Benieuwd naar de overeenkomsten tussen het moederschap en mijn werk als aios interne geneeskunde? Maar ook de belangrijkste verschillen? Lees dan nu mijn nieuwste column, gepubliceerd in het magazine van de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD).
In gesprek met een donorarts
Bij het profiel Arts Maatschappij & Gezondheid kan er naast infectieziektebestrijding (lees de blog daarover hier) ook gekozen worden voor donorgeneeskunde. Vandaag gaan we in gesprek met twee artsen: Sanneke, voormalig anios bij Sanquin en Inge, donorarts bij Sanquin. Sanneke vertelt over haar ervaring als anios donorgeneeskunde en Inge vult aan.
Wat leuk dat jullie ons iets willen vertellen over het specialisme donorarts! Hoe zijn jullie hier terecht gekomen?
Sanneke: Na een aantal jaar op meerdere plekken als arts gewerkt te hebben, wist ik eigenlijk niet goed meer wat ik wilde. Ik had net ontslag genomen als anios chirurgie, omdat de hectische werkomgeving van het ziekenhuis toch niet goed bij me bleek te passen. Ik wilde even totaal iets anders, vooral iets met wat meer structuur. Zodoende ben ik gaan zoeken op internet naar interessante vacatures en kwam ik de vacature donorarts bij Sanquin tegen. Ik kon een dag meelopen, waardoor ik een beter beeld kreeg van de basistaken van een donorarts bij Sanquin en had het idee dat dit werk me wel de rustigere en meer gestructureerde werkomgeving kon bieden die ik op dat moment nodig had. Zodoende ben ik gestart met het werk als donorarts bij Sanquin, wat ik uiteindelijk één jaar heb gedaan. Momenteel ben ik op zoek naar de volgende uitdaging.
Inge: Zelf ben ik bij Sanquin terecht gekomen na één jaar als anios interne geneeskunde te hebben gewerkt. Het idee dat ik van de interne geneeskunde had, bleek in de praktijk toch anders te zijn: weinig tijd voor de patiënten, veel overleggen, regelen van onderzoeken, hiërarchie in het ziekenhuis. Dat waren allemaal factoren die mij opbraken. Toen kreeg ik een oproep voor bloeddonatie binnen, en per toeval kwam ik op de website het kopje ‘vacatures’ tegen. Ik reageerde op de functie donorarts en nu, 15 jaar later, werk ik hier nog steeds met plezier.
Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Sanneke: Als donorarts ben je (eind)verantwoordelijk voor de medische zaken van de keuringssessies. De meeste keuringen worden uitgevoerd door specialisten bloedinzameling, de mensen die bij het gehele bloedafnameproces betrokken zijn, maar onder andere nieuwe donoren en sommige senioren keur je zelf. Bij zo’n donorkeuring neem je de vragenlijst, die zij vooraf hebben ingevuld, door en bepaal je of de donor wel of niet (die dag) mag doneren. Daarnaast meet je de bloeddruk en het hemoglobine middels een vingerprik. Bij nieuwe donoren geef je uitleg over het proces en aandachtspunten van doneren.
Verder ben je als donorarts het aanspreekpunt voor de specialisten bloedinzameling en zorg je dat de donor, als er complicaties optreden tijdens het doneren, de juiste zorg krijgt. Daarnaast controleer je de keuringen die uitgevoerd zijn door de specialisten bloedinzameling op medische inhoud.
Naast de basistaken kun je bijvoorbeeld ook de landelijke telefoondienst op je nemen, afwijkende testuitslagen (zoals positieve hepatitis B en hiv testen of een te laag ferritine) afhandelen of deelnemen aan een werkgroep; zoals de werkgroep die richtlijnen maakt waar donoren aan moeten voldoen voor een veilige donatie. Daarnaast heeft elke bloedbank locatie een ‘senior donorarts op locatie’ die zich meer met organisatie bezighoudt.
Inge: Ik ben begonnen als algemeen donorarts. Later ben ik doorgegroeid naar senior donorarts, waarbij je meer verdieping en taken buiten de afnamesessies om hebt.
Verder is mijn grootste nevenfunctie keyuser eProgesa DG. eProgesa is ons belangrijkste softwaresysteem, waarin alles wordt bijgehouden, van registratie van de donor aan de balie tot uitgifte van het product richting ziekenhuis. Indien er bijvoorbeeld een vraag op de vragenlijst moeten worden veranderd, is het aan mij om dit goed te regelen met onze ICT-afdeling.
Je kan dus naast het reguliere werk veel leuke andere dingen doen. En ondanks dat je vaak alleen bent op locatie, leer je toch je collega’s via werkgroepen kennen.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Sanneke: Het leuke aan dit werk is de sfeer van de gesprekken met donoren en binnen het team. Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst. Daardoor kun je erg leuke en grappige gesprekken over allerlei willekeurige onderwerpen hebben met donoren. Daarnaast vond ik het leuk om over de moeilijkere vraagstukken van de specialisten bloedinzameling na te denken en een weloverwogen beslissing te nemen over het wel of niet doneren. Niet alle aandoeningen staan in de richtlijnen, dus me verdiepen in een niet veelvoorkomende aandoening en beslissen over het mogelijke bijbehorende risico voor donor of ontvanger was een leerzame uitdaging
Het minder leuke aan het werk vond ik de verdeling van de werkdruk. Op het ene moment had ik maar een paar keuringen gepland in de agenda, terwijl op andere momenten naast een volgeplande agenda ook nog een aantal seniorenkeuringen en vraagstukken stonden te wachten.
Heb je veel administratie tijdens je dag?
Sanneke: De administratie vond ik goed te doen, het is niet zoveel als in het ziekenhuis. Tijdens de keuringen is het de bedoeling dat bepaalde medische informatie in het dossier wordt genoteerd en dat de vragenlijst die de donor heeft ingevuld ook in de computer gezet wordt. Dit kon ik bijna altijd helemaal tijdens de keuring doen, terwijl de metingen bezig waren. Hierdoor was een keuring ook echt afgesloten als de donor de kamer weer uitliep om de donatie te gaan geven.
Het andere deel van de administratie, het controleren van de medische inhoud van de keuringen uitgevoerd door de specialisten bloedinzameling, probeerde ik zoveel mogelijk tussendoor te doen. Dit betreft vooral het doorlezen van de toelichting op het vragenformulier en zorgen dat dat in lijn was met de regels van de richtlijnen. Op het moment dat daar iets niet leek te kloppen, zocht je verheldering in het dossier of bij degene die de keuring verricht had en probeerde je dit, waar nodig, (samen) op te lossen.
“Er komen in principe alleen maar gezonde mensen op vrijwillige basis, waardoor er een andere sfeer heerst.”
Werk je veel samen met andere artsen of ben je met name met je eigen taken bezig?
Sanneke: Als donorarts ben je voornamelijk met je eigen taken bezig. Tijdens de keuringssessies ben je in principe de enige arts op locatie en werk je samen met de specialisten bloedinzameling. Je werkt in sommige werkgroepen wel samen met andere artsen en je ziet de artsen uit je eigen regio eens in de paar maanden tijdens een training of intercollegiaal bespreekmoment.
Hoe werkt de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot donorarts? Hoe ziet vervolgens de opleidingstijd eruit?
Inge: Sinds 2015 is donorgeneeskunde een erkend profiel geworden. Sinds vorig jaar is de volledige opleiding eindelijk van start gegaan, deze wordt via de NSPOH geregeld en valt onder de opleiding arts Maatschappij + Gezondheid. Je solliciteert via artsMG.nl en de selectieprocedure is competentiegericht.
De opleiding bestaat uit twee fasen, waarbij in de eerste fase de sociaalgeneeskundige basis wordt gelegd en de specialisatie in één van de acht profielen wordt voldaan; jeugdgezondheidszorg, infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding, medische milieukunde, sociaal medische indicatiestelling en advisering, beleid en advies, vertrouwensarts en donorgeneeskunde.
Je start als arts in opleiding tot specialist met een opleidingsperiode van negen maanden bij een als opleidingsinstelling erkende organisatie binnen de donorgeneeskunde: Sanquin, Matchis, NTS of Eurotransplant. Ben je bij start van de opleiding al minstens een jaar werkzaam als donorarts bij een erkende opleidingsinstelling? Dan start je de eerste opleidingsperiode in principe bij een andere opleidingsinstelling. Daarna volg je twee stages van drie maanden: een klinische stage en een stage in de breedte van het werkveld van de arts Maatschappij + Gezondheid. De stages zijn gericht op verbreding en verdieping van je expertise en worden afgestemd op je individuele opleidingsplan. Vervolgens ga je door met een opleidingsperiode van zes maanden. Dit doe je bij een andere opleidingsinstelling dan de organisatie waar je je eerste opleidingsperiode hebt gevolgd. Je sluit de opleiding af met een keuzestage op basis van je individuele opleidingsplan. Deze stage duurt drie maanden.
Gedurende de hele opleiding volg je gemiddeld één dag per week over diverse thema’s cursorisch onderwijs bij de NSPOH. Ook de juridische grondslag van je werk en advies- en gespreksvaardigheden komen aan bod. Voor verdieping volg je keuzeonderwijs. Daarnaast volg je – samen met de deelnemers van de andere eerste faseopleidingen M+G – sociaalgeneeskundige onderwijsmodules bij NSPOH.
De opleiding tot donorarts KNMG is duaal ingestoken: deels theoretisch, maar vooral ook praktijkgericht. Je krijgt opdrachten die je toepast in je dagelijkse werk bij je opleidingsinstelling. Afhankelijk van de omvang van je dienstverband, duurt de opleiding tot donorarts KNMG twee jaar.
Na afronding van de eerste fase kun je doorstromen naar de tweede fase arts M+G. In de tweede opleiding word je opgeleid tot arts Maatschappij + Gezondheid. Je hoeft de tweede fase niet dírect na de eerste fase (profielopleiding) te volgen. Je kunt ook eerst een tijd aan de slag als donorarts.
Draai je als donorarts diensten? Hoe zien deze diensten eruit en voor wat voor zaken word je dan gebeld?
Sanneke: In principe heb je geen diensten naast je reguliere werk. Als donorarts word je ingeroosterd voor de keuringssessies, die zowel in de ochtend, middag als de avond zijn, waarbij de eindtijd in principe 21:00 uur is. Eens in de maand zijn de bloedbank locaties ook open op zaterdagochtend, dus dat is de enige ‘extra’ onregelmatigheid waar je als donorarts mee te maken krijgt.
Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Sanneke: Dit specialisme is anders dan je als arts gewend bent. Het gaat om gezonde mensen die vrijwillig komen en dat geeft een andere sfeer. Je bent als donorarts wel medisch inhoudelijk bezig, maar benadert dat op een andere manier. Het gaat dus niet om het uitzoeken wat iemand heeft en dat vervolgens behandelen, maar juist om het volledig samenvatten van iemands gezondheid en daarover oordelen of het wel of niet samengaat met donorschap. Je doet weinig ‘echte’ verrichtingen, dus geen kleine ingreepjes of bloedprikken, alleen een bloeddruk- en hemoglobinemeting. Het is een rustigere werkomgeving dan het ziekenhuis, maar kan op sommige momenten alsnog wel aanvoelen als ‘hollen of stilstaan’. Het vereist dat je kunt schakelen tussen je eigen werkzaamheden en vragen en problemen vanuit de werkvloer. Wel is je werk (bijna altijd) echt klaar aan het einde van je dienst en de meeste dingen die nog gedaan zouden moeten worden als je sessie voorbij is, kunnen overgedragen worden aan de aflossende donorarts of kun je zelf op een later moment oppakken.
Belangrijkste tip die ik mee kan geven, is dat je iets zoekt wat je echt leuk vindt. Ga bij jezelf na wat voor soort werk en werkomstandigheden bij je passen, wat je leuk vindt en waardoor je het naar je zin hebt tijdens werk. Ook weten wat niet goed bij je past, is waardevol in de zoektocht naar wat je later wilt worden.
Je bent zelf ook nog bezig met jouw zoektocht. Hoe pak je dat aan?
Sanneke: Tijdens mijn werk bij Sanquin heb ik extra tijd gestoken in het uitzoeken wat voor werk bij me past via onder andere loopbaan coaching. Het is naar mijn idee erg helpend om met iemand, die daar meer verstand van heeft, door te nemen waar de knelpunten in je werk zitten en wat voor werkomstandigheden helpend en niet-helpend zijn. Uit dat traject zijn een aantal werkrichtingen, zowel binnen als buiten het ziekenhuis en als arts en als niet-arts, naar voren gekomen. Mijn volgende stappen zijn om die richtingen verder uit te diepen, zoveel mogelijk meelopen om een goed beeld te vormen of het bij me past en uiteindelijk een weloverwogen keuze maken. En blijven uitproberen, want zolang je iets niet probeert en dus niet zelf ervaart, weet je ook niet hoe het is om dat werk te doen en of het bij je past.
Brief aan mijn jonge zelf
Advies voor mijn jongere ik als co-assistent
Lieve (jonge) Inoek,
Wat goed dat je zo geniet van je coschappen en ziet dat je bevoorrecht bent. Het geluk dat je dokter mag worden en nu tijdens je coschappen op allerlei plekken in het ziekenhuis mag meekijken en proeven wat het beste bij je past. Ik weet nog goed hoe je een aantal jaren geleden met lichte jaloezie naar de dokters in witte jas rondkeek toen je in het ziekenhuis was. Zij hadden állemaal geneeskunde gestudeerd, de studie die jij zo graag wilde doen, maar waarbij je uitgeloot was. En nu: nu heb je de bachelor gewoon al afgerond! De tijd vliegt. Blijf zo genieten van je studie en het ziekenhuisleven, je bent een geluksvogel.
En wat doe je je best en wat werk je hard! Altijd pro-actief als co-assistent overdag, maar ook vaak ’s avonds wanneer je alle moeilijke woorden of termen die je overdag niet snapte opzoekt of dingen voorbereidt. Je bent soms zo bang dat je te weinig weet als co-assistent en als jonge dokter straks. Je bent vaak zo onzeker. Zonde! Ik kan je nu vertellen: het komt allemaal goed. Kennis vergaren, ervaring opdoen en dokter zijn, het kost tijd. Dat lukt je niet in een coschap, dat moet je ook niet willen. Gun jezelf die tijd en probeer niet zo ongeduldig te zijn ;).
En wat betreft die eeuwige vraag ‘weet je al welk specialisme je wilt gaan doen?’. Blijf eerlijk toegeven dat je het nog niet weet, dat maakt helemaal niet uit. Er is nog meer dan genoeg tijd! En iedereen die zegt dat je het toch echt al wel een beetje moet weten, omdat je er anders niet meer tussen komt, negeer ze! Het is onzin. Neem de tijd om een weloverwogen beslissing te nemen en vertrouw op je gevoel. En als je het toch even niet meer weet? Geen paniek, dan ga je toch gewoon in gesprek met anderen en richt je een website op ;)?
Alle gekheid op een stokkie. Wees jezelf, wees dankbaar en maak je niet te druk. Het komt allemaal goed!
Liefs,
Je oudere zelf
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Annemiek
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Deze week het verhaal van Annemiek. Zij was in opleiding tot cardioloog, maar besloot over te stappen naar de opleiding tot huisarts. Het niet op je plek voelen in een bepaalde opleiding of op een bepaalde werkplek kan enorm lastig zijn. Het laat je twijfelen over eerdere keuzes, je toekomst en misschien wel jezelf. Wat moet je doen als je deze twijfels hebt? Annemiek vertelt hoe zij dit ervaren heeft.
Annemiek:
‘Op de neurologie na vond ik al mijn coschappen leuk. Ik had plezier in het patiëntencontact en de (patho-)fysiologie van de bijbehorende ziektebeelden. Ik merkte ook dat een goede werksfeer en fijne collega’s ervoor zorgde dat ik het ergens naar mijn zin kon hebben. Al snel kwam ik tot de conclusie dat ik meer een beschouwend type ben, maar dat ik het ook leuk vind om praktisch te kunnen handelen. Tijdens mijn master geneeskunde heb ik voor het eerst kennis gemaakt met het specialisme cardiologie. In mijn vierde en vijfde jaar liep ik een coschap bij dit specialisme en in mijn zesde jaar mijn wetenschappelijke en semi-arts stage. Ik had er dus al een flink aantal uur cardiologie op zitten toen ik afstudeerde als arts. Ik wilde graag promotieonderzoek doen, maar ik zag het niet zitten om vier jaar uit de kliniek te gaan. Uiteindelijk kon ik als anios cardiologie aan de slag en tegelijkertijd starten met een promotietraject. Dit leek me een ideale combinatie voor de komende jaren. Echter, na een jaar bleek er geen geschikte kandidaat te zijn voor aios cardiologie en kreeg ik deze plek aangeboden. Hier ontstonden mijn eerste twijfels, maar ik wist dat ik graag in het ziekenhuis wilde gaan werken en dit was een mooie kans, dus ben ik ervoor gegaan.
Als ik achteraf naar dit moment terugkijk, denk ik niet dat ik de keuze voor de cardiologie heel bewust heb gemaakt. Ik had het naar mijn zin, maar ik heb nooit heel goed overwogen of dit vak ook op de lange termijn bij me zou passen. Na eerst een jaar opleiding cardiologie, begon ik met mijn vooropleiding bij de interne geneeskunde. Hier werd al iets meer duidelijk dat de cardiologie mogelijk geen goede match voor mij was. Ik vond de werksfeer bij de interne geneeskunde fijner, merkte dat ik bepaalde fysiologie en ziektebeelden interessanter vond en kreeg ik meer tijd om de patiënt in zijn geheel te kunnen behandelen. Ik wilde zowel het somatische als het psychische deel van de patiënt aandacht geven; wat betekent een ziekte voor mijn patiënt? Daar was binnen de cardiologie naar mijn mening weinig ruimte voor. Ik ervaarde daarnaast ook veel stress: diensten die altijd langer waren dan gepland, continu bezig met leven of dood en ontelbare telefoontjes. Ik had het gevoel dat ik de hele dag aan moest staan. Stages die andere aios cardiologie erg leuk vonden, vond ik juist niet leuk en dat maakte me ook aan het twijfelen of ik wel een echte aios cardiologie was (voor zover die bestaat). Daarnaast waren er ook andere factoren die in deze periode meespeelde: ik had mijn eerste kindje gekregen, ik was mijn promotieonderzoek aan het afronden en ik merkte dat de banenmarkt niet veelbelovend was.
Ik ben veel gaan praten toen ik merkte dat de twijfels meer en serieus werden. Vooral met mensen buiten de cardiologie: de opleider van de interne geneeskunde, een coach, mijn man en andere familie die belangrijk voor me was. Wat me opviel was dat niemand eigenlijk snapte waar mijn twijfels vandaan kwamen. Deze mensen dachten dat ik moe was van het harde werken en de flinke periode waar ik even doorheen moest. Door deze gesprekken verdween de keuze om wel of niet door te gaan als aios cardiologie naar de achtergrond. Toen ik verder in de opleiding kwam en vaardigheden moest leren waar ik helemaal geen plezier in had, vroeg ik mezelf af; waar ben ik mee bezig? Ik wilde mijn kinderen helemaal niet het voorbeeld geven dat je kostte wat kost moet doorgaan met iets waar je aan begonnen bent en dat was wel wat ik op dat moment aan het doen was. Dat was voor mij het moment dat ik de keuze maakte om te stoppen. Ik heb hierover nog met mijn coach gesproken, wat mijn besluit alleen maar bevestigde.
” En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt. “
Uiteindelijk heb ik er ruim drie jaar over gedaan om een definitief besluit te nemen. Die periode was bij vlagen heel zwaar, maakte me onzeker en ik voelde me soms eenzaam. Dit kwam onder andere doordat mijn omgeving mij niet echt steunde en mijn gedachtes niet goed begrepen. Ook is het lastig om dit onderwerp met je opleider te bespreken. Maar terugkijkend is het ook een belangrijke periode in mijn leven geweest; ik heb mijzelf beter leren kennen, ben dokter geworden, heb veel ervaring opgedaan en ik zou deze periode ook echt niet hebben willen missen. Ik weet nog goed toen ik zeker wist dat ik ging stoppen met de cardiologie, dat ik op weg naar huis heb moeten huilen. Het voelde een beetje als rouw: ik moest iets gaan loslaten wat een hele poos mijn leven was en waar ik als klein meisje al van droomde: dokter worden in het ziekenhuis en dat beeld moest ik bijstellen Daarnaast had ik er natuurlijk veel tijd en energie in had gestoken en waar ik zo veel geleerd had als dokter en als mens. En toch voelde het als een opluchting toen ik de keuze eenmaal had gemaakt.
Ik ben tijdens de periode van twijfel gaan zoeken naar wat ik wel wilde. Ik wilde namelijk niet stoppen voordat ik iets anders had. Ik heb de interne geneeskunde overwogen, maar uiteindelijk is het huisartsengeneeskunde geworden. De vrijheid van het vak, dichtbij huis kunnen werken, het belang van goede communicatieve vaardigheden en het echt naast de patiënt kunnen staan, is iets waar ik energie van krijg. Tot op de dag van vandaag bevalt het me erg goed. Ik ben ook blij met alle ervaringen die ik in het ziekenhuis heb opgedaan, maar ook wat ik in die periode over mezelf heb geleerd; wat ik echt belangrijk vind in mijn werk en mijn leven ernaast.
Mijn tip: blijf dichtbij jezelf: wat vind jij leuk om te doen? Waar krijg jij energie van? Hoe zie je je baan passen in de rest van je leven? Dit kan per fase in je leven veranderen, want jij kan zelf als mens ook veranderen, en dat is oké.’
Zorg die anders kan: palliatieve zorg
Onder de noemer ´Zorg die anders kan´ zullen we op deze website verschillende mensen spreken en initiatieven belichten die laten zien dat zorg vaak efficiënter, leuker, makkelijker, beter of gewoon anders kan. Deze week ga ik in gesprek met Sander de Hosson en Nick Dekker over palliatieve zorg en waarom dat veel meer aandacht mag krijgen in de opleiding tot arts, maar ook in de vervolgopleidingen tot medisch specialist en in zijn algemeenheid in het ziekenhuis. Sander de Hosson, longarts, auteur van twee boeken en ervaren columnist, is medeoprichter van Carend, een zorgplatform voor en door zorgverleners om palliatieve zorg onder de aandacht te brengen. Nick Dekker, aios interne geneeskunde wil graag oncoloog worden, heeft een actieve rol binnen Carend in is recent gestart met ‘de Carend podcast’ waar hij in gesprek gaat met iedereen die betrokken is bij de palliatieve zorg: van arts tot patiënt en van verpleegkundige tot uitvaartverzorger.
Sander: ‘Carend is zo’n twintig jaar geleden eigenlijk al ontstaan. Ik was in opleiding tot longarts en een van mijn collega’s, Sabine, was in opleiding tot internist-oncoloog. Op de afdeling waar wij werkten overleden veel patiënten en kwamen we tot het besef dat we daarover weinig geleerd hadden in onze opleiding tot arts. Want hoe praat je met iemand die dood gaat? Wat voor zorg is dan belangrijk? En hoe begeleid je iemand op zijn sterfbed? Allemaal essentiële taken van dokters, maar waarover niets geleerd werd in de geneeskunde opleiding. Er werd, en misschien wel wordt, dokters vooral geleerd welke ziekte bestaan en hoe deze te behandelen, maar niet zozeer wat we voor patiënten kunnen betekenen als ze niet meer beter worden. Het voelde als de olifant in de kamer: de dood, een gespreksonderwerp om te vermijden. Dat moest anders vonden wij, we wilden het taboe doorbreken en de palliatieve zorg op de kaart zetten. Zo hebben we destijds al samen met drie anderen het boek ‘Probleemgeörienteerd denken in de palliatieve zorg’ geschreven. Nadien ben ik verhalen en columns gaan schrijven. Die zijn uiteindelijk gebundeld tot het boek ‘Slotcouplet’ dat in 2018 uitkwam. In 2023 verscheen tevens het boek ‘Leven toevoegen aan de dagen’ dat ik samen met Els Quaegebeur geschreven heb.
Pas jaren later, in september 2020, werd Carend officieel opgericht. De ziekenhuizen werden destijds overspoeld met doodzieke patiënten die besmet waren met het COVID-19 virus. Veel patiënten werden niet meer beter en palliatieve zorg werd plotsklaps enorm actueel op vrijwel alle afdelingen van het ziekenhuis. Het doel van Carend is maatschappelijke bewustwording en kennis overbrengen voor zorgverleners. Dat laatste doen we door middel van webinars, congressen, maar ook door regionale en zelfs landelijke scholingen. Maatschappelijke bewustwording doen we doormiddel van bijvoorbeeld de sire reclame ‘praat over de dood’ die we mee ontwikkeld hebben, maar ook door mijn columns en door de Carend podcast die Nick recent heeft opgezet.’
Nick: ‘Ik heb inderdaad de Carend podcast opgezet. De eerste aflevering is in september 2023 online gekomen en we hebben al 10.000 luisteraars bereikt, een prachtige mijlpaal! Recent hebben we de goedkeuring gekregen om nog eens 40 afleveringen te maken in 2024. We hebben een podcast ontwikkeld omdat dat een breder publiek trekt dan de webinars, die met name door zorgverleners worden bijgewoond. Daarnaast vinden we het belangrijk om juist ook door de ogen van de patiënt naar palliatieve zorg te kijken. Want er wordt veelal over de patiënt gepraat, maar niet met de patiënt, dat doen we in de podcast dus wel. Bij de webinars en congressen staat vaak de zorgverlener centraal, dat is meer informatief.’
Wat een mooie doelen en wat goed dat jullie je hiervoor inzetten! In mijn opleiding tot arts heb ik inderdaad, als ik er zo eens over nadenk, weinig colleges gehad over doodgaan en palliatieve zorg. Terwijl dat vrijwel het enige gegeven is in een mensenleven en dus iets is waar al onze patiënten uiteindelijk mee te maken krijgen.
Sander: ‘Ja, eigenlijk is dat ook echt gek. Maar het is aan de andere kant wellicht ook begrijpelijk, want het is best een lastig gespreksonderwerp. Palliatieve zorg en het gesprek daarover aangaan vraagt in zekere mate wel om lef. Doorbehandelen is soms makkelijker. Velen hebben de overtuiging dat dokters er zijn om te genezen. Dus als patiënten dan toch overlijden kan dat als falen voelen. Daarnaast heerst er veel onzekerheid bij dokters, mede omdat ze vaak weinig kennis hebben over het stervensproces. Patiënten willen er vaak wel over praten, maar durven er niet zelf over te beginnen. Ze willen dat de arts erover begint. Maar omdat veel dokters er niet over beginnen om allerlei redenen, wordt er niet over gesproken.’
Nick: ‘Weinig kennis speelt zeker mee, maar ook het feit dat er vaak over de patiënt gesproken wordt in plaats van met de patiënt. Of dat er met name in het EPD (elektronisch patiëntendossier red.) gekeken wordt in plaats van het gesprek aan te gaan. De menselijke connectie maken wordt zeker niet altijd gedaan, en ook dat wordt jonge dokters niet altijd geleerd in de opleiding. Ik probeer echt in contact te komen met de patiënt. Op de poli vraag ik patiënten vaak ‘wat moet ik van jou als mens weten om de beste zorg te leveren?’ in plaats van te vragen hoe het gaat en direct de scanuitslagen en dergelijke te bespreken. Die vraag levert vaak direct een mooi en open gesprek op. Ik probeer de patiënt echt te leren kennen. Ik vraag ze bij het eerste poli contact ook vaak eerst of ze iets over zichzelf willen vertellen, praten over de verwijzing en ziekte komt daarna. Wat de patiënten me dan vertellen schrijf ik apart op, zo kan ik in een later contact altijd nog eens vragen naar de kleinkinderen of hobby’s. Doordat ik de patiënten echt probeer te leren kennen, kan ik vaak beter inschatten welke behandeling of aanpak past bij de patiënt.
De podcast heeft er eigenlijk voor gezorgd dat ik hier nog bewuster mee bezig ben. Eén van de patiënten die ik sprak voor de podcast vertelde namelijk ‘iedereen vraagt hoe het met de kanker gaat, maar niemand vraagt echt hoe het met mij gaat’. Dat vond ik zo schrijnend.’
Sander: ‘En niet alleen praten over het sterven is belangrijk, er zijn ook middelen nodig. We moeten echt af van het idee dat als iemand geen medische behandeling meer krijgt ‘we niets meer voor diegene kunnen doen’. Elke patiënt verdient de beste zorg, ook de patiënt die niet meer beter wordt. Maar ook op dit vlak hebben we zeker al stappen gezet! Zo werd een blaaskatheter in de stervensfase niet vergoed, beschamend vond ik dat. Recent hebben zorgverzekeraars aangegeven dit te gaan oplossen. Ook de palliakit gaat vergoed worden, dit is een kit met de belangrijkste middelen voor de stervensfase thuis zoals katheters, infuusbenodigdheden en middelen voor eventuele palliatieve sedatie. Een ander mooi initiatief is de waakmand, voor familie die waakt in het ziekenhuis of een verzorgingstehuis. We hopen dat dit soort zaken standaard zorg gaan worden. Want zoals vaker gezegd: elke patiënt verdient de beste zorg.’
Wil je meer weten over palliatieve zorg? Bezoek dan de website www.carend.nl, woon een van de webinars bij of luister naar de Carend podcast op Spotify.
In gesprek met een AIOS dermatologie
Voor het eerste interview van het nieuwe jaar gaan we in gesprek met Sean Retra, aios dermatologie in het RaboudUMC in Nijmegen. Huidproblematiek is iets waar iedere dokter mee te maken krijgt in zijn of haar loopbaan. Maar wat houdt dit specialisme eigenlijk in?
Wat leuk dat je ons iets wil vertellen over jouw specialisme: dermatologie! Wat maakte dat je voor dit specialisme hebt gekozen?
Aan het begin van mijn geneeskundeopleiding wilde ik neuroloog of huisarts worden, maar die coschappen vielen mij wat tegen. Ik werd daar niet warm van. Tijdens mijn wetenschappelijke stage in het vijfde jaar van de master ben ik uiteindelijk (per toeval) bij de dermatologie beland. Ik heb daar mijn enthousiasme voor het vak ontwikkeld. Voor mijn keuzecoschap en laatste coschap heb ik dan ook voor de dermatologie gekozen. De combinatie van (snelle) poliklinische contacten en de operatieve vaardigheden maakt het vak mijns inziens super uitdagend en gevarieerd. Binnen de dermatologie kan je vaak op het oog een (differentiaal) diagnose stellen. Als dermatoloog ben je verder overwegend zelf (monodisciplinair) verantwoordelijk voor je patiënt van het begin (stellen van de diagnose) tot het eind (de behandeling en de follow-up). Daarnaast is de huid een uitermate interessant orgaan met verschillende uitingen: van eczeem tot huidkanker en van spataderen tot psoriasis. Zelfs binnen hetzelfde huidbeeld zie je een zeer diverse populatie, iedereen ervaart zijn huidprobleem anders. De ene patiënt kan vertrekken met een zalfje en de andere patiënt heeft orale medicatie nodig.
Kan je vertellen hoe jouw dagen eruit zien?
Dat is een beetje afhankelijk van de werkplek en eventuele stages die je als AIOS doet, maar over het algemeen betreft het een spreekuur op de polikliniek, een OK-programma of tijd om je administratie uit te werken. Verder heb je een (middag)overdracht, patiëntbesprekingen en mogelijke neventaken zoals het organiseren van onderwijs, interne commissies en coassistentenonderwijs. Maar al met al: iedere dag verschilt en dat maakt het juist zo leuk. Elke patiënt die je ziet heeft een andere huid, een ander verhaal en een andere achtergrond. Je benadert iedere patiënt dan ook anders.
Daarnaast vind ik mijn werk-/privébalans belangrijk. Na een dag werken doe ik niks liever dan ’s avonds nog lekker (uit) eten, sporten, borrelen en/of bankhangen.
Wat vind je het leukste aan jouw baan? En wat vind je het minst leuke
Naast de algemene dermatologie en de patiënten die op je spreekuur langs komen, vind ik vooral de operaties erg leuk en uitdagend. Van ‘simpele’ huidplekjes wegsnijden op de romp tot uitgebreide reconstructies en verschuivingen in het gelaat nadat de patiënt geopereerd is vanwege huidkanker. En verder zoals net genoemd: iedere dag is anders en je dagen zijn gevarieerd met een scala aan verschillende personen. Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.
Maar er zijn natuurlijk ook aspecten die minder leuk zijn binnen het vak. Vooral de administratieve last die bij de vele patiëntcontacten hoort is het minst motiverend, maar dat zal bij ieder specialisme het geval zijn.
Hoe vond jij de sollicitatieprocedure om in opleiding te komen tot dermatoloog?
Ik heb in totaal twee jaar als ANIOS ervaring opgedaan voordat ik in opleiding kwam. Eén jaar in een groot perifeer ziekenhuis (Catharina ziekenhuis in Eindhoven) en één jaar academisch (Radboudumc in Nijmegen). Ik heb heel veel geleerd in mijn ANIOS-tijd en zowel de combinatie van perifeer als academisch heeft mij veel gebracht.
De opleiding voor dermatoloog volg je grotendeels bij de universitair medische centra en de sollicitatieprocedure verschilt per ziekenhuis. Op de ene plek vinden ze graag dat iemand gepromoveerd is, terwijl een andere plek wil dat iemand eerst als ANIOS in hun centrum heeft gewerkt zodat ze iemand kunnen leren kennen. Ook het aantal vacatures voor AIOS-plekken verschilt per ziekenhuis.
“Het is mooi dat mensen zich (letterlijk) blootgeven zodat je hen kan helpen met hun vragen en zorgen.”
Hoe ziet vervolgens jouw opleidingstijd eruit?
De opleiding tot dermatoloog duurt fulltime vijf jaar. Je volgt de opleiding deels in de academische ziekenhuizen en deels in perifere ziekenhuizen. Gedurende deze periode doorloop je verschillende stages en facetten die bij het dermatologisch specialisme thuishoren. Voorbeelden hiervan zijn een kwartaal spataderstage waarin je zelf echo-onderzoeken en laserbehandelingen uitvoert, een kwartaal het gecombineerde reumatologie-/dermatologiespreekuur samen met een reumatoloog en een kwartaal verdieping bij het seksuologie spreekuur waarbij SOA’s aanbod komen. Een verdieping in bijvoorbeeld cosmetische dermatologie is ook mogelijk. Kortom: zeer gevarieerd. Je kan het landelijke opleidingsplan online vinden als je het nog uitgebreider wilt bekijken. Tijdens de opleiding heb je onder andere ook meerdere congresdagen met collega AIOS uit alle opleidingscentra van het land. Dit is behalve leerzaam ook een goed moment om je toekomstige collega’s te leren kennen (tot in de late uurtjes).
Wat mogelijk niet veel mensen weten, is dat de dermatologen ook diensten draaien. Heb je vaak dienst? En hoe ziet zo’n dienst er dan uit? Voor wat voor problemen word je gebeld?
Je hebt inderdaad als dermatoloog en assistent diensten. Dit zijn bereikbaarheidsdiensten. Aansluitend na je werkdag of in het weekend kan je gebeld worden over patiënten. Denk dan bijvoorbeeld aan nabloedingen na operaties of vragen over opgenomen patiënten in het ziekenhuis.
Vaak kan je de vragen telefonisch beantwoorden. Het aantal telefoontjes varieert ook sterk. Soms is een fysieke beoordeling vereist. Veel huidaandoeningen kunnen prima wachten tot de volgende werkdag of na het weekend, maar er zijn ook zeker indicaties om in de nacht in huis te komen. Gelukkig komen deze spoedsituaties zelden voor. In een universitair medisch centrum zul je wat vaker gebeld worden, omdat de huidproblematiek daar wat ingewikkelder kan zijn. De ene keer word je helemaal niet gebeld in een dienst en de andere keer hang je als een telefoniste aan de telefoon. Gelukkig weten de collega’s van de andere specialismen over het algemeen wel dat de dermatoloog ’s avonds gewoon in zijn bed ligt en vinden de telefoontjes vooral overdag plaats.
Hoe vaak je dienst hebt verschilt per centrum. Ikzelf heb gemiddeld vier weekdiensten en vier weekenddiensten in een jaar. In de periferie had ik wat vaker dienst.
Hoe zie jij jezelf later als dermatoloog werken als je je opleiding hebt afgerond?
Ik zie mezelf werken op een plek waarbij ik mijn passie voor het vak zowel poliklinisch als operatief kan uitvoeren en mezelf nog verder kan blijven uitdagen. Een combinatie met het opleiden en begeleiden van zowel AIOS als ANIOS zou mij daarnaast veel energie geven. Maar het belangrijkste vind ik een werkplek waar ik met plezier naar toe ga.
Heb je tips voor jonge dokters die nog twijfelen over welk specialisme goed bij hen past?
Houd je ogen open tijdens je coschappen, maar ook als je ergens al als (jonge) dokter werkt. Waar word je enthousiast van en waarvan denk je: hier ga ik met plezier naar toe? Het is goed om bij jezelf na te gaan of je vooral beschouwende specialismes leuk vindt of dat je ook graag praktisch bezig wilt zijn. Ook of je binnen of buiten het ziekenhuis wilt werken en het wel of niet willen draaien van (bereikbaarheids)diensten draagt bij aan de keuze. Deze keuze hoeft zeker niet gemaakt te zijn aan het eind van de coschappen of als jonge dokter. Doe eerst ervaring op en geniet van het mooie doktersvak. Er zijn zo veel wegen die je kan bewandelen met je artsendiploma. Ook buiten het ziekenhuis en buiten de eerstelijnszorg. Het belangrijkste is gewoon dicht bij jezelf te blijven, want dan maak je voor jezelf de beste keuzes. Je moet niet kiezen voor een ander!
Terugblik op 2023…
Het jaar 2023 zit er bijna op. Dat betekent dat het tijd is om terug te kijken op het afgelopen jaar, maar ook om vooruit te blikken op het nieuwe jaar.
Inoek:
Het jaar 2023 zit er alweer bijna op en wat is het jaar voorbij gevlogen! Voor mij persoonlijk is was 2023 een enorm bijzonder jaar. De eerst helft van het jaar was ik zwanger en de tweede helft van het jaar waren mijn eerste maanden als moeder. En daarmee is 2023 voor mij het meest bijzondere jaar ooit en een jaar dat ik nooit zal vergeten. Moeder zijn is een prachtig avontuur. De combinatie met werk is soms pittig. Al met al moet je nog meer prioriteren. Maar ook het kennen van je energiegevers en -vreters is belangrijker dan ooit. Daarom heb ik dit jaar zelf veel gehad aan alle tips op deze website. Maar eerlijk is eerlijk, het lukte echt niet allemaal altijd, want nadenken en reflecteren wordt door de gebroken nachten soms best een uitdaging 😅. Ook op werkgebied was 2023 een mooi jaar: ik rondde mijn IC stage af, startte met mijn consulten stage, bezocht meerdere lesdagen en congressen en deed voor het eerst poli. Daarnaast werd ik de voorzitter van de assistenten, gaf een workshop op een congres met mijn JNIV commissie, kreeg goedkeuring om een pilot te starten in het ziekenhuis met diezelfde commissie, werd gevraagd om nog een jaar columns te schrijven voor de LAD, nam een podcast op, gaf praatjes en werd gevraagd onderwijs te verzorgen voor enthousiaste ANIOS in Naarden. Stuk voor stuk leuke dingen waar ik veel energie van krijg! Om nog maar te zwijgen over de mooie blogs die ik, samen met Iris en Renée, heb mogen schrijven voor de website. Ik ben een dankbaar mens.
Voor 2024 hoop ik evenveel te genieten van het moederschap, wat meer te slapen (🙊), meer mooie blogs en columns te mogen schrijven en wat vaker praatjes/onderwijs/workshops te mogen geven. En natuurlijk blijf ik jullie meenemen via Instagram. Voor nu wens ik iedereen hele fijne feestdagen en alvast een goed, gelukkig en bovenal gezond 2024!
Iris:
Mijn eerste volle jaar bij dokters die het anders doen zit er alweer op. Wat is dit snel gegaan. In augustus 2022 besprak ik met Inoek wat ik zou kunnen bijdragen aan de website en nu kijk ik terug op een heel aantal blogs en interviews. Aan het begin van het jaar wilde ik graag verschillende verhalen schrijven voor de website. Dat is goed gelukt. Ik heb leuke en interessante mensen mogen spreken. Ondanks dat de website in eerste instantie richt op jonge dokters die nog niet weten wat ze willen, merkte ik dat ik zelf ook geïnspireerd raakte door de verhalen die ik hoorde. Het doet me goed om breder naar het geneeskundevak te kijken, ook al weet ik dat ik huisarts wil worden. Om te weten hoeveel verschillende mogelijkheden er zijn, verbreedt ook mijn eigen horizon, wat ik weer gebruik in mijn vak.
Als ik verder terugkijk op afgelopen jaar, dan zie ik dat ik grenzen heb verlegd op werkgebied. Ik heb een stage bij de SEH gelopen, waarbij ik totaal niet op mijn gemak was. Als co-assistent heb ik steeds korte periodes op de SEH gestaan, maar nooit voor langere tijd. Ik moest weer terug naar het ziekenhuis, cursussen volgen en snelle beslissingen maken over ziektebeelden die ik normaalgesproken juist naar het ziekenhuis stuur. Ik ben er vol voor gegaan, af en toe met een beetje gezonde tegenzin, maar ik probeerde er het beste van te maken. Uiteindelijk heb ik een leuke tijd gehad, waarbij ik veel inzichten heb gekregen wat ik weer kan gebruiken in het huisartsen vak. Daarnaast heb afgelopen jaar mezelf uitgedaagd met een differentiatie tijdens mijn opleiding: onderwijs maken en geven. Een verdiepende lessenreeks boven op mijn huidige opleiding met als doel om te ontdekken of mijn interesse in lesgeven klopt en of het iets is wat ik later met mijn werk als huisarts wil combineren. Ondanks dat het veel tijd van me vraagt, merk ik dat ik er ook juist energie van krijg. Bezig zijn met de theorie achter onderwijs en dat vervolgens te kunnen uitvoeren spreekt me erg aan. Ik ben blij dat ik deze, toch, spannende stap heb durven zetten.
Ik heb enorm veel zin in 2024. Er zal veel gaan gebeuren dit jaar! Ik ga trouwen met de liefde van mijn leven en zal afstuderen als huisarts.
Ik wens jullie allemaal fijne feestdagen en een mooi, inspirerend 2024.
Renée:
Met een beetje heimwee kijk ik terug naar het begin van 2023, waarin ik me zo verheugde op het geweldige jaar dat eraan zat te komen. Sneller dan welk jaar dan ook vloog het helaas voorbij, maar gelukkig blijf ik achter met ontelbare onvergetelijke herinneringen. Heel graag wilde ik naar het buitenland, en alle plannen lukten: ik mocht 10 weken coschappen lopen bij de huisarts in Paramaribo, Suriname, om vervolgens 18 weken mijn wetenschapsstage te lopen bij de psychiatrie in Madrid. Het werden drukke tijden, waarin ik tussen alle tripjes naar de Surinaamse jungle, fietsrondleidingen door Madrid en Spaans lessen door af en toe vergat dat ik nog met het laatste jaar van mijn studie bezig was. Ik ontmoette geweldige mensen, leerde veel nieuwe culturen kennen en zag hoe de medische zorg eruit zag buiten Nederland en Europa. Ik leerde om minder op de klok te kijken (want dat had toch geen nut), at lekkerder eten dan ooit en zag een recordaantal mooie zonsondergangen. Ik interviewde leuke mensen en schreef blogs voor de website en, jawel, rondde mijn buitenlandstages succesvol af.
Hoewel 2024 ongetwijfeld minder roti, patatas bravas en zon voor mij in petto heeft, kijk ik toch erg uit naar dit jaar. Terug naar Utrecht, mijn laatste coschap lopen en dan eindelijk; mijn eerste baan! Hoewel ik een paar jaar geleden nog niet wist wat ik wilde, en stopte met mijn coschappen om tussendoor een master bestuurskunde te volgen, heb ik ondertussen heel veel zin om op zoek te gaan naar een baan. Daar heeft deze website me bij geholpen, en daarom vind ik het ook zo leuk dat ik samen met Inoek en Iris me hier afgelopen tijd voor heb mogen inzetten. Volgend jaar een nieuw jaar, waarin het tijd is voor nieuwe dingen. Daarom is dit is het laatste dat ik zal schrijven voor de website, en wil ik iedereen graag heel erg bedanken voor alle leuke interviews, voor het lezen en voor jullie leuke reacties!
Column LAD; Een verkeerd bed en kapotte zorg
Het laatste column van 2023! Wist jij dat een verkeerd bed geen kapot bed is?
Ik heb het nog nooit gedaan, dus ik denk dat ik het wel kan – Inez
Deze rubriek vertelt de verhalen van artsen die buiten hun comfortzone zijn gestapt door iets te doen wat zij ontzettend spannend vonden, maar juist daarom zo belangrijk om door te zetten. Denk hierbij aan een carrière switch, werk naast het dokterschap, maar ook de eerste keer een (nacht)dienst draaien of een ingreep doen. Hopelijk geven deze verhalen jou dat zetje om een sprong in het diepe te wagen of juist dat ene dat zo spannend is te doen.
Inez is huisarts in opleiding. Voordat zij begon aan deze opleiding startte zij met een promotietraject. Elk promotietraject is anders, maar het eindigt altijd met een verdediging van het proefschrift. We kennen allemaal wel iemand die gepromoveerd is, maar wat houdt een promotietraject in? En hoe spannend is zo’n verdediging? Inez neemt ons mee in haar ervaringen tijdens haar promotiejaren.
Inez vertelt:
‘In 2019 ben ik gaan werken als fertiliteitsarts, waarbij ik ook startte aan mijn promotietraject op de afdeling Gynaecologie & Fertiliteit. Hiervoor had ik mijn wetenschappelijke stage bij de gynaecologie gedaan, waarin ik positief verrast was door zowel de gynaecologie als het doen van wetenschappelijk onderzoek. Toen de mogelijkheid zich voordeed om een promotietraject te starten was deze keuze dan ook snel was gemaakt. De titel van mijn proefschrift is “Safety and efficacy of tubal flushing with ethiodized oil”. Wanneer koppels doorverwezen worden naar de fertiliteitspoli wordt er vaak aanvullend onderzoek ingezet. Een mogelijkheid is het testen van de doorgankelijkheid van de eileiders. Hier zouden namelijk afwijkingen kunnen worden gevonden, die een verklaring zouden kunnen zijn voor het uitblijven van een zwangerschap. Tijdens mijn promotietraject heb ik onderzoek gedaan naar het gebruik van oliehoudend contrastmiddel bij verschillende vormen van diagnostiek naar de doorgankelijkheid van de eileiders bij vrouwen met een verminderde vruchtbaarheid. Deze diagnostiek wordt tubadiagnostiek genoemd. Hysterosalpingografie is een specifieke methode van tubadiagnostiek. Daarbij kan er zowel oliehoudend als waterhoudend contrast worden gebruikt. Uit eerdere onderzoeken bleek dat de vrouwen die oliehoudend contrastmiddel hadden gekregen tijdens zo’n onderzoek, tien procent meer kans hadden op een levend geboren kindje. Mijn onderzoek ging over het achterliggende werkingsmechanisme van dit vruchtbaarheidsbevorderende effect van het oliehoudend contrastmiddel, de veiligheid van het contrastmiddel en de toepasbaarheid bij andere methoden van tubadiagnostiek.
Ik kijk terug op mijn promotietraject als een prachtige aanvulling op mijn klinisch werk als arts. Met name de afwisseling en het samenwerken met andere onderzoekers gaf mij veel energie. Ik werkte in een enthousiast en internationaal team met onderzoekers van binnen en buiten de medische wereld. Hierdoor heb ik vaardigheden geleerd die ik in de rest van mijn carrière kan gebruiken, zoals effect samenwerken, coördineren en plannen. Ik kreeg de ruimte om mijn nieuwsgierigheid de vrije loop te laten en me helemaal te verdiepen in dit specifieke onderwerp. Het was daardoor goed mogelijk om snel een expert te worden, wat mij motiveerde om de hiaten in de huidige wetenschappelijke kennis op te kunnen vullen met mijn eigen onderzoeken. Zelfs het Engels wetenschappelijk schrijven zag ik als een leuke uitdaging. Dat had ik niet verwacht van mezelf, normaal houd ik niet zo van schrijven. Natuurlijk kent een promotietraject ook zijn keerzijde. Voor mij was dat de bureaucratie rondom het opstarten van een onderzoek, de ellenlange protocollen die ik heb geschreven en de vele formulieren die met een ‘natte’ handtekening ondertekend moesten worden. Een digitale handtekening voldoet helaas vaak niet bij de medisch ethische toetsingscommissie. Gelukkig heb ook ik de noodzakelijke procedures uiteindelijk goed doorlopen, het enthousiasme in het vakgebied en het onderzoek wat we gingen uitvoeren zorgde ervoor dat ik gemotiveerd bleef.
“Doordat ik me goed had voorbereid, had ik er alle vertrouwen in dat ik op de dag zelf mijn proefschrift kon verdedigen.”
Na drie-en-een-half jaar was het zo ver: ik mocht mijn promotie gaan verdedigen. Ik had voldoende artikelen gepubliceerd en mocht het traject gaan afronden. Het is heel gek dat je jarenlang naar die ene dag toe hebt gewerkt en ondanks dat je proefschrift al beoordeeld is door de commissie en de verdediging grotendeels een formaliteit is, wilde ik dit traject graag afsluiten met een mooie dag. Ik wist al een beetje wat ik kon verwachten van een verdediging, omdat ik in de jaren ervoor verdedigingen van collega’s had kunnen bijwonen. Hierdoor kon ik enerzijds zien hoe het er in het algemeen aan toe gaat tijdens zo’n dag qua gebruiken en tradities, maar kon ik ook alvast horen wat voor vragen er gesteld worden door de commissie. Zelf heb ik als extra voorbereiding een proefverdediging gehouden met mijn promotieteam. De hoofdstukken van mijn proefschrift hadden we verdeeld, waardoor iedereen mij over één hoofdstuk een aantal vragen kon stellen. Dit vond ik een fijne manier om te oefenen met de formele vragen en de manier om hierop te antwoorden. Doordat ik me goed had voorbereid, had ik er alle vertrouwen in dat ik op de dag zelf mijn proefschrift kon verdedigen. Toch was ik gespannen voor en op de dag van de verdediging. Dit was niet zo zeer voor de verdediging zelf; ik was namelijk degene die alle artikelen had geschreven. Ik was zenuwachtiger voor de formele tradities. Uiteindelijk viel juist dit laatste me alles mee. De commissie zat wel grotendeels in toga, maar vrijwel direct na binnenkomst ervaarde ik de sfeer als vriendelijk en gezellig. Wat ik me toch wel voor had gesteld als een ‘verhoor’ vanuit de commissie, voelde als een interessante discussie op het gebied waar ik me meer dan thuis in voelde. Doordat ik me al snel op mijn gemak voelde, kon ik tegen al mijn verwachtingen in zelfs tijdens deze discussie van het moment genieten. Dit had ik me vooraf echt niet kunnen voorstellen. Ik kijk hierdoor met een voldaan gevoel terug op deze dag en ik zie het echt als een prachtige afsluiting voor al het werk van de jaren daarvoor.
Het is een mooie ervaring, maar ik zou adviseren echt alleen een promotietraject aan te gaan als je dit zelf wil en niet omdat dit nodig is voor een specialisatie. Het is een lang traject waarin je je volledig gaat verdiepen in één onderwerp. Daarnaast wordt er verwacht dat je erg zelfstandig te werk gaat. Als je voor de start van het traject niet zelf enthousiast bent, dan kan het erg zwaar worden om je over de toch regelmatig ook saaie administratieve klusjes heen te zetten en gemotiveerd te blijven voor jouw onderzoek. Als voorbereiding voor een verdediging adviseer ik om vooraf verschillende verdedigingen te bezoeken, zodat je een beter beeld kan krijgen van hoe het eraan toe gaat. Daarnaast vond ik, zoals ik al eerder heb beschreven, de proefpromotie met je eigen team prettig om te doen. Maar vertrouw vooral op het feit dat jij uiteindelijk toch als beste in de zaal op de hoogte bent van het onderwerp: al die jaren en energie zijn de beste voorbereiding.
In gesprek met een docent Klinische Vaardigheden
In de schijnwerpers staat deze week May, een arts die ervoor koos niet de geneeskunde te beoefenen, maar deze over te dragen aan volgende generaties. In dit interview lezen we meer over haar keuze voor het docentschap in klinische vaardigheden. Ontdek waarom zij koos voor het onderwijs, hoe haar baan eruit ziet, en wat de leukste en lastigste zaken daaraan zijn.
Wat leuk dat je iets willen vertellen over jouw werk! Wat is jouw functie en wat houdt dit in?
Ik ben momenteel docent Klinische Vaardigheden, dat houdt in dat ik geneeskundestudenten aanleer hoe zij lichamelijk onderzoek lege artis uitvoeren en waarom, want we koppelen het natuurlijk aan de (patho)fysiologie. Maar we leren ze ook dingen zoals vena puncties, infusen aanleggen en bijvoorbeeld de opvang van acuut zieke patiënten; eigenlijk alles wat je als vaardigheid moet kunnen uitvoeren als arts.Wat ik net omschreven heb is de basis van deze functie, maar er is nog veel meer mogelijk! Zo zijn er werkgroepen die een nieuw curriculum ontwikkelen of gaan over de internationalisering hiervan. Er zijn collega’s die zich bezighouden met het (simulatie)patiëntencontact voor studenten of die mentor- of tutorrollen uitvoeren. Er is dus heel veel mogelijk. Veel collega’s zijn hiernaast nog actief in de praktijk als bijvoorbeeld bedrijfsarts.
Hoe zien jouw dagen eruit als docent Klinische Vaardigheden?
Dit verschilt enorm. Een normale werkdag start om 9 uur. Dan kan ik bijvoorbeeld in de ochtend een training bewegingsapparaat geven. Hierna kan ik een overleg hebben met één van de werkgroepen waarbij ik aangesloten ben. In de middag kan ik onderwijs geven in patiëntencontact, waarbij ik opgenomen filmpjes van de studenten die een simulatieconsult hebben gehad met hen ga evalueren. Als laatst kunnen we een overleg hebben waarin alle docenten samen zitten om een bepaalde training te evalueren en om te “checken” bij elkaar waar we tegenaan lopen en of er dingen zijn die we zouden willen veranderen in de desbetreffende training. Het verschilt dus elke dag! Wat erg fijn is, is dat er ook ruimte is voor voorbereidingstijd, ik heb bijvoorbeeld tijd nodig om de simulatiepatiëntencontact filmpjes te bekijken. Ook is er, vaak in tegenstelling tot in het ziekenhuis, tijd om te pauzeren – Dit wordt ook aangemoedigd!
Heb je patiëntencontact? En zo nee, mis je dat?
We organiseren trainingen waarbij “echte” patiënten langskomen om hun verhaal te doen, waarbij de studenten de anamnese kunnen oefenen. Dit is natuurlijk anders dan een nieuwe patiënt zien in de praktijk. Op dit moment mis ik het contact nog niet zo erg, maar ik kan mij voorstellen dat dit later wel voor kan komen. Gelukkig heerst er hier een erg open cultuur waarin je dit soort dingen met gemak kan aankaarten. Je zou altijd samen naar een oplossing kunnen kijken waarin je bijvoorbeeld dit werk kan combineren met praktisch werk als arts, zoals veel van mijn collega’s doen.
Doordat je tijdens je studie geneeskunde veelal wordt blootgesteld aan het werk in het ziekenhuis, kreeg ik een (foutief) beeld dat een arts altijd in het ziekenhuis werkt.
Waarom heb je gekozen om niet als arts aan de slag te gaan? Vond je het een lastige keuze?
Het was zeker een lastige keuze. Doordat je tijdens je studie geneeskunde veelal wordt blootgesteld aan het werk in het ziekenhuis, kreeg ik een (foutief) beeld dat een arts altijd in het ziekenhuis werkt. Wat ook niet meehielp, is dat iedereen om mij heen wel leek te weten welk specialisme bij hen pasten. Bovendien heerst er binnen de geneeskunde een enorm competitieve cultuur waarbij je op een manier moet bewijzen dat jij beter bent dan de ander. Ik was tijdens de coschappen gewoon heel gemiddeld, en werd onzeker (en moe) van al mijn studiegenoten die altijd maar aan het vertellen waren over hun promotietrajecten, perfecte beoordelingen en baan-aanbiedingen. Toch, ondanks die onzekerheid en ook jaloezie, voelde ik dat ik helemaal niet hetzelfde wilde doen als hen. Ik moest actie ondernemen om uit te zoeken wat ik zélf wilde en niet maar te doen wat de rest deed.
Ik heb letterlijk en figuurlijk afstand moeten nemen van mijn studentenstad en de “geneeskunde-bubbel” en ben verhuisd naar een andere stad. Daar heb ik een andere master gevolgd, hier en daar in de sociale geneeskunde gewerkt en ben ik een half jaar op reis geweest. Na twee jaar had ik het gevoel dat ik er eindelijk helder over na te kon denken en heb ik mijn hart gevolgd. Onderwijs geven was altijd al een passie van mij, zo gaf ik bijvoorbeeld met veel plezier al seksuele voorlichting tijdens mijn studie. Ik maakte de keuze voor deze baan onder het mom van “stap voor stap”, want je kunt niet voorspellen of je dit voor de rest van je leven gaat doen. Als je ambieert om specialist te worden, wordt dit wel van je verwacht. Je moet alles op alles zetten om daar te komen. Ik merk dat bijvoorbeeld aan vriendinnen die moeite hebben om er een paar maanden tussenuit te gaan, omdat dit slecht op hun CV staat. Ik vind dat zonde van je jeugd, onafhankelijkheid, vrije tijd en vooral je mentale gesteldheid. Ik hoef geen baan waarvoor ik leef, maar ik werk om te leven (en het is mooi meegenomen dat ik mijn baan dan ook nog eens heel leuk vind). Ik merk dat deze instelling vaak gedeeld wordt bij mijn huidige baan en dat ik de ruimte heb om na te denken over hoe ik mijn toekomst verder in wil delen. Ook als ik ooit besluit een andere kant op te gaan, zullen zij de zelfontwikkeling hier alleen maar aanmoedigen.
Je hoort niet vaak dat artsen deze keuze maken. Hoe ben je bij deze functie terecht gekomen?
Ik vond het altijd al leuk om (patho)fysiologie uit te leggen aan mijn niet-medische vrienden. Tijdens mijn studie gaf ik seksuele voorlichting en merkte ik dat ik daar veel energie van kreeg. Toen ik de keuze maakte om het onderwijs in te gaan, was ik op zoek naar vacatures binnen het geneeskunde-onderwijs in Nederland. Deze worden toch vaak intern vergeven dus ik kwam al gauw weer terecht bij de universiteit waar ik ook gestudeerd heb. Achteraf ben ik hier blij mee; ik ken het systeem namelijk en dat maakt deze baan ook een stuk leuker. Als oud-student weet je waar huidige studenten tegenaan lopen.
Het zat mij de afgelopen paar jaar sowieso dwars dat veel fysiologie was weggezakt, en nu word ik betaald om alles bij te spijkeren!
Wat vind je het allerleukst aan jouw baan?
Het studeren. Ik vond het als student altijd leuk om te lezen over fysiologie en nooit erg om voor tentamens te studeren. Ik was iemand die langer de tijd nodig had vergeleken met mijn medestudenten, maar als ik eenmaal klaar was beheerste ik de stof goed en kon ik het ook reproduceren in mijn eigen taal. Daar kreeg ik energie van en dat is eigenlijk wat ik nu doe voor de kost! Voor veel van de lessen die ik geef moet ik namelijk ook weer even de boeken induiken. Het zat mij de afgelopen paar jaar sowieso dwars dat veel fysiologie was weggezakt, en nu word ik betaald om alles bij te spijkeren!
En wat het lastigst, of minst leuk?
Ik ben vrij recent afgestudeerd dus ik kom uit een cultuur waar het werktempo erg hoog ligt. Het is best lastig om af te schakelen naar een wat lager werktempo en niet meteen enorm veel taken op je te nemen. Ik ben er nog niet uit of dit een kwestie van wennen is of dat ik toch verlang naar iets erbij. Bovendien heb ik nog steeds last van onzekerheden, omdat al mijn vrienden in het ziekenhuis werken en ik mij vaak afvraag of ik dat toch ook niet eens moet proberen. Maar als ik dan bedenk hoeveel van mijn vrije tijd (en voor mij dus geluk en plezier in het leven) ik daarvoor op moet geven, ben ik toch blij dat ik ooit de keuze heb gemaakt dat niet te doen.
Als je ook maar een greintje twijfel hebt, is het al de moeite waard om uit te zoeken waar dat vandaan komt.
Tot slot; heb je tips voor (jonge) dokters die twijfelen over hun opleidingskeuze?
Laat je niet leiden door andere studenten die goed in het ziekenhuis passen en daar heel mondig over zijn. Als je ook maar een greintje twijfel hebt, is het al de moeite waard om uit te zoeken waar dat vandaan komt. Uiteindelijk moet jij namelijk leven met de beslissing die je hebt gemaakt. Realiseer je dat de zorg in het ziekenhuis helaas niet meer alleen uit heroïsche taken bestaat, maar je ook moet dealen met een berg administratie, hiërarchie en onregelmatige diensten (dag, spontane uitjes). Tevens kreeg ik tijdens coschappen het gevoel dat bij veel specialisten, basisartsen en studenten het idee heerst dat bijvoorbeeld sociaalgeneeskundigen minderwaardig zijn ten opzichte van artsen die in het ziekenhuis werken. Dat is natuurlijk onzin, laat je daar niet door beïnvloeden! Denk goed na over wat jou gelukkig maakt en laat je niet opjagen door een ander. En misschien nog het belangrijkste: je hebt tijd! Je werkt tot je 67ste, dus je kan echt wel wat jaren nemen om uit te zoeken welke baan bij jou past.
*Op verzoek van de auteur is er gebruik gemaakt van een pseudoniem. De echte naam is bekend bij de redactie. Lijkt jou dit werk ook leuk? Heb je vragen aan de auteur? Stuur ons een berichtje voor contactgegevens.