Zorg die anders kan: Groene veranderenergie

Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker of gewoon anders kan. Deze week ga ik in gesprek met Egid van Bree over verduurzaming van de zorg en veranderenergie. Hij heeft geneeskunde gestudeerd in Maastricht en is ondertussen werkzaam als arts-onderzoeker in het LUMC, waar hij zich bezighoudt met duurzaamheid van eHealth. Hij is daarnaast actief als stuurgroeplid van de Groene Zorg Alliantie.

Egid vertelt: “Ik denk dat mijn interesse voor het thema verduurzaming van de zorg al is ontstaan tijdens mijn bachelor. Ik raakte toen betrokken bij een internationale studentenorganisatie die zich onder andere bezighield met de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Toen ik daarna weer verder ging met geneeskunde, verbaasde het mij dat duurzaamheid in onze opleiding nog helemaal geen topic leek te zijn; het ging ineens alleen nog maar over ziektes en het genezen daarvan.

Één casus uit mijn eerste coschap chirurgie is me altijd bijgebleven: een demente dame van in de negentig die haar heup had gebroken. Zonder enige twijfel werd besloten dat ze zou worden geopereerd. Dat ze een paar dagen later zou overlijden hadden we vooraf misschien niet kunnen weten, maar er was überhaupt niet gesproken over een andere optie dan opereren. Het zette mij aan het denken: waarom bevragen we niet wat kritischer wat we aan het doen zijn? Waarom wordt er bij het aanvragen van diagnostiek altijd zo makkelijk gezegd: ‘Baadt het niet, dan schaadt het niet’? Ondertussen werd duurzaamheid in de maatschappij een steeds groter thema, dus waarom dan niet in de zorg? Thuis plastic scheiden, maar op het werk alles in een grote container gooien waarna alles wordt verbrand. Dat stootte mij – en een hoop andere zorgprofessionals – tegen het zere been.

Tijdens mijn coschappen zag ik online een vacature voorbijkomen voor het bestuur van De Geneeskundestudent. Op hun website zag ik dat er een werkgroep duurzaamheid bestond. Als ik nu op mijn sollicitatiebrief terugkijk, lijkt het eigenlijk meer op een betoog over wat zij allemaal met het thema duurzaamheid zouden moeten doen. De conclusie van het sollicitatiegesprek was dan ook: “Dan kom je het zelf toch doen?”. En zo geschiedde. Vanuit die positie kwam ik steeds meer mensen tegen die zich ook met dit thema bezighielden en vormden we een beweging van (toekomstige) zorgprofessionals die met vergelijkbare frustraties en vragen rondliepen.

“Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen.”

Vanuit die groep mensen is twee jaar geleden op een organische manier de Groene Zorg Alliantie ontstaan. Het gaf energie om te zien hoe ieder al bezig was met het verduurzamen van de zorg en om elkaar te versterken. Wat begon met ongeveer 10 groepjes, is inmiddels uitgegroeid tot meer dan 100 green teams en 40 landelijke commissies. Veranderenergie werkt aanstekelijk en het is inspirerend om te zien dat er steeds meer mensen gewoon vanuit zichzelf ergens mee beginnen. Wij proberen al die initiatieven als Groene Zorg Alliantie dan weer met elkaar te verbinden. Zo organiseren we bijvoorbeeld één keer per jaar het Groene Zorg Festival met als slogan “vieren dat het anders kan”. Online wisselen we zoveel mogelijk kennis en ervaringen met elkaar uit, maar denken ook na over manieren om de veranderenergie zo goed mogelijk te gebruiken. De kracht zit erin dat iedereen mee mag doen. Er zijn geen harde eisen om een green team of commissie op te starten, als je maar een bijdrage levert aan gezondheidsbevordering en verduurzaming van de zorg.   

Een duurzame zorgsector is meerledig. Enerzijds moeten we de voetafdruk van de zorgsector zelf verkleinen. Dat kunnen we doen door ons kritischer af te vragen welke dingen die we nu doen eigenlijk weinig tot geen toegevoegde waarde hebben, maar wel een milieu impact. Daarbij kun je kijken naar het aanvragen van onnodige diagnostiek, overbehandeling met medicatie of operaties, maar ook naar het afval dat we als sector creëren en hoe we daarmee omgaan. Aan de andere kant gaat verduurzaming van de zorg ook om het bevorderen van een gezonde leefomgeving, want klimaatverandering heeft onverbiddelijk gezondheidsgevolgen. Waarom mag er nog reclame worden gemaakt voor fossiele bedrijven, terwijl we weten dat door schadelijke deeltjes in de lucht mensen ziek worden? En waarom vinden we het normaal om een patiënt die geopereerd is aan darmkanker daarna weer rood vlees voor te schotelen in het ziekenhuis in plaats van een plantaardige optie?

Als Groene Zorg Alliantie zijn we dan ook niet alleen bezig met het verbinden van vergroenende initiatieven, maar proberen we ook actief aan te jagen. Daarbij denken we na over hoe we op strategische plekken de stem van zorgprofessionals het beste kunnen vertegenwoordigen. Wie zijn goede gesprekspartners? En wat zijn nieuwe plekken waar we als zorgprofessionals over het gezondheidsbelang van klimaatactie moeten laten horen? Zo geven we ook input op het mondiale klimaatbeleid en organiseren we een zorgblok tijdens de klimaatmars.

“De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien.”

Ook als geneeskundestudent of als beginnend arts kun je aan deze verandering bijdragen als je merkt dat dit iets is waar jij je graag voor wil inzetten. Bewustwording van de relatie tussen duurzaamheid en de zorg begint namelijk al tijdens onze opleiding. Je kan jezelf bevragen: ‘Waar in mijn onderwijs krijg ik iets te horen over de gezondheidseffecten van klimaatverandering? En krijg ik handvatten om me in te zetten voor leefstijl- of gedragsverandering?’ Ik denk dat er een mooie rol voor studenten ligt om hier eigenaarschap in te pakken en te zeggen: ‘Ik vind dit belangrijk en ik wil jullie helpen om dit te veranderen.’ Daarnaast zit je als coassistent of ANIOS in een unieke positie doordat je veel verschillende werkplekken ziet. Met een frisse blik kom je iedere keer weer in een nieuwe setting terecht. Tijdens onze opleiding leren we over vectorziektes, ziektes die door bepaalde organismen (vectoren) verspreid worden. Ik zie ons als studenten ook als vectoren in de zorg, maar dan om duurzame oplossingen te verspreiden van de ene naar de andere afdeling; van ziekenhuis A naar ziekenhuis B.

Vaak wordt er gesproken over de arts van de toekomst en nagedacht over hoe die eruit zou moeten zien. Het is daarbij belangrijk om je te realiseren dat er nu nog niemand is die precies invulling geeft aan dat toekomstbeeld. De dokter van de toekomst bestaat nog niet en we kunnen zelf bepalen hoe die eruit gaat zien. Dat kan lastig zijn, maar biedt ook kansen. We moeten ons eigen pad creëren en ik geloof er erg in dat dat het beste gaat door de dingen te doen die ons energie geven; of dat nou duurzaamheid is of iets anders. Als je doet wat je energie geeft, heb je de kracht om te veranderen.”

Zorg die anders kan: Onthamster de Zorg met Stichting Zorgmakers

Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website de komende tijd verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker of gewoon anders kan. Als eerste spreken we deze week Sarah van der Lely, die samen met Veerle Smit en Rob van der Kolk achter Stichting Zorgmakers zit. Ze vertelt ons meer over de oorsprong en doelen van hun stichting, maar vooral ook over hun nieuwe initiatief dat woensdag 12 april gelanceerd wordt!

Sarah vertelt: “Tijdens mijn coschappen kwam ik erachter dat de manier waarop we zorg verlenen aan patiënten erg afhankelijk is van de manier waarop het zorgsysteem georganiseerd is. Als ik vragen stelde over hoe dingen in elkaar zaten, kreeg ik vaak een antwoord als: ‘Ach, laat maar zitten. Daar kun je toch niets aan veranderen.’ Dat frustreerde me, aangezien ik nog 40 jaar in dit zorgsysteem moest werken. Daarom besloot ik het zelf uit te zoeken. Ik kwam er in mijn zoektocht achter dat het systeem vaak best logisch bedacht is, maar er een aantal dingen zijn die gewoon niet met de praktijk overeenkomen. Meerdere mensen om mij heen waren benieuwd naar hoe het systeem in elkaar zat, dus bedacht ik om er een documentaire over te maken. Dat werd een documentaire over het Slotervaartziekenhuis, dat failliet ging terwijl ik daar coschappen liep.

Een paar jaar later toen de coronacrisis begon liep ik het coschap ziekenhuismanagement bij de Raad van Bestuur van het AMC. In de maatschappij werd covid toen nog niet heel serieus genomen, maar in de Raad van Bestuur was het al een groot thema op de agenda. Toen een paar weken later het land op slot ging leek het mij heel interessant om een documentaire te maken over de beslissingen die op dat moment gemaakt werden op bestuurlijk niveau in de zorg. Het is achteraf altijd makkelijk om te oordelen over beslissingen, maar daarom juist zo relevant om op het moment zelf de overwegingen vast te leggen. Uiteindelijk mocht ik Rob van der Kolk volgen en daarover een documentaire maken. Rob was gevraagd om de landelijke inkoop van mondkapjes te leiden. Toen ik daar aan kwam, was het één grote georganiseerde chaos waarbij mensen van alle kanten binnenkwamen en direct aan het werk gingen. Iedereen werkte samen: de ziekenhuizen, de bedrijven die normaal de mondkapjes importeren, de KLM en het ministerie. Het was een groep mensen met een geweldige oplossingsgerichte mentaliteit. In plaats van dat er maanden overheen gingen om beslissingen te nemen, konden die in kleine overleggen in een kwartier ineens worden genomen. Dat was heel inspirerend om te zien. Daar waar mijn eerste documentaire ging over de gevolgen van marktwerking in de zorg, wilde ik met deze tweede documentaire laten zien dat er een alternatief is, namelijk samenwerking.

Zo inspirerend als het was om tijdens de coronacrisis te zien hoe goed er werd samengewerkt en hoe snel verbeteringen werden doorgevoerd en gedeeld, zo teleurstellend was het om te zien hoe snel alles na de crisis terug naar het oude ging. Toen ik achteraf hierover napraatte met Rob, realiseerden we ons wat een bijzondere tijd het was geweest. Er was zoveel ruimte geweest voor verbetering vanaf de werkvloer, voor het delen van oplossingen en voor creativiteit. Hoe kon het dat het nu wel was gelukt en normaal niet? Moesten we daar niet iets mee doen? Met Veerle, die ik al kende vanuit mijn coschappen, had ik al het idee van Zorgmakers. We besloten met zijn drieën een stichting op te richten met deze naam.

Met Zorgmakers willen we graag de creativiteit en oplossingsgerichtheid die tijdens de coronacrisis was ontstaan proberen vast te houden. Er zijn al zo veel goede oplossingen in de zorg, wat nou als we wat meer van die oplossingen van elkaar zouden kopiëren? Het viel ons op dat er nog geen echte plek bestond om goede ideeën te delen; een soort pubmed voor oplossingen. Die hebben wij daarom gebouwd op onze website. Ons doel is om mensen oplossingen uit andere zorginstellingen te laten zien, zodat zij deze kunnen ‘na-apen’. Verder hopen we op een creatieve manier het gesprek over oplossingen en problemen in de zorg op te starten. Dat hebben wij bijvoorbeeld ook gedaan met ‘de Paarse Krokodil’, een negen meter lange opblaaskrokodil die van zorginstelling naar zorginstelling door het land gaat, en symbool staat voor hoeveel ruimte de bureaucratie in de zorg inneemt.

 In mijn huidige functie als arts-assistent kindergeneeskunde ben ik ook regelmatig bezig met verbeterprojecten. Laatst had ik een gesprek met een van de kinderartsen. Zij zei tegen me: ‘Als je dingen verbetert moet je oppassen dat je niet alleen het rad efficiënter maakt, maar dat de hamster er ook af en toe uit kan.’ Die metafoor bleef in mijn hoofd zitten. Elke keer als ik vervolgens weer achter mijn computer taken zat te doen, voelde ik me een hamster in een rad. Met dat idee zijn we aan de slag gegaan. We willen dat mensen vaker stilstaan bij de vragen: Hoe ziet mijn werk er nu uit, en hoe zou ik willen dat het eruit zou zien? Hoeveel van de taken die ik op een dag doe zijn nou echt taken waarvoor ik in de zorg ben gaan werken? En hoe zorg ik ervoor dat ik meer van dát soort taken kan doen? Uiteindelijk zijn wij als zorgmedewerkers degenen die samen de zorg maken, maar vaak kijken we voor oplossingen naar de mensen die rapporten schrijven. Dat is eigenlijk heel onlogisch, want die staan niet met ons op de werkvloer. Met onze stichting en initiatieven delen we problemen en oplossingen in de zorg op een manier die creatief is en niet te veel tijd kost; precies zoals we willen dat het in de zorg zelf ook zal gaan.”

Op woensdag 12 april, Wereld Hamster Dag, zal de lancering van ‘Onthamster de Zorg’ plaatsvinden. Houd hiervoor de LinkedIn pagina en het Instagramaccount van Zorgmakers in de gaten. Nieuwsgierig naar meer van hun initiatieven en oplossingen? Neem dan zeker ook een kijkje op www.zorgmakers.com

Zorg die anders kan

Arts-assistenten die hun dagen vullen met administratie en telefoontjes. Specialisten die het niet eens worden over op welke afdeling een patiënt moet worden opgenomen. Het nabellen van andere gezondheidsinstellingen om patiëntdossiers compleet te maken (beter bekend onder de noemer “leuke klusjes voor de co”). In geen andere sector wordt het woord ‘multidisciplinair’ zo veel gebruikt en tegelijkertijd zo weinig benut. Er heerst een zekere mate van inefficiëntie in het ziekenhuis.

Maar niet alleen binnen de muren van het ziekenhuis kennen we dit probleem. Sterker nog, die muren zijn (figuurlijk dan) onderdeel van het probleem. Het zorgsysteem is zo groot en complex geworden dat er te veel verschillende muren en deuren zijn. En als wij al niet meer weten wie we moeten bellen voor welke informatie, hoe kunnen we dan verwachten dat patiënten weten op welke deuren ze moeten kloppen? Er lijkt daarnaast sprake van een soort paradox; hoe meer zorg patiënten nodig hebben, hoe minder deuren er voor hen open gaan; ze worden van het kastje naar de muur gestuurd. Termen als ‘ontschotting van de zorg’ en ‘integrale zorg’ vliegen ons om de oren, maar blijken makkelijker gezegd dan gedaan. We zien door de bomen het bos niet meer. Door alle kleine stukjes ziekte zien we de patiënt niet meer, en door alle muren is de ingang zoek.

Het zal geen nieuwe informatie zijn dat tegelijkertijd de druk op het zorgstelsel alleen maar groter wordt. Het aantal mantelzorgers daalt, de personeelstekorten worden groter en de levensverwachting, en daarmee het aantal ouderen en zieken, neemt alleen maar toe. Als er niets verandert aan de manier waarop we onze zorg organiseren zal in 2040 één op de vier mensen in de zorg moeten werken. Zorg moet dus anders, en mede door de COVID-crisis hebben we gezien dat heel veel zorg ook anders kan. Zo wordt er bijvoorbeeld steeds meer gebruik gemaakt van digitalisering, denk daarbij aan beeldbelafspraken of mobiele apps die patiënten op afstand helpen of monitoren. Ook samenwerking krijgt de laatste jaren meer aandacht; binnen het ziekenhuis, maar ook daarbuiten, tussen verschillende zorgorganisaties, gemeenten en het sociale domein.

Dokters die het anders doen zijn ook dokters die kijken hoe zorg anders kan. Daarom lijkt het ons leuk om op deze website de komende tijd vaker stil te staan bij initiatieven die hieraan bijdragen. Zo hoeft hopelijk niet iedereen het wiel opnieuw uit te vinden, is dat niet efficiënt? Het is in ieder geval een klusje dat ik als co graag doe.

In gesprek met een AIOS Musculoskeletale Geneeskunde

Deze week gaan we in gesprek met AIOS Musculoskeletale Geneeskunde Stephan Oosterbosch. Musculoskeletale Geneeskunde is een vakgebied dat zijn oorsprong reeds vond in 1965, toen een Amsterdamse huisarts de basis hiervoor legde. Tegelijkertijd is het een vakgebied dat voor velen nog onbekend is. En daar moet verandering in komen als je het Stephan vraagt. Hij vertelt ons graag meer over zijn werkzaamheden, opleiding en waarom hij deze keuze heeft gemaakt.

Wat leuk dat je iets wilt vertellen over jouw werk! Zou je ons allereerst kunnen uitleggen wat musculoskeletale geneeskunde precies inhoudt?
“Binnen de musculoskeletale geneeskunde kijken we voornamelijk naar de houding en functie van het bewegingsapparaat. Het is ontstaan vanuit dokter Sickesz, een huisarts uit de vorige eeuw. Zij zag in haar praktijk veel mensen met klachten van het bewegingsapparaat, die vaak niet of maar voor korte tijd verholpen konden worden. Ze ging op zoek naar een behandelmethode die mensen voor langere tijd zou kunnen helpen. Zo vond ze bij mensen met vaak relatief eenvoudige rugklachten bepaalde standsafwijkingen van bekken, wervelkolom en extremiteiten. Door deze, vaak functionele, standsafwijkingen kan het zo zijn dat de wervelkolom minder goed functioneert en het zenuwstelsel ter hoogte van de wervel wordt geprikkeld. Mensen die bij ons komen hebben vaak last van rug- of nekklachten, maar ook van schouder-, elleboog-, knie- of enkelklachten. Voor het goed functioneren van de wervelkolom is het belangrijk dat de wervels met het bekken één bewegingsketen vormen. Daarom behandelen we mensen in een systematische volgorde, waarbij bekken, rug en extremiteiten worden behandeld in om en nabij vijf behandelingen. Tijdens deze behandelingen maken we gebruik van mobiliserende technieken, waarmee we disbalans en klachten die gepaard gaan met spierspanningen proberen op te heffen. Door mensen in die keten te behandelen kun je vaak niet alleen de rugklachten maar ook andere klachten die mensen hebben verhelpen.”

Hoe verhoudt het zich tot andere vakken die zich bezighouden met het bewegingsapparaat, zoals orthopedie of fysiotherapie?
“De patiëntenpopulatie die wij zien zijn veelal al bij de fysiotherapeut, manueel therapeut, osteopaat, neuroloog, orthopeed en revalidatiearts geweest. Ze hebben vaak een lang traject doorlopen en zijn nog steeds niet van hun klachten af. Musculoskeletale geneeskunde heeft met veel van deze vakken raakvlakken, maar wij kijken op een andere manier. Waar binnen andere vakken vaak meer lokaal wordt gekeken waar de pijn zit, om vervolgens ook daar te behandelen, proberen wij het lichaam als een keten te zien. Door ruimer naar het lichaam te kijken, en het niet te zien als losse diagnoses maar als een keten die je probeert beter te laten functioneren, zie je dat een groot deel van de pijnklachten op lange termijn te verbeteren of te verhelpen zijn. Anders dan bij de meeste specialismen in het ziekenhuis hoeven wij patiënten niet altijd door te sturen, maar geven we zelf de behandeling. Dit kan door middel van mobilisaties, het voorschrijven van medicatie of het meegeven van houding- en beweegadviezen.”

“Ik werkte naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”

Hoe kwam je erbij om te kiezen voor musculoskeletale geneeskunde, was het een lastige keuze? 
“Ik wist al van jongs af aan dat ik geneeskunde wilde studeren. Toen ik eerst uitgeloot werd, koos ik ervoor om fysiotherapie te studeren. Ik wist namelijk al dat ik met het bewegingsapparaat bezig wilde zijn. Na mijn opleiding tot fysiotherapeut werd ik alsnog ingeloot voor geneeskunde. Doordat mijn vader MSK (musculoskeletaal) arts is, wist ik niet alleen al wat het vak inhield, maar had ik ook al vaak gezien wat voor effecten musculoskeletale geneeskunde bij patiënten teweeg kon brengen. Tijdens mijn coschappen merkte ik dat rugklachten bij de orthopedie vaak moeilijk konden worden verholpen. Ik werkte toen naast mijn coschappen al in een MSK praktijk, en vond het mooi om te zien dat ik echt iets voor mensen kon betekenen. Dat is waarvoor ik dokter wilde worden.”

Hoe ziet de sollicitatieprocedure voor de opleiding eruit, is het lastig om een plek te bemachtigen? 
“Om te solliciteren voor een opleidingsplek moet je allereerst een sollicitatiebrief schrijven. Vervolgens word je al dan niet uitgenodigd op een sollicitatiegesprek. Of je meteen wordt toegelaten is mede-afhankelijk van je vooropleiding. Het is natuurlijk handig om voorkennis te hebben van het bewegingsapparaat of het zenuwstelsel. Ik kon meteen na mijn geneeskunde-opleiding starten omdat ik ook fysiotherapie heb gestudeerd, maar in principe wordt er wel verwacht dat een sollicitant 1 tot 2 jaar klinische ervaring heeft als ANIOS. Er starten ook huisartsen, SEH-artsen of orthopeden aan de opleiding, die kunnen hun opleiding dan vaak inkorten. Op dit moment starten er jaarlijks 5 artsen aan hun opleiding tot MSK arts. Het beroep is helaas nog vrij onbekend. Dat is lastig en erg jammer, want ik denk dat het beroep van onmiskenbare waarde kan zijn voor mensen met klachten aan het bewegingsapparaat.”

“Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme.”

En hoe zien jouw dagen eruit als musculoskeletaal arts in opleiding? 
“Iedere week zit ik op twee verschillende werkplekken. Twee dagen zit ik in een ‘normale’ MSK-praktijk, waarbij ik bezig ben met het behandelen van standsafwijkingen. Daarnaast werk ik twee dagen op de Rugpoli. De Rugpoli is een vorm van anderhalvelijnszorg, waarin we in een multidisciplinair team bestaande uit onder andere MSK-artsen, orthopeden, neurologen en reumatologen de meer complexe casussen zoals herniaties en stenoses behandelen. Elke Rugpoli heeft zijn eigen MRI, waardoor we na verwijzing van de huisarts zelf aanvullend onderzoek kunnen aanvragen en beoordelen.

Met die multidisciplinaire teams proberen we de druk op de zorg een beetje af te laten nemen. Vaak worden patiënten met rugklachten meerdere keren doorgestuurd; van de huisarts naar de fysiotherapeut, terug naar de huisarts, naar de orthopeed.. enzovoort. Patiënten komen vaak pas bij een MSK arts terecht nadat ze al veel andere specialisten hebben gezien en nog niet van hun klachten af zijn. Ik denk dat als patiënten eerder naar ons doorverwezen zouden worden, er gerichter behandeld en/of doorverwezen kan worden naar het juiste specialisme. Naar MSK-praktijken worden mensen helaas nog weinig doorgestuurd vanuit de huisarts of het ziekenhuis. Mensen komen daar vooral via mond-op-mondreclame. Bij de Rugpoli is dat anders. In sommige ziekenhuizen is het tegenwoordig zelfs zo dat mensen niet door de neurochirurgie worden geopereerd voordat ze bij de Rugpoli zijn geweest.”

En hoe ziet de rest van de opleiding eruit? 
“De opleiding tot MSK-arts duurt in totaal 2 jaar. Naast twee dagen in een gewone MSK-praktijk en twee dagen op de Rugpoli heb ik één dag in de week tijd voor zelfstudie en opdrachten. In jaar 2 kom ik op twee nieuwe werkplekken terecht. Ongeveer één keer per maand is er een cursusdag, waarop er aandacht wordt besteed aan variërende medische onderwerpen. Iedere cursusdag komt anatomie, arthrokinematiek en oefencasuïstiek aan bod, maar oefenen we ook met klinisch redeneren en lichamelijk onderzoek. De cursusdagen zijn grotendeels in Bilthoven. Omdat ik relatief ver moet reizen naar mijn werkplekken, heb ik er recent voor gekozen om terug te gaan naar drie werkdagen in plaats van vier per week, waardoor ik enkele maanden langer over mijn opleiding zal doen.”

Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje.

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan?
“Ik vind het belangrijk dat de kwaliteit van mijn consulten goed is. Daarom vind ik het fijn dat we patiënten niet maar tien minuten, maar bijvoorbeeld een half uur of driekwartier zien. Dat geeft me tijd om patiënten goed te onderzoeken, evalueren, instrueren en behandelen. Ik vind het daarnaast leuk om fysiek bezig te zijn, daar kan ik mijn energie in kwijt. Tegelijkertijd ben ik toch iedere keer bezig met klinisch redeneren; ‘Als dit niet werkt, hoe kan ik de klacht dan anders aanpakken? Wat kan ik nog meer voor deze patiënt betekenen?’ Je krijgt van veel andere specialismen, zoals de neurologie, orthopedie, sport- en revalidatiegeneeskunde dingen mee, maar blijft toch gefocust op het grotere plaatje. Dat blijven puzzelen maar ook actief bezig zijn vind ik erg leuk aan deze baan. Daarnaast vind ik het fijn dat ik relatief weinig slechtnieuwsgesprekken hoef te voeren, daar zou ik slecht mee overweg kunnen.”

En wat vind je het lastigst?  
“Officieel valt musculoskeletale geneeskunde, anders dan bijvoorbeeld manuele therapie, onder de alternatieve geneeswijzen. Daardoor krijgen patiënten behandelingen vaak niet volledig vergoed, waardoor zij er soms voor kiezen om geen behandeling te ondergaan. Dat vind ik jammer, omdat je alle patiënten graag de zorg wilt verlenen die zij verdienen, zonder dat dit afhankelijk is van de vergoeding van de zorgverzekeraar. Dat de behandelingen maar deels vergoed worden heeft te maken met de evidence ervoor. Voor een kleine beroepsvereniging is het lastig om dergelijk onderzoek te bekostigen. Doordat er zoveel verschillende oorzaken bestaan voor rugklachten, en niet elke patiënt met dezelfde diagnose hetzelfde reageert op een behandeling, moeten wij maatwerk leveren door te zoeken naar een juiste behandeling of combinatie van behandelingen. De commissie wetenschap van onze beroepsvereniging werkt hard aan richtlijnen en effectenstudies, om op die manier beter zichtbaar te worden binnen de reguliere geneeskunde.”

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
“Al ons werk is poliklinisch, dus in principe zijn er geen diensten. Als je een eigen praktijk hebt kun je het natuurlijk zo gek maken als je zelf wilt, maar voor nu vind ik het fijn om ook voldoende tijd te hebben buiten mijn werk.”

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis? 
“Ook in ons werkveld ontkom je niet aan administratie. In elk consult bespreek en noteer je kort het reactiepatroon van vorige behandeling en noteer je hetgeen je gezien en gedaan hebt. Daarnaast schrijf je enkel brieven ter evaluatie aan de huisarts of een aanbeveling bij doorverwijzen naar een ander specialisme.”

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze? 
“Ga vooral meekijken met verschillende specialismen. Maak niet te snel een keuze, en bedenk niet alleen wat je belangrijk vindt over 5 jaar, maar ook over 20 of 30 jaar. Probeer daarnaast altijd het hele plaatje te blijven zien, denk in een keten en zie je patiënt niet als een verzameling van losstaande diagnoses.

Is je interessegebied breder dan één enkel specialisme, vind je het leuk om zelf patiënten te behandelen door middel van conservatieve en invasieve behandelmethodes, werk je graag in een klein multidisciplinair team en wil je opleiding en een gezin kunnen combineren? Kom dan vooral een keer een dag meelopen in een MSK-praktijk of op de Rugpoli. Wil je meer informatie over het opleidingsplan of in contact komen met aangesloten MSK-artsen dan kun je altijd kijken op de site van de vereniging (www.NVAMG.nl).”