In gesprek met een docent Klinische Vaardigheden

In de schijnwerpers staat deze week May, een arts die ervoor koos niet de geneeskunde te beoefenen, maar deze over te dragen aan volgende generaties. In dit interview lezen we meer over haar keuze voor het docentschap in klinische vaardigheden. Ontdek waarom zij koos voor het onderwijs, hoe haar baan eruit ziet, en wat de leukste en lastigste zaken daaraan zijn.

Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Wat is jouw functie en wat houdt dit in?
Ik ben momenteel docent Klinische Vaardigheden, dat houdt in dat ik geneeskundestudenten aanleer hoe zij lichamelijk onderzoek lege artis uitvoeren en waarom, want we koppelen het natuurlijk aan de (patho)fysiologie. Maar we leren ze ook dingen zoals vena puncties, infusen aanleggen en bijvoorbeeld de opvang van acuut zieke patiënten; eigenlijk alles wat je als vaardigheid moet kunnen uitvoeren als arts.Wat ik net omschreven heb is de basis van deze functie, maar er is nog veel meer mogelijk! Zo zijn er werkgroepen die een nieuw curriculum ontwikkelen of gaan over de internationalisering hiervan. Er zijn collega’s die zich bezighouden met het (simulatie)patiëntencontact voor studenten of die mentor- of tutorrollen uitvoeren. Er is dus heel veel mogelijk. Veel collega’s zijn hiernaast nog actief in de praktijk als bijvoorbeeld bedrijfsarts.

Hoe zien jouw dagen eruit als docent Klinische Vaardigheden?
Dit verschilt enorm. Een normale werkdag start om 9 uur. Dan kan ik bijvoorbeeld in de ochtend een training bewegingsapparaat geven. Hierna kan ik een overleg hebben met één van de werkgroepen waarbij ik aangesloten ben. In de middag kan ik onderwijs geven in patiëntencontact, waarbij ik opgenomen filmpjes van de studenten die een simulatieconsult hebben gehad met hen ga evalueren. Als laatst kunnen we een overleg hebben waarin alle docenten samen zitten om een bepaalde training te evalueren en om te “checken” bij elkaar waar we tegenaan lopen en of er dingen zijn die we zouden willen veranderen in de desbetreffende training. Het verschilt dus elke dag! Wat erg fijn is, is dat er ook ruimte is voor voorbereidingstijd, ik heb bijvoorbeeld tijd nodig om de simulatiepatiëntencontact filmpjes te bekijken. Ook is er, vaak in tegenstelling tot in het ziekenhuis, tijd om te pauzeren – Dit wordt ook aangemoedigd!

Heb je patiëntencontact? En zo nee, mis je dat?
We organiseren trainingen waarbij “echte” patiënten langskomen om hun verhaal te doen, waarbij de studenten de anamnese kunnen oefenen. Dit is natuurlijk anders dan een nieuwe patiënt zien in de praktijk. Op dit moment mis ik het contact nog niet zo erg, maar ik kan mij voorstellen dat dit later wel voor kan komen. Gelukkig heerst er hier een erg open cultuur waarin je dit soort dingen met gemak kan aankaarten. Je zou altijd samen naar een oplossing kunnen kijken waarin je bijvoorbeeld dit werk kan combineren met praktisch werk als arts, zoals veel van mijn collega’s doen.

Doordat je tijdens je studie geneeskunde veelal wordt blootgesteld aan het werk in het ziekenhuis, kreeg ik een (foutief) beeld dat een arts altijd in het ziekenhuis werkt.

Waarom heb je gekozen om niet als arts aan de slag te gaan? Vond je het een lastige keuze?
Het was zeker een lastige keuze. Doordat je tijdens je studie geneeskunde veelal wordt blootgesteld aan het werk in het ziekenhuis, kreeg ik een (foutief) beeld dat een arts altijd in het ziekenhuis werkt. Wat ook niet meehielp, is dat iedereen om mij heen wel leek te weten welk specialisme bij hen pasten. Bovendien heerst er binnen de geneeskunde een enorm competitieve cultuur waarbij je op een manier moet bewijzen dat jij beter bent dan de ander. Ik was tijdens de coschappen gewoon heel gemiddeld, en werd onzeker (en moe) van al mijn studiegenoten die altijd maar aan het vertellen waren over hun promotietrajecten, perfecte beoordelingen en baan-aanbiedingen. Toch, ondanks die onzekerheid en ook jaloezie, voelde ik dat ik helemaal niet hetzelfde wilde doen als hen. Ik moest actie ondernemen om uit te zoeken wat ik zélf wilde en niet maar te doen wat de rest deed.

Ik heb letterlijk en figuurlijk afstand moeten nemen van mijn studentenstad en de “geneeskunde-bubbel” en ben verhuisd naar een andere stad. Daar heb ik een andere master gevolgd, hier en daar in de sociale geneeskunde gewerkt en ben ik een half jaar op reis geweest. Na twee jaar had ik het gevoel dat ik er eindelijk helder over na te kon denken en heb ik mijn hart gevolgd. Onderwijs geven was altijd al een passie van mij, zo gaf ik bijvoorbeeld met veel plezier al seksuele voorlichting tijdens mijn studie. Ik maakte de keuze voor deze baan onder het mom van “stap voor stap”, want je kunt niet voorspellen of je dit voor de rest van je leven gaat doen. Als je ambieert om specialist te worden, wordt dit wel van je verwacht. Je moet alles op alles zetten om daar te komen. Ik merk dat bijvoorbeeld aan vriendinnen die moeite hebben om er een paar maanden tussenuit te gaan, omdat dit slecht op hun CV staat. Ik vind dat zonde van je jeugd, onafhankelijkheid, vrije tijd en vooral je mentale gesteldheid. Ik hoef geen baan waarvoor ik leef, maar ik werk om te leven (en het is mooi meegenomen dat ik mijn baan dan ook nog eens heel leuk vind). Ik merk dat deze instelling vaak gedeeld wordt bij mijn huidige baan en dat ik de ruimte heb om na te denken over hoe ik mijn toekomst verder in wil delen. Ook als ik ooit besluit een andere kant op te gaan, zullen zij de zelfontwikkeling hier alleen maar aanmoedigen.

Je hoort niet vaak dat artsen deze keuze maken. Hoe ben je bij deze functie terecht gekomen?
Ik vond het altijd al leuk om (patho)fysiologie uit te leggen aan mijn niet-medische vrienden. Tijdens mijn studie gaf ik seksuele voorlichting en merkte ik dat ik daar veel energie van kreeg. Toen ik de keuze maakte om het onderwijs in te gaan, was ik op zoek naar vacatures binnen het geneeskunde-onderwijs in Nederland. Deze worden toch vaak intern vergeven dus ik kwam al gauw weer terecht bij de universiteit waar ik ook gestudeerd heb. Achteraf ben ik hier blij mee; ik ken het systeem namelijk en dat maakt deze baan ook een stuk leuker. Als oud-student weet je waar huidige studenten tegenaan lopen.

Het zat mij de afgelopen paar jaar sowieso dwars dat veel fysiologie was weggezakt, en nu word ik betaald om alles bij te spijkeren!

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan?
Het studeren. Ik vond het als student altijd leuk om te lezen over fysiologie en nooit erg om voor tentamens te studeren. Ik was iemand die langer de tijd nodig had vergeleken met mijn medestudenten, maar als ik eenmaal klaar was beheerste ik de stof goed en kon ik het ook reproduceren in mijn eigen taal. Daar kreeg ik energie van en dat is eigenlijk wat ik nu doe voor de kost! Voor veel van de lessen die ik geef moet ik namelijk ook weer even de boeken induiken. Het zat mij de afgelopen paar jaar sowieso dwars dat veel fysiologie was weggezakt, en nu word ik betaald om alles bij te spijkeren!

En wat het lastigst, of minst leuk?
Ik ben vrij recent afgestudeerd dus ik kom uit een cultuur waar het werktempo erg hoog ligt. Het is best lastig om af te schakelen naar een wat lager werktempo en niet meteen enorm veel taken op je te nemen. Ik ben er nog niet uit of dit een kwestie van wennen is of dat ik toch verlang naar iets erbij. Bovendien heb ik nog steeds last van onzekerheden, omdat al mijn vrienden in het ziekenhuis werken en ik mij vaak afvraag of ik dat toch ook niet eens moet proberen. Maar als ik dan bedenk hoeveel van mijn vrije tijd (en voor mij dus geluk en plezier in het leven) ik daarvoor op moet geven, ben ik toch blij dat ik ooit de keuze heb gemaakt dat niet te doen.

Als je ook maar een greintje twijfel hebt, is het al de moeite waard om uit te zoeken waar dat vandaan komt.

Tot slot; heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Laat je niet leiden door andere studenten die goed in het ziekenhuis passen en daar heel mondig over zijn. Als je ook maar een greintje twijfel hebt, is het al de moeite waard om uit te zoeken waar dat vandaan komt. Uiteindelijk moet jij namelijk leven met de beslissing die je hebt gemaakt. Realiseer je dat de zorg in het ziekenhuis helaas niet meer alleen uit heroïsche taken bestaat, maar je ook moet dealen met een berg administratie, hiërarchie en onregelmatige diensten (dag, spontane uitjes). Tevens kreeg ik tijdens coschappen het gevoel dat bij veel specialisten, basisartsen en studenten het idee heerst dat bijvoorbeeld sociaalgeneeskundigen minderwaardig zijn ten opzichte van artsen die in het ziekenhuis werken. Dat is natuurlijk onzin, laat je daar niet door beïnvloeden! Denk goed na over wat jou gelukkig maakt en laat je niet opjagen door een ander. En misschien nog het belangrijkste: je hebt tijd! Je werkt tot je 67ste, dus je kan echt wel wat jaren nemen om uit te zoeken welke baan bij jou past.

*Op verzoek van de auteur is er gebruik gemaakt van een pseudoniem. De echte naam is bekend bij de redactie. Lijkt jou dit werk ook leuk? Heb je vragen aan de auteur? Stuur ons een berichtje voor contactgegevens.