfsarts zowel gevraagd als ongevraagd advies geven, en hierin geen afhankelijkheid hebben richting de werkgever. Neem bijvoorbeeld mijn eigen dienstverband. Ik ben in dienst van mijn eigen bedrijf – de arbodienstverlener – en niet van de werkgever waar ik advies aan geef. Dit waarborgt je onafhankelijke positie. Ik werk nu bij een arbodienstverlener die preventie hoog in het vaandel heeft staan. Je ziet namelijk als bedrijfsarts vaak dat mensen pas komen als het echt niet meer gaat. Dit wordt veelal voorafgegaan door verschillende losstaande ziekmeldingen. De belastbaarheid is vaak al zo ver afgenomen, dat het lastiger is om dingen weer op te pakken. Daarom wordt preventie zo belangrijk gevonden. Hier kunnen wij een grote rol in vervullen. Bijvoorbeeld bij mensen die nog wel prima functioneren, maar wel klachten ervaren. We kunnen dan samen kijken naar oplossingen voor de problemen zodat mensen niet uitvallen. Mijn werkdagen vullen zich, naast spreekuren, met overlegmomenten of werkplekbezoeken.

En als je dan je advies hebt gegeven aan de werknemer en de werkgever: wat dan?
Je geeft advies, en schrijft dus geen therapie of medicijn voor. Daarna zie je de patiënt terug om te kijken hoe het gaat en of er verbetering heeft plaatsgevonden van de belastbaarheid. De termijn waarop je iemand terugziet is afhankelijk van het soort klacht: voor psychische klachten in de beginsituatie à 3 weken en voor lichamelijke klachten à 6 weken, maar op indicatie natuurlijk vaker. Je ziet werknemers in principe niet langer dan twee jaar. Na twee jaar komt iemand namelijk bij de verzekeringsarts, en wordt gekeken of, en in welke mate, iemand een WIA uitkering zal krijgen. Wat ik zo leuk vind aan het vak is dat je als bedrijfsarts soort van de ‘manager’ bent van het totale plaatje van de werknemer en diens ziekteproces.

In wat voor team werk je?
De arbodienstverlener waar ik werk stimuleert het werken in teamverband voor een werkgever. Wij noemen dit een klantteam. Zo werk je onder andere nauw samen met arbo-verpleegkundigen, adviseurs, arbeidsdeskundigen, ergonomen en veiligheidskundigen. De dienstverlening wordt ondersteund door onze gezondheidscoördinatoren. Het overleggen met andere artsen vindt laagdrempelig plaats en we weten elkaar goed te vinden. Overigens is het binnen ons vak ook mogelijk om als ZZP’er te werken. Zo is er voor ieder wat wils!

Hoe kom je in opleiding en hoe ziet die er vervolgens uit?
De opleiding duurt 4 jaar. Naast het doorlopen van het curriculum, loop je verschillende stages zoals bij het UWV, revalidatieprogramma’s, en re-integratiebegeleiding. Dit is voor een groot deel zelf in te vullen, afhankelijk van je eigen ontwikkeldoelen. Het wordt gestimuleerd om je te ontwikkelen in een bepaald aandachtsgebied, net zoals dat de ene huisarts extra veel weet van huidaandoeningen en de ander zich toegelegd heeft op het zetten van spiraaltjes en wegsnijden van plekjes. Zo kun je als bedrijfsarts ook zelf een expertisegebied innemen (bijvoorbeeld kanker of infectieziekten), maar je kan ook generalistisch blijven.
Er zijn twee organisatie waar je in opleiding kunt: SGBO (Nijmegen) en NSPOH (Utrecht). Anders dan in het ziekenhuis, wordt de opleiding niet door het rijk betaald, maar in principe door je werkgever.

‘Anne Marie als goeroe in de werk/privé balans’

Nog even over die werk-privé balans aangezien jij een echte goeroe bent op dat gebied. Hoe doe jij dat?
Om te beginnen scheelt het enorm dat mijn werkdagen regelmatig zijn: we hebben geen diensten. Zoals al aangegeven geeft de autonomie in dit werk je een bepaalde vrijheid richting het inplannen van je agenda. Wat betreft je werkdagen weet je dus waar je aan toe bent. Qua privé dingen probeer ik echt in te plannen wanneer en waaraan ik tijd en aandacht besteed. Dit is dus inclusief m’n gewaardeerde ‘me-time’!
Dat stimuleert om jezelf elke keer af te vragen of er wel voldoende tijd is voor jezelf, en voor de dingen waar je je mee bezig wil houden.
Wat ik heb geleerd uit m’n zoektocht, is dat het belangrijk is om te blijven analyseren en heroverwegen: ben ik nog op mijn plek? Ben ik gelukkig in wat ik doe? Ik probeer daarop mijn keuzes te baseren, en niet op wat andere mensen zouden denken of vinden. Natuurlijk is dit altijd een uitdaging, maar ik ben tot de conclusie gekomen dat het nodig is om een gezonde portie schijt te hebben en je eigen weg te kiezen! 

Heb je nog een Gouden tip voor de lezers?  
Bedenk jezelf dat het leven veel te kort en kostbaar is om bezig te zijn met dingen waar je niet gepassioneerd over bent. Doorloop vooral je eigen route, en zet hierin je geluk op de eerste plek.