Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Marieke

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

Marieke is specialist ouderengeneeskunde in opleiding. Tijdens haar werk in het verpleeghuis merkt ze dat ze niet alleen zorgt voor de bewoners, maar ook voor de familie van deze bewoners, wat soms wat uitdagend kan zijn.

Marieke vertelt:
‘Het is zondagochtend, de komende 24 uur heb ik dienst. “Als er maar niets geks gebeurt”, denk ik altijd. Al snel gaat die ochtend mijn telefoon: de verpleegkundige belt over een patiënte van mijn eigen psychogeriatrische (PG) afdeling. Normaal gesproken vind ik het fijn als ik over mijn eigen patiënten gebeld wordt, omdat je de mensen goed kent kan je een gemakkelijker een betere inschatting maken. Alleen bij het horen van de naam van deze patiënte werd ik juist nerveus. Mevrouw woont al jaren op deze afdeling met vergevorderde dementie en gaat sinds enkele weken fysiek en mentaal achteruit. In deze periode van achteruitgang heb ik meerdere keren met haar familie gesproken, wat af en toe erg moeizaam verliep. Ik schatte in dat dat kwam doordat familie de situatie moeilijk kon accepteren. Twee dagen eerder had ik nog uitgebreid gesproken met de zoon van de patiënte. Mevrouw at en dronk minder bij de gestelde achteruitgang en was delirant. Haar zoon verweet mij dat ik het liet gebeuren en hier niets aan deed. De situatie maakte de zoon boos. Uiteindelijk lukte het me om voldoende uit te leggen over het ziektebeeld om deze boosheid te verminderen en zijn begrip terug te krijgen. Ten minste, dat dacht ik vrijdagmiddag, toen ik uiteindelijk met een goed gevoel het gesprek afsloot. Maar nu vertelt de verpleegkundige me aan de telefoon dat er zes boze mensen, waaronder zoon, op de afdeling zijn en direct een dokter willen spreken. In hun boosheid had de familie zelfs meerdere huisartsenposten en ziekenhuizen gebeld om te vragen of ze hun moeder wilden beoordelen, maar zij werden telkens terugverwezen naar de specialist ouderengeneeskunde. Met enig lood in mijn schoenen ben ik naar de afdeling gelopen, me ondertussen afvragend hoe boos ze zouden zijn, wat ze van me zouden willen en hoe ik deze mensen zou kunnen bereiken. Stel je voor dat ze onmogelijke verwachtingen van mij zouden hebben of behandelingen zouden eisen waar ik niet achter sta? Ik ben de dokter van de patiënte, ik moet háár behandelen en ik wil haar lijden niet verlengen. Maar het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling.

Eenmaal op de afdeling zie ik aan de patiënte dat ze niet lang meer te leven heeft. Ik neem zoon apart en neem de afgelopen dagen door. Ik vraag hem hoe hij de toekomst ziet en wat hij zou willen. Hij antwoordt dat hij wil dat zijn moeder niet te lang hoeft te lijden, een antwoord dat ik niet had verwacht. Ik had verwacht dat hij nog alles op alles zou willen zetten om zijn moeder beter te maken. Het geeft me een ingang om de mogelijkheden in de laatste levensfase te schetsen. De lichaamshouding van zoon verandert zichtbaar, hij heeft meer berusting. De zoon voelde zich eerder niet gehoord, maar nu hij merkt dat ik op één lijn met hem zit is er rust en ruimte voor een gesprek. Ik heb afspraken kunnen maken met de zoon en uiteindelijk is de patiënte rustig overleden. De zoon kwam later naar me toe om me te bedanken voor mijn goede zorgen.’

” Het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn patiënte en haar familie; een interne worsteling. “

Terugkijkend is Marieke erg blij dat ze zelf de dienstdoende arts van die dag was, zo heeft ze zelf het proces kunnen afronden. Ondanks dat de zoon boos was, begreep ze hem en zijn gevoelens goed. Bij de zoon was er sprake van oprechte liefde en betrokkenheid voor zijn moeder, wat boosheid kan oproepen uit machteloosheid, zeker omdat hij zich niet gehoord voelde. Voor Marieke was dit weer een bevestiging van het belang van goede communicatie. Uiteindelijk heeft ze de zoon kunnen bereiken met één simpele vraag, maar deze moet je wel (durven) stellen. Als arts wil je ook de familie steunen, die moeten door met de ervaring rondom het stervensproces van hun geliefde. Ineens zijn er twee of meerdere ‘patiënten’ waarvoor gezorgd moet worden. Er moet een balans gevonden worden tussen het ondersteunen van familie tijdens hun rouwproces en goede zorg zonder onnodig lijden van de patiënt. Marieke probeert gesprekken over de laatste levensfase zo open mogelijk in te gaan. Ze wil niet te veel invullen wat belangrijk is voor een patiënt of hun familie. Als dit soort gesprekken goed verlopen, maakt dit haar trots en geeft het haar veel voldoening. Het is een hele andere kant van de geneeskunde, maar kan ontzettend mooi zijn, vooral als je goed contact krijgt met de patiënt en hun familie.

Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Tessa

Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.

“Ik herinner mijn eerste dienst als achterwacht nog goed”, zegt Tessa. “Het was een weekenddienst die om acht uur begon.” De diensten die Tessa doet in het verpleeghuis zijn bereikbaarheidsdiensten, dat wil zeggen dat de arts in principe thuis is en alleen iets gaat doen als hij of zij gebeld wordt door de verpleegkundigen. Als de dienst om 8.00 uur begint, kan er om 8.00 gebeld worden. “Ik had mij aangekleed en ontbeten, en zat bij de start van mijn dienst achter mij laptop, klaar om gebeld te worden.” Wat Tessa na enige tijd besefte was dat zij geen voorwacht meer was en dus niet meer als eerste gebeld zou worden. Ze zat dus eigenlijk voor niks klaar achter haar laptop. Als Tessa tegenwoordig dienst heeft, dan zorgt ze dat ze op tijd wakker is, maar ze kan nog iets langer in haar pyjama op de bank blijven zitten. Soms is ze zelfs bij vrienden op bezoek, maar altijd met laptop. “Het kan zijn dat ik ineens moet gaan, omdat ik een cliënt moet gaan beoordelen”, geeft Tessa aan, “vrienden zijn ondertussen gewend dat dit kan gebeuren als ik dienst heb, het hoort er nu eenmaal bij.”
Tijdens haar eerste diensten als specialist vond Tessa het best spannend om achterwacht te zijn. Als aios had zij al meerdere keren overdag supervisie moeten geven en in haar laatste voorwachtdiensten als aios belde zij zelden haar achterwacht. Tessa vertelt: “ik was zenuwachtig, omdat ik bang was dat ik niet alle vragen zou kunnen beantwoorden. Ik heb als specialist geen achterwacht meer, ik moet zelf met een plan of oplossing komen. In zeldzame situaties kan je sparren met een collega, maar dat is absoluut niet standaard. Daarnaast wil je het goed doen, je wil compleet zijn. Dingen die voor mij vanzelfsprekend zijn, moet ik wel goed bespreken met de voorwacht. Het kan anders gebeuren dat er handelingen vergeten worden en het beleid niet compleet is.”  


Wat Tessa (nog steeds) lastig vindt aan de diensten als achterwacht, is het feit dat ze de cliënt niet zelf kan zien. De voorwacht beschrijft wat er aan de hand is, maar soms is één blik op de cliënt genoeg om in te schatten wat er nodig is: het gevoel wat je hebt als je naar een zieke cliënt kijkt. Tessa vertrouwt op de inschatting van haar collega’s, maar de ene voorwacht kent ze beter dan de andere. “Ik probeer de voorwachten het belang van hun beoordeling te benadrukken tijdens een dienst”, geeft Tessa aan, “cijfers, zoals de bloeddruk, zijn belangrijk, maar wat maakt in het klinisch beeld dat een cliënt wel of niet ziek is? Daarop baseer ik namelijk grotendeels mijn behandeling.”
Daarnaast wil Tessa de aios en anios graag zo veel mogelijk bij brengen over het vak, ook tijdens de diensten. Ze wil niet meteen het beleid bepalen, want zo leer je er weinig van. Echter, tijdens een dienst kan het enorm druk zijn, waarbij er niet altijd genoeg tijd is om uitgebreid stil te staan bij elke casus. Tessa kan nog moeite hebben om de balans te vinden tussen sparren met de voorwacht en diegene iets te leren of direct het beleid te geven, zodat haar collega verder kon. Wel probeert Tessa de drempel zo laag mogelijk te houden om haar als achterwacht te bellen voor overleg of zelfs met de vraag om een cliënt te gaan beoordelen. Ze zegt: “Ik weet nog goed als basisarts en als aios dat het lastig kan zijn om je achterwacht in te schakelen, omdat het je niet lukt om vanwege drukte alle cliënten te zien. Het was dan fijn als de achterwacht uit zichzelf aanbood om te komen helpen. Dit probeer ik nu als specialist ook te doen. Ik hoor soms de paniek of de stress in de stem van de voorwacht en de opluchting als ik voorstel om te komen helpen. Ik wil graag laagdrempelig benaderbaar zijn, ik geloof namelijk dat je dan de beste zorg kan leveren aan je cliënten.” Dat Tessa niet alles zelf kan beoordelen en daarmee controle kan houden op de situatie, heeft ze geleidelijk aan losgelaten. Ze kijkt mee in het dossier van de cliënt als er gebeld wordt en soms ook aan het einde van de dienst kijkt ze in het dossier hoe het met de cliënt gaat. “Ik moet af en toe loslaten dat ik eindverantwoordelijk ben voor een cliënt. Samen met de voorwacht maak ik een plan, we zijn een team en dus samen verantwoordelijk. Als ik zou blijven piekeren over mijn beslissingen, dan houd ik deze baan niet vol en zou ik ’s nachts niet meer kunnen slapen”, zegt Tessa.

“Ik was zenuwachtig, omdat ik bang was dat ik niet alle vragen zou kunnen beantwoorden”
– Tessa

Iets anders wat Tessa opvalt sinds ze specialist ouderengeneeskunde is, is dat mensen regelmatig aan haar vragen hoe oud ze is. Ze voelt zich soms inderdaad jong, ze was namelijk 28 jaar toen ze specialist werd. Een aantal aios of anios die ze superviseert zijn ouder dan haar, wat grappige situaties kan opleveren. “Cliënten en hun families moeten soms even schakelen, ik zie ze dan denken: ‘ben jij de specialist?’ Hier moet ik wel om lachen, ik kan het namelijk helemaal begrijpen”, zegt Tessa. Toch weerhoudt het haar niet om haar kennis te delen en maakt het haar niet onzeker in haar werk. Haar expertise heeft veel toegevoegde waarde tijdens overleggen of het bespreken van behandelopties; dan maakt het mensen niet meer uit hoe oud je bent.

In het overleg met de specialisten in de tweede lijn merkt Tessa dat ze serieuzer genomen wordt dan toen ze basisarts of aios was. Ze wordt gelijkwaardiger behandeld. Tessa weet niet goed waar dit aan ligt. “Het kan meerdere verklaringen hebben”, geeft ze aan, “sinds ik specialist ben heb ik een andere titel, maar ik voel me ook een stuk zekerder. Daarbij wordt het vak ‘specialist ouderengeneeskunde’ steeds bekender onder specialisten. Waar het eerste het imago van een stoffig vak had, wordt nu steeds duidelijker hoe belangrijk de expertise is die we als specialisten ouderengeneeskunde hebben. Tijdens onze opleiding komen we ook in het ziekenhuis, waarbij ziekenhuisspecialisten kennis maken met ons vak. Meer bekendheid betekent ook meer respect en begrip. Het voelt goed om deze verandering te merken”.

Blog 21; in gesprek met een specialist ouderengeneeskunde

Deze week ga ik in gesprek met dokter Marina Goorts, specialist ouderengeneeskunde in opleiding.
Wist je dat..?
– Een specialist ouderengeneeskunde niet hetzelfde is als een geriater?
– Een specialist ouderengeneeskunde vaak werkzaam is in een verpleeghuis, vroeger werd dit dan ook verpleeghuisarts genoemd?

Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Vertel eens, hoe zien jouw dagen eruit als specialist ouderengeneeskunde (SOG) in opleiding?
 Ik volg de opleiding parttime, dat wil zeggen 3 dagen in het verpleeghuis en 1 dag in de schoolbanken in Nijmegen. Mijn werkweek bestaat uit visites van mijn eigen afdelingen, maar daarnaast heb ik veel vrije ruimte om zelf in te delen. Tijdens de visites neem ik door hoe het met de patiënten gaat en besteed ik aandacht aan preventie, om te zorgen dat patiënten zo min mogelijk naar het ziekenhuis hoeven. Ik stel hun medicatie voor suikerziekte in, houd hun hartfalen onder controle en kijk naar secundaire preventie voor beroertes. Naast mijn vaste afspraken ben ik flexibel om ruimte te maken om een Parkinson patiënt uitgebreid te onderzoeken of een moeilijk familie gesprek van een terminale patiënt te voeren. Tussendoor krijg ik telefoontjes met onverwachte dingen zoals een patiënt die is gevallen met een hechtwond of verdenking op een gebroken heup of bijvoorbeeld een plotselinge wegraking. Een verpleegkundige trieert tussen spoed en geen spoed, wat kan wachten komt op de wekelijkse visite, wat niet kan wachten ga ik direct naar toe. Daarbij werk ik vrij zelfstandig. Ik krijg altijd supervisie van een vaste specialist ouderengeneeskunde. Juist die afwisseling en de flexibele agenda is iets wat mij enorm aanspreekt! Als AIOS (Arts In Opleiding tot Specialist red.) heb ik een keer per week een leergesprek van een uur met mijn opleider waarin ik mijn leerpunten van die week en leerdoelen voor de toekomst bespreek. Het is confronterend omdat er een vergrootglas over je eigen handelen gelegd wordt, maar ook erg leerzaam om hier juist inzicht in te krijgen waardoor je enorm kan groeien.

Marina, specialist ouderengeneeskunde in opleiding

Waarom heb je gekozen voor SOG, was het een lastige keuze?
Ik vond het een hele moeilijke keuze! Sterker nog, tijdens de geneeskunde opleiding en mijn eerste jaren als ANIOS (Arts Niet In Opleiding tot Specialist red.) had ik het verpleeghuis nooit als optie overwogen. Het verpleeghuis had een suf imago en ik dacht dat mijn toekomst in het ziekenhuis lag, maar wist nog niet waar. Daarom heb ik er voor gekozen om na mijn afstuderen op de spoedeisende hulp te gaan werken, zodat ik van verschillende specialismen patiënten kon zien. Ik had daarbij de hoop dat ik na een jaar werken wel een beter idee zou hebben in welk specialisme mijn interesse zou liggen, maar helaas. Ik vond alles leuk, maar geen specialisme sprong er echt uit. Ik kon daarna de overstap maken naar de Intensive Care (IC) van een groot perifeer ziekenhuis, waar ik ook een jaar met veel plezier gewerkt heb. Maar ook daar kwam ik er achter dat ik nog iets miste. Ik vond acute zorg erg leuk, maar merkte dat ik juist ook veel energie haalde uit een praatje maken met patiënten als ze weer wakker werden na sedatie. Die praatjes waren altijd maar kort, want stabiele patiënten verlaten de IC weer snel. Ik vond het dan toch altijd jammer dat ik daarna niet meer zag hoe het verder met die mensen afliep. Na wikken en wegen en gesprekken met specialisten dacht ik dat wellicht de eerstelijnszorg toch meer bij mij paste. Vooral het langdurige patiëntencontact vind ik toch erg belangrijk, en daarom overwoog ik om huisarts te worden. Om de overgang van de IC naar de huisartsenpraktijk wat geleidelijker te laten verlopen, koos ik ervoor om eerst een jaar in het verpleeghuis te gaan werken voordat ik zou solliciteren voor de huisartsenopleiding.
Die overgang was enorm! Ik vond het in het begin echt moeilijk om te aarden in het verpleeghuis, omdat werkelijk alles anders is dan op de IC en heb zelfs even getwijfeld om te stoppen. Uiteindelijk heb ik bij de specialist ouderengeneeskunde aangeven waar ik tegenaan liep. Zij heeft met mij meegedacht en gekeken naar oplossingen die echt bij mij paste, dat was ik niet gewend vanuit het ziekenhuis. In het verpleeghuis word je echt gewaardeerd als persoon. Dat is de kracht van het verpleeghuis en maakt dat ik hier nog steeds werkzaam ben! Zo ben ik uiteindelijk geswitcht van de chronische zorg naar de revalidatie afdeling (GRZ), waar ik eerder nog niet bekend mee was. Het is het tussenstation tussen het ziekenhuis en thuis, waar mensen hard werken om te herstellen naar hun oude niveau. Vooral het werken naar een doel en potentieel ontslag naar huis vond ik erg leuk! Revalidatie heeft wel twee kanten en soms overlijden mensen, maar daardoor heb ik wel ingezien dat het soms ook heel mooi kan zijn als iemand accepteert dat hij of zij niet meer beter wordt. Ik kan ook juist heel veel voldoening halen uit het begeleiden van die laatste fase tot overlijden. Dat klinkt misschien vreemd, en dat was ik vanuit het ziekenhuis ook nooit gewend, maar dit heeft voor mij mijn ogen geopend. Je behandelt in het verpleeghuis niet alleen een ziekte, je behandelt een persoon. Juist de langdurige band die je met mensen opbouwt geeft mij veel voldoening. Soms moet je creatief zijn om te zoeken naar oplossingen. Binnen het verpleeghuis heb je daarin verrassend veel mogelijkheden en dat is juist iets wat mij erg aanspreekt. En zo ben ik dus blijven plakken in het verpleeghuis, die sollicitatie voor de huisartsenopleiding is er nooit meer gekomen.

‘Ik vond het een hele moeilijke keuze, ik heb zelfs overwogen om te stoppen!’

Hoe ziet de sollicitatie procedure voor een opleidingsplek SOG eruit?
Je schrijft een sollicitatie brief en er is een interview met de opleidingscommissie. Bij mij was het interview digitaal, dat zal wellicht voorlopig nog wel even zo blijven. Officieel wijst de universiteit je daarna een opleidingsplaats toe, maar in de praktijk is het ook mogelijk om zelf een plekje te vinden bij een verpleeghuis welke ook opleidingsplaatsen biedt.

En hoe ziet de opleiding er vervolgens dan uit?
De opleiding duurt 3 jaar. Het eerste en derde jaar zijn stages in het verpleeghuis, op de psychogeriatrie (PG)-afdeling, somatische afdeling en geriatrische revalidatie (GRZ). Het tweede jaar bestaat uit 6 maanden GGZ stage en 6 maanden ziekenhuis (afhankelijk van je eerdere werkervaring bijvoorbeeld neurologie, interne geneeskunde of geriatrie etc). Met eerdere werkervaring kun je soms korting voor de opleidingsduur krijgen.

‘De kracht van het verpleeghuis is dat ze echt kijken naar wat bij jou past. Het is afwisselend en je krijgt echt een band met je patiënten.’

Is het lastig om een opleidingsplek te bemachtigen. Wat zijn de criteria?
Met een goede motivatie en wat werkervaring heb je een redelijk goede kans om in opleiding te komen. Er wordt echt gekeken naar jouw kwaliteiten als persoon en of dat zou passen bij de doelgroep. En natuurlijk of je kunt samenwerken in multidisciplinaire teams, want dat doe je namelijk erg veel als specialist ouderengeneeskunde!

Wat vind je het allerleukst aan jouw baan? En wat het lastigst?  
Het leukste aan mijn baan vind ik het contact met mijn cliënten en nauwe samenwerking met collega’s. De cliënten op de chronische afdeling wonen in het verpleeghuis dus daarmee bouw je een goede band op. Sommigen zie je wekelijks, anderen wat minder. Juist het delen van kleine persoonlijke dingen vind ik erg leuk. En met collega’s werk je samen in een nauw multidisciplinair team. Naast je collega artsen heb je korte lijntjes met o.a. de fyiso-, ergo- en logopedie. We lopen geregeld bij elkaar binnen en is dit meestal erg gezellig.
Wat ik soms wel moeilijk vind, is het overlijden van mensen waar je een goede band mee opgebouwd hebt. In het ziekenhuis was een overlijden altijd vrij afstandelijk, meer een formaliteit. Omdat je in het verpleeghuis mensen beter kent, ben je hier automatisch ook nauwer bij betrokken. Maar als mensen vrede kunnen hebben met het overlijden en je kunt hen en hun familie hier goed begeleiden, kan ik hier juist ook veel voldoening uit halen.

Draai je ook diensten? En hoe zien die diensten eruit?
Ja zeker, diensten horen er bij. Het zijn altijd bereikbaarheidsdiensten, dus je bent in principe gewoon thuis en je telefoon staat aan. Ik heb meestal 1 dienst per week naast je reguliere werk, dit kan een avonddienst of dagdeel in het weekend zijn. Je kunt gebeld worden over te hoge glucoses of valincidenten, maar ook over een acuut benauwde patiënt of verdenking op een beroerte. Afhankelijk van je inschatting, geef je telefonisch advies of rijd je visite. Daarbij wordt verwacht dat je bij acute dingen binnen 30 minuten aanwezig kunt zijn.  Je hebt daarbij altijd een specialist ouderengeneeskunde als achterwacht, die je ondersteunt bij vragen of zo nodig een zieke patiënt mee komt beoordelen.

Hoe veel administratie heb jij? Is dat net zoveel als in het ziekenhuis?
Pfoe ja dat denk ik wel! Je schrijft alles op wat je doet, alleen op de chronische afdelingen krijgen mensen geen ontslagbrieven en dat scheelt wel heel veel. Wel zijn er regelmatig multidisciplinaire overleggen, waarbij de fysiotherapie, ergotherapie, logopedie, diëtetiek en psychologie samen met jou kijken naar de doelen van een cliënt. Dit wordt ook weer vastgelegd in het dossier.

Heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Vooral werkervaring opdoen op verschillende plekken en in verschillende ziekenhuizen of verpleeghuizen. Vraag ook vooral om een keer een dagje mee te lopen. In het verpleeghuis word je met open armen ontvangen! Mijn ervaring is dat het zo veel uitmaakt met wie je samenwerkt. Dus kijk vooral goed rond en schroom niet om te vragen om feedback waar specialisten of andere collega’s jou zouden zien werken en waarom. Wellicht geeft dit je nog nieuwe inzichten!